dinsdag 7 oktober 2025

Zanglijster eet zwarte appelbessen

 




















Ad Kolen


Zanglijster eet zwarte appelbessen


Tijdens mijn vogeltelling vanmorgen in de Dongevallei in het stadsdeel de Reeshof in Tilburg, eet een vogel van de zwarte bessen in een struik aan de rand van het riviertje de Donge. Een deel van de bladeren is rood verkleurd en de bessen zijn zwart. De vogel heeft het formaat van een lijsterachtige, mogelijk een koperwiek; die is ook alweer terug. Na geruime tijd krijg ik de vogel goed in beeld. Het is duidelijk een zanglijster. De struik met de zwarte bessen doet me even denken aan een kornoelje of de Amerikaanse vogelkers. Voor de laatste soort komt de manier waarop de vruchten hangen me vreemd voor en de vorm van het blad is ook niet wat ik me herinner. Zowel de vogel als de struik met bessen goed kunnen fotograferen, zo is het op naam brengen met Obsidentify eenvoudig.


De zwarte appelbes (Aronia melanocarpa) is de uitkomst. Na meerdere controles kan ik dat bevestigen. Enkele kenmerken zijn zichtbaar op de foto. De bessen hebben aan de top 5 inkepingen in de vorm van een sterretje. Ook de langwerpige, eironde bladeren (3-7 cm) met een fijn gezaagde bladrand zijn vastgelegd.


De zwarte appelbes komt van nature voor in het oosten van de Verenigde Staten en in Canada. De plant is ingevoerd in Nederland en de rest van Europa. Buiten op de kleigronden komt de appelbes verspreid over ons land voor, vooral in laagveenmoerassen, en kan deze zich snel uitbreiden. Hij wordt nu als een invasieve exoot gezien, maar is nog steeds te koop als sierplant en wordt aangeplant in voedselbossen. De zwarte appelbes is goed voor het maken van jam en verschillende soorten gebak.


De zanglijster (Turdus philomelos) is een jaarvogel in ons land. De meeste van onze broedvogels trekken naar het zuiden om de winter door te brengen, samen met grote groepen doortrekkers uit Scandinavië.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl




zondag 5 oktober 2025

Dongevallei broedvogels 2025





























Ad Kolen



Dongevallei broedvogels 2025


Stabiel aantal territoriumsoorten maar wel sterke wisselingen in die soorten

Lichte dip in de totalen van de vastgestelde territoria

Stabiel aantal fuut & meerkoet
Hoog aantal zwartkop & roodborst
Laag aantal houtduif & Grote Canadese gans




De Dongevallei

De Dongevallei is aangelegd als een ecologische verbindingszone tussen de natuurkerngebieden Regte Heide/Riels Laag en de Lange Rekken. Van 1996 tot 2000 zijn de werkzaamheden voor de aanleg van de Dongevallei uitgevoerd tussen de spoorlijn Tilburg-Breda en het Wilhelminakanaal in het Tilburgse stadsdeel de Reeshof. Het meest noordelijke deel ging als eerste op de schop. Aan beide zijden van de genormaliseerde en verplaatste beek is van een strook van ongeveer 75 meter de overbemeste bovenste laag grond afgegraven. De loop van de beek is meanderend gemaakt, plaatselijk verlegd en opgesplitst om een groot eiland te creëren. Er zijn diverse poelen van uiteenlopend formaat gegraven, er zijn open vlaktes gecreëerd en permanente laagtes aangelegd met het oog op ruigtes en hooilandvegetaties.
 


Broedvogels vastgelegd volgens richtlijnen BMP

Vanaf het voorjaar van 2004 heb ik in de Dongevallei de aantallen en de soorten broedende vogels vastgelegd, volgens de richtlijnen van het Broedvogel Monitoring Project (BMP) van Sovon. Bij het vaststellen van territoria wordt op het broedgedrag van de vogels gelet. Tijdens elke van de 8 telronden in het broedseizoen, beginnend bij zonsopgang, worden ter plekke de gegevens van mogelijke broedvogels in de app Avimap ingevoerd. Dan zijn ‘nest-indicerend, geldige waarnemingen, datumgrenzen, fusie-afstanden, territorium-indicerend en minimale eisen’ de termen die gelden als doorslaggevende factoren. Al die verzamelde gegevens worden aan het einde van het broedseizoen via automatische clustering omgezet in territoria. 



22e keer, 37 soorten broedvogels

In 2025 zijn door mij voor de 22e keer de broedvogels gemonitord in de Dongevallei. Tijdens een droog, zonnig en warm voorjaar zijn van 37 verschillende vogelsoorten territoria vastgesteld. Dat is nagenoeg gelijk aan het gemiddelde aantal territoria van eerdere jaren. De som van alle territoria in 2025 is 197. Dat is boven het gemiddelde (185) van de voorgaande jaren. Tijdens de hele reeks tellingen vanaf 2004 zijn van 63 vogelsoorten territoria vastgesteld. Dan ontbreken dus 26 vogelsoorten in 2025: knobbelzwaan, zwarte zwaan, grauwe gans, torenvalk, fazant, kleine plevier, kievit, watersnip, koekoek, kuifleeuwerik, gele kwikstaart, witte kwikstaart, blauwborst, zwarte roodstaart, roodborsttapuit, zanglijster, bosrietzanger, spotvogel, braamsluiper, bonte vliegenvanger, staartmees, wielewaal, kauw, putter, kneu en rietgors. Van 3 van deze vogelsoorten: grauwe gans, kleine plevier en staartmees zijn wel waarnemingen genoteerd in dit broedseizoen, maar die zijn niet voldoende voor het vaststellen van een territorium. Ook de 2 waarnemingen van een buizerd in dit broedseizoen zijn daar onvoldoende voor.  De aantallen vastgestelde territoria worden per soort tussen haakjes vermeld.




















Jonge fuut


Van fuut tot kuifeend

Fuut (4): Het hoogste aantal futen met een territorium 5 is in 2020 vastgesteld. Dit jaar gaat het om 4 territoria, waarvoor talrijke bewijzen zijn verzameld: paren futen, broedende futen op eieren en pas uitgekomen jonge futen. 
Knobbelzwaan (0): Van de knobbelzwaan zijn in 2025 door mij geen territoria vastgesteld. In het meest noordelijke deel verbleef één paar knobbelzwanen en op de plas aan de Reuverlaan bevindt zich ook langdurig één paar. Buiten wat territoriumschermutselingen zijn van beide paren geen echte aanwijzingen van broeden binnen de route vastgesteld. Ver na het broedseizoen geven omwonenden rond de plas aan de Reuverlaan aan dat een vos eieren en jongen knobbelzwanen heeft gepredeerd. 
Soepgans (1): Op een eiland van circa 4 meter lengte in het meest noordelijke deel is een broedende soepgans op een nest aangetroffen. 
Grote Canadese gans (16): 10 van de vastgestelde territoria liggen in het noordelijke teldeel en de rest in de punt van het meest zuidelijke deel. De grote Canadese gans staat zwaar onder druk in de Dongevallei door predatoren zoals de vos en bestrijding door een bedrijf ingehuurd door de gemeente Tilburg. Het aantal waargenomen donsjongen ligt dan ook erg laag dit jaar. De piek lag in 2018 met 45 territoria. 
Nijlgans (1): Talrijke nijlganzen dit jaar, waaronder eenmaal één paar met 6 donsjongen. 
Krakeend (2): Meerdere waarnemingen van paren op uiteenlopende locaties.
Wilde eend (4): Aangezien de wilde eenden die zich in het gebied ophouden vaak wisselen in aantallen, hou ik een ander criterium aan voor het vaststellen van een territorium van deze soort. De wilde eenden verplaatsen zich regelmatig en ik zie ze ook het gebied verlaten; daar bevinden zich ook niet-broedvogels onder. Het vaststellen van een territorium van de wilde eend komt altijd neer op het waarnemen van een nest, eieren of pullen. In 2025 zijn vier broedsel van de wilde eend waargenomen, bestaande uit juist uitgekomen pullen in aantallen van 4, 4, 4 en 6.
Soepeend (2): Op dezelfde dag, half mei, tweemaal een paar aangetroffen met respectievelijk 4 & 5 donsjongen soepeenden. 
Kuifeend (2): Eén vrouwtje van de 2 broedparen liet trots haar 8 donsjongen zien.

























Kuifeend met jongen


Over waterhoen, meerkoet en scholekster

Waterhoen (6): Met 6 territoria dit jaar is de trendlijn van het waterhoen stabiel, ondanks een variatie sinds 2004 tussen 2 en 9 territoria per jaar.
Meerkoet (14): Er zijn meerdere broedcodes genoteerd waarmee de 24 territoria vastgesteld zijn, zoals paren bezette nesten, nesten met eieren en pas uitgekomen donsjongen. Er is een vage daling vastgesteld van de trendlijn van de broedende meerkoet sinds 2004.
Scholekster (1): De noordelijk van de Dongevallei aangelegde reeshofweide en andere natuurontwikkelingen in de buurt zijn mogelijk de aanleiding tot de afname van de aantallen broedende scholeksters. De aantallen territoria waren tot vorig jaar redelijk stabiel (2-3). Ook de aantallen waargenomen scholekster lopen na het hoogtepunt in 2015 (70) aanvankelijk langzaam terug

























Meerkoet op nest met juv


Van Duiven tot spechten

Holenduif (1): De eenmalige waarneming van één holenduif in het juiste tijdvak is goed voor één territorium. De soort is niet eerder waargenomen in de Dongevallei.
Houtduif (6): Het aantal vastgestelde territoria is ruim gehalveerd. Eerdere jaren zijn er 12-14 vastgesteld.
Turkse tortel (2): Zoals gewoonlijk zijn de territoria van Turkse tortels in het meest noordelijke deel vastgesteld, bij hoge bomen en bebouwingen.
IJsvogel (3): Iets minder dan het voorgaande jaar, maar de ijsvogel zet zijn zegetocht 2017 voort. Na 3 jaren geen nest in de oeverzwaluwwand, wel in de buurt.
Groene specht (1): De broedgevallen van de groene specht zijn onregelmatig, geen jaarlijks vastgestelde territoria, 12 keer in de 22 teljaren.
Grote bonte specht (2): Twee vastgesteld paren van de grote bonte specht na het ontbreken tijdens 2 jaren.




























Oeverzwaluwen bij de wand

Zwaluwen:

Oeverzwaluwen (35): De oeverzwaluwwand is in 2025 voor het 3e jaar op rij bezet na de onderbreking van één jaar.



Van winterkoning tot merel

Winterkoning (8): Een flinke daling dit jaar na 3 succesvolle jaren met 13 territoria.
Heggenmus (2): De aantallen vastgestelde territoria van de heggenmus vallen in 2025 ook wat lager uit, tegen 4 vorig jaar.
Roodborst (9): De roodborst haalt dit jaar, samen met 2020, het hoogste aantal.
Merel (8): Merels wisselen in aantallen, soms 2 of 3 meer of minder, tussen 4 en 11 territoria.
















Roodborst


Zomervogels:

Kleine karekiet (3): Riet groeit niet veelvuldig in de Dongevallei. Zo blijven de aantallen broedende kleine karekieten ook beperkt; maximaal 3 tot 4 territoria worden vastgesteld.
Grasmus (2): De grasmus zet met zijn aantallen in de Dongevallei niet echt zoden aan de dijk. Het sterk opgaande bomenbestand is niet zozeer wat de soort zoekt. Het is meer een pionier van de eerste bosstadia. In de eerste jaren na de aanleg van de Dongevallei was de grasmus hier dan ook talrijker. Misschien is het gebied ook te smal voor deze vogelsoort door de in de jaren toegenomen bebouwingen rondom.
Tuinfluiter (2): Hoewel de tuinfluiter soms ontbreekt, is de trendlijn over de hele telperiode stabiel. Het hoogste aantal vastgelegde territoria is 4 (2010).
Zwartkop (8): De zwartkop is meer een vogel van struiken en oudere bomen en doet het daarom goed in de Dongevallei. Met een lichte dip dit jaar en vorig jaar is de trendlijn van het begin toch behoorlijk stijgend.
Tjiftjaf (17): Steeds meer bomen en bos bezetten het gebied; daarin doet de tjiftjaf het goed. Het hoogste aantal territoria van de tjiftjaf, 17, is in 2025 vastgesteld.
Fitis (5): Uiterlijk lijkt de fitis op de tjiftjaf, maar qua leefgebied zijn de verschillen tegengesteld. De fitis is een vogel van halfopen gebied. De voortgaande bosontwikkeling doet de fitis dan ook afnemen in de Dongevallei. Met 5 vastgestelde territoria is het beeld iets gunstiger dan het voorgaande jaar met 3 territoria


























Zwarte kraai


Over mezen, kraaien en vinken:

Pimpelmees (3): De 3 vastgestelde territoria van de pimpelmees in 2025 zijn ongeveer het gemiddelde van alle gelopen tellingen in de Dongevallei. Geen stijging in de broedende pimpelmees, wel in de jaarrond aanwezige vogels buiten het broedseizoen.
Koolmees (11): Vooral in het tweede deel van deze tellingenreeks is het aantal broedende koolmezen gestegen, met het hoogste aantal (13) in 2019.
Boomkruiper (1): De boomkruiper is sinds 2020 stabiel als broedvogel aanwezig in de Dongevallei met 1 of 2 territoria.
Gaai (1): Vanaf 2014 is de gaai een broedvogel, maar niet jaarlijks, met onderbrekingen van 1 of 2 jaren. Als jaarvogel is de gaai wel flink toegenomen.
Ekster (3): 3 vastgestelde territoria is een dip in een stabiele periode van 10 jaar met gemiddeld 5 vastgestelde territoria.                                                                   
Zwarte kraai (3): De zwarte kraai stijgt ook in jaarlijkse aantallen, maar niet in broedvogels.
Spreeuw (2): De spreeuw is in juni het meest gesignaleerd in de Dongevallei, als de jongen uitvliegen en hier foerageren. Na 2 jaren met 5 territoria zijn dit jaar maar 2 territoria van de spreeuw vastgesteld.
Vink (5): Het aantal broedende vinken is de laatste jaren in aantallen afgenomen.
Groenling (1): Ook de groenling is zowel als broedvogel als jaarvogel afgenomen.

























IJsvogel bij broedwand



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl





zaterdag 4 oktober 2025

Vogels in Tilburg enzo september 2025


Een wisselende greep uit de lijst door mij waargenomen vogels in Tilburg en omgeving, ook Midden-Brabant en soms andere delen van Nederland komen in beeld.





























Grauwe ganzen boven de Reuverplas.



Ad Kolen

September 2025

 

Boomvalk

2

De Brand-Udenhout

16-09-2025

Grauwe gans

486

Dongevallei-Tilburg

10-09-2025

Grote bonte specht

2

Dongevallei-Tilburg

10-09-2025

Grote Canadese gans

339

Dongevallei-Tilburg

10-09-2025

Grote gele kwikstaart

1

Noorderbos-Tilburg

19-09-2025

Grote zilverreiger

1

Dongevallei-Tilburg

10-09-2025

Halsbandparkiet

2

Quirijnstokpark-Tilburg

20-09-2025

IJsvogel

1

Dongevallei-Tilburg

10-09-2025

IJsvogel

1

Noorderbos-Tilburg

24-09-2025

Nijlgans

15

Dongevallei-Tilburg

10-09-2025

Ooievaar

7

Kouwenberg-Tilburg

11-09-2025

Putter

3

Dongevallei-Tilburg

23-09-2025

Roodborsttapuit

1

Hazennest-Berkel/Enschot

07-09-2025

Roodborsttapuit

4

Zwaluwenbunders-Berkel/Enschot

07-09-2025

Roodborsttapuit

1

Kouwenberg-Tilburg

07-09-2025

Sperwer

1

De Brand-Udenhout

16-09-2025

Witgat

1

Dongevallei-Tilburg

23-09-2025

 













Het noordelijk deel van de Dongevallei Reeshof Tilburg.

Reacties naar ad kolen@kpnmail.nl



donderdag 25 september 2025

De roodborsttapuit, een favoriet

 






























Ad Kolen




De roodborsttapuit, een favoriet



Op de vraag welke vogel ik het mooist vind, kan ik niet echt een uitsluitsel geven. Het uiterlijk van vogels in het algemeen, hun verenkleed, hoe het lichaam in elkaar zit, wat ze eten en hun gedrag zijn zaken die me interesseren. Dat is vooral te ervaren door het observeren van algemene, veelvoorkomende vogelsoorten. Bijvoorbeeld de verschillende soorten duiven, meeuwen en kraaiachtigen zijn prachtige studieobjecten; die kom je overal tegen. Het zelf ontdekken en ervaren wat het leven van een vogel inhoudt, is iets waar ik vaak mee bezig ben. Er zijn natuurlijk talloze vogelgidsen en monografieën van veel soorten vogels geschreven die de meest boeiende informatie bevatten. Ik verdiep me dan ook zo veel mogelijk in allerlei vogelliteratuur. Wat me vele mooie en boeiende momenten oplevert. Het zien en het beleven van bijeengebrachte vogelinformatie is nog mooier, maar niet altijd mogelijk natuurlijk. En soms ontdek je iets wat je niet direct in de literatuur terugvindt. Bijzondere ervaringen en belevenissen maken van een aantal vogelsoorten een favoriet. De roodborsttapuit is zo’n favoriet voor mij.


Ook zaden en bessen op het menu van de roodborsttapuit

Niet zozeer de zang, maar de alarmroepjes (trèk-trèk) van de roodborsttapuit doen me de oren spitsen. Bij deze inmiddels zeer bekende geluiden kijk ik snel om me heen in alle richtingen. Gewoonlijk zit hij dan op ongeveer een meter hoogte in een plantenstengel of lage struik. Als er een boom staat in het open landschap, laat hij zich vandaaruit horen. Vaak komt het geluid uit meerdere richtingen; dan is het vaak een paar dat zich dan ook nog eens in de buurt verplaatst. In het voorjaar of de zomer maakt een paar met 4 tot soms 6 jongen erg veel geluid. Het is een hectisch gebeuren; soms in paniek vliegen ze om de ouders heen en weer. Al broeden ze gewoonlijk op de bodem, een nestje heb ik nooit gevonden; het is dan ook goed verstopt. Na ruim 14 dagen op het nest worden de uitgevlogen jongen nog 1 tot 2 weken gevoederd met vooral insecten, maar ook wormen, spinnen, vlinders en slakken. Roodborsttapuiten eten ook wel zaden en bessen.


Patatvogel

Uit gesprekken met oudere Tilburgse vogelaars blijkt dat de roodborsttapuit in het verleden (tot ongeveer 1960) in Tilburg en omgeving in veel hogere aantallen voorkwam dan we ons nu kunnen voorstellen. De vele volksnamen die aan de vogel zijn gegeven, zijn daar één bewijs van. De roodborsttapuit kreeg in Tilburg en andere delen van Brabant de naam tèèrpötje, naar het vele zwart in zijn verenkleed. De roodborsttapuit is juist iets kleiner (12,5 cm) dan de vink (15 cm). Met de zwarte kop en het overwegend zwarte verenkleed in contrast met de witte halsvlekken, zwarte poten en snavel, en de oranjerode borst, is de roodborsttapuit een kleurrijke verschijning. Het feit dat de vogel vaak op akkers en aardappelvelden zijn voedsel zoekt, leverde in Vlaanderen (B) de naam patatvogel op. Het is vooral een broedvogel van de hoge zandgronden. De wetenschappelijke naam Saxicola torquata (ingedeeld bij de lijsters) is naar inzichten van deze tijd gewijzigd in Saxicola rubicola en valt onder de Muscicapidae, de vliegenvangers, met als nauw familielid het paapje.


Maaiselhopen als centrum

Mijn eerste toch wel verrassende ervaringen met de roodborsttapuit dateren uit de laatste jaren van de vorige eeuw (1997-1999). Tijdens een reeks tellingen (VWG-KNNV) in de Kaaistoep aan de zuidwestrand van Tilburg, de natuurontwikkelingsgebieden van de Tilburgse Waterleiding Maatschappij. Natuurontwikkelingsgebieden zijn vele jaren de hotspots van de roodborsttapuit geweest. Tijdens de 3 teljaren zijn steeds 3 broedparen vastgesteld in de Kaaistoep-West en mogelijk 2, maar zeker één overwinterend paar. Bijzonder was de vaststelling dat 3 maaiselhopen elk als het centrum van een territorium in gebruik waren. Ook in de winter zijn deze locaties vastgesteld als verblijfsplaats. De rottende grassen en planten (broei) zijn ook voor insecten aantrekkelijk.


5 Territoria op een 18-holse golfbaan

Een broedvogelinventarisatie (VWG KNNV) in 2000 op de golfbaan van de Efteling leverde ons 5 broedparen van de roodborsttapuit op. Tijdens de broedvogelinventarisatie van 2004 (VWG KNNV) wordt maar 1 territorium vastgesteld. Door het verdwijnen van ruigtes door successie (struikontwikkeling) en het onjuiste maaibeheer van 2003 en voorjaar van 2004 is de soort teruggedrongen tot een uiterst hoekje langs een zandpad. Wijzigingen in het leefgebied zijn hier de oorzaak van het afnemen van het aantal broedende roodborsttapuiten. In 1998 werden door RBOI-Rotterdam tijdens een broedvogelinventarisatie ook 6 broedparen vastgesteld.


4-6 overwinterende roodborsttapuiten

Het langdurige project (plan Lobelia) van herstel van de natte natuur van Huis ter Heide (Natuurmonumenten) is in 2010 afgerond. Huis ter Heide is het gebied tussen industrieterreinen in het noorden van Tilburg en het dorp De Moer, met onder andere het Leike- en het Plakkeven. Het bood, al tijdens de uitvoeringsfase, mogelijkheden voor tal van vogelsoorten en andere flora en fauna en zeker ook voor de roodborsttapuit. Door de voortdurende uitbreiding van het gebied nam het aantal territoria roodborsttapuiten toe tot 14 in 2005 en 11 in 2006. Van 2001 tot 2007 zijn jaarlijks 2-4 overwinterende roodborsttapuiten vastgesteld (W. Appels). Met zijn vraag of wel steeds dezelfde roodborsttapuiten zijn waargenomen. Mogelijk hebben zuidwaarts afzakkende soortgenoten soms een plaats ingenomen. De Roodborsttapuiten op het Leikeven waren in de meeste gevallen steeds op vaste plaatsen te vinden, vaak paarsgewijs in de nabijheid van allerhande ruigtekruiden en pitrus.


5 Ondersoorten in Europa


Mijn gedachte is dat roodborsttapuiten alleen overwinteren in zeer geschikte gebieden om hun territorium met zekerheid het volgende broedseizoen te kunnen gebruiken. Volgens de Vogelatlas van Nederland (Sovon-2018) is het aannemelijk dat de kleine aantallen overwinterende roodborsttapuiten in Nederland grotendeels lokale broedvogels betreft. De roodborsttapuit is een wijdverspreide broedvogel in Europa met 5 ondersoorten. Verder komt hij voor in het grootste deel van Eurazië tot aan China en voorbij de savannen van Afrika. De soort ontbreekt in een groot deel van Europees Rusland en Scandinavië. Ten oosten van Duitsland is de roodborsttapuit alleen broedvogel. Overwinteren doen ze in West- en Zuid-Europa en Noord-Afrika.



















Aan het einde van dit pad in het Noorderbos had in 2023 paar roodborsttapuiten een territorium.



Slechts enkele winterwaarnemingen in het Noorderbos


In 2 van mijn BMP-gebieden, waar ik ook de rest van het jaar alle vogels tweemaal per maand vastleg, zijn nauwelijks winterwaarnemingen van de roodborsttapuit aangetroffen. Het Noorderbos aan de noordrand van Tilburg, een gevarieerd gebied (110 ha) met jonge en oude aanplanten, open delen en veel water, is vanaf het begin in trek geweest bij de roodborsttapuit. Van 2003 tot en met 2014 zijn jaarlijks tussen 2 en 8 territoria vastgesteld, daarna niet meer ieder jaar. De laatste jaren alleen als er delen openvallen door kap of sterfte van bomen. Winterwaarnemingen zijn in het Noorderbos alleen in 2006 gedaan: 2 keer, 1 in januari en 2 in november.


Afname door toenemende begroeiingen


De Dongevallei is aangelegd (1996-2000) als ecologische verbindingszone langs het riviertje de Donge. Dwars door het stadsdeel de Reeshof zijn meanders, plassen, nevenstromen en bloemenweides gerealiseerd. De aanvankelijk nagenoeg kale omgeving boeide de roodborsttapuit in beperkte mate. Van 2004 tot 2010 broedde 1 of 2 paren in het gebied. In 2008 ontbrak de roodborsttapuit en na 2011 liet hij zich niet meer zien. Toenemende begroeiingen, vooral opgaande bomen en bebouwingen tot aan de rand van het gebied, maakten het onaantrekkelijk voor de roodborsttapuit. Zoals eerder beschreven, verdwijnt de roodborsttapuit als broedvogel uit een aanvankelijk geschikt biotoop door sterke wijzigingen van de omgeving.



Een ruige strook langs de Burg. Bechtweg in de Nieuwe Warande, 
een vaste verblijf- en ook broedplaats voor de roodborsttapuit.



Nieuwe kansen in agrarische gebieden

Het tegenovergestelde, het verschijnen van roodborsttapuiten als de omstandigheden in het leefgebied beter worden, heb ik ook ervaren. Op verzoek van de Stichting Nieuwe Warande bekijk ik sinds 2018 in dit grootschalige agrarische gebied ten noordoosten van Tilburg de vogels. Een gebied met veel maïsvelden en boomkwekerijen is in eerste instantie niet aantrekkelijk om te vogelen. Het merendeel van het gebied is in handen van de gemeente Tilburg. Die heeft de pachters de verplichting opgelegd bloemenranden aan te leggen. Samen met verruigde hoeken, minder intensief gebruikte graslanden en andere kleine landschapselementen als hagen en wisselende teelten maakt het voor een aantal vogelsoorten toch wel aantrekkelijk. Vanaf 2020 stel ik op 3 tot 6 uiteenlopende locaties concentraties van één of meerdere roodborsttapuiten vast. Jonge, juist uitgevlogen roodborsttapuiten zijn op enkele plaatsen in het gebied gezien. Ook op meerdere andere, vaak grootschalige, agrarische locaties in de omgeving zag ik tot mijn verrassing de roodborsttapuit.


Ook een stadsvogel


Uiteindelijk heeft dit als kort anekdote-begonnen verhaal een flinke staart gekregen. Met dit laatste item ga ik het afronden. Buiten in de Dongevallei heb ik nooit een roodborsttapuit in de stad gezien. Toch is het niet vreemd dat de soort in de stad voorkomt. Wel wat langer geleden zijn in het Leypark op de weilanden aan de Leyparkweg (nu van Buchemlaan) in maart 1976 en 11 augustus 1979 een pleisterende roodborsttapuit gezien. Later ook in oktober 1992. In 2011 en 2012 was er een territorium op de nabijgelegen bult, met waarschijnlijk jongen in 2011. Door het schaarser worden van de soort in Noord-Brabant en herinrichting van het terrein was de kans klein de roodborsttapuit weer te zien (H. Moller Pillot). Ook in Breda, vooral aan de randen, zijn in 2002-2008 5 territoria vastgesteld (uit: Vogels van Breda-2009). Hoewel het een lang verhaal is geworden, is er zeker nog meer te schrijven over deze favoriete vogel, waarvan zeker nog veel meer gegevens zijn verzameld.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl




woensdag 17 september 2025

Texel, altijd boeiend





























Ad Kolen


Texel, altijd boeiend

2-4 september 2025

Het Noord-Hollandse eiland Texel is voor een vogelaar in alle seizoenen boeiend. Al sinds 1987 bezoek ik Texel, niet jaarlijks, maar bij elkaar meerdere tientallen malen; de tel ben ik kwijt. Vaak met groepen, met mijn gezin en soms alleen. Zelfs midden in de vakantieperiode juli en augustus zijn er interessante vogels te zien voor een Brabander, zoals groenpootruiter, rosse grutto en kluut. En in betere tijden ook blauwe kiekendief en velduil.


Flitsbezoek

Het voordeel van Texel, ten opzichte van de andere Nederlandse Waddeneilanden, is dat de reis en ook de overtocht kort zijn vanuit Brabant. Het is zelfs in één dag te doen. Mijn eerste bezoek was dan ook een eendagstrip, per auto met 3 andere enthousiaste vogelaars. Een flinke rit op en neer, maar met toch voldoende ruimte om 7 uur (10.00 u. – 17.00 u.) te vogelen op het eiland. Nog tweemaal herhaalde ik dit flitsbezoek, maar dan met het openbaar vervoer; ook dat ging goed. De meeste bezoeken aan Texel duurden langer: een lang weekend, 1 of 2 weken en een enkele keer zelfs 3 weken.


Weer en tijd bepalend

Zeker op een Waddeneiland is het weer en de tijd van het jaar bepalend welke en hoeveel vogelsoorten je kunt waarnemen. Dat is zeker het geval tijdens mijn laatste bezoek in de eerste week van september dit jaar. De zangertjes zijn nauwelijks weer op gang gekomen en de wind, tot 6 beaufort, heeft duidelijk invloed. Met trein, bus en boot arriveer ik op een dinsdag, wat later dan gepland, in de Koog. Mijn bagage achterlatende in het hotel, ga ik direct op pad, met een flink deel van de middag nog voor me.

























De Muy.



Zwarte rozenbottels

Over een bekende zandweg loop ik in noordelijke richting door de Nederland en de Muy. Op de plas in de Muy bevinden zich tientallen grauwe ganzen, aalscholvers, wilde eenden en ook nog lepelaars. Aan de rand van het uitkijkpunt over de plas staan talrijke duinrozen. Die zijn nu maar half zo opvallend als in het voorjaar door de zwarte rozenbottels en de bruine stengels met doornen. De struiken blijven laag, tot hoogtes van 90 cm. Ze bloeien in mei en juni met crèmekleurige tot soms lichtroze bloemen. Vandaag zie ik ook enkele struiken met één bloeiende roos.


























De duinenrij van de Muy.


Drieteenstrandloper in beeld

Aan het einde van de plas buigt het pad af richting de kustlijn. Door de duinen bereik ik de Noordzee en loop ik langs de branding verder. Niet onverwacht komt een bekende gast in beeld, de drieteenstrandloper. Tientallen van deze kleine, maar bijzondere steltlopers foerageren op bijna speelse wijze in de vloedlijn waar water op komt en weer wegvloeit. Ze rennen als kleine speelgoedkipjes op en neer. Dit zijn voor drieteenstrandlopers de ideale omstandigheden om aan voedsel te komen. Ook bij een straffe wind zoeken ze op deze manier naar garnaaltjes, slakjes en ander klein grut dat met de golven aanspoelt. Drieteenstrandlopers bevolken in de winter de stranden van West-Europa en West-Afrika in een opvallend licht verenkleed, wat nu als overgangskleed contrastrijker zwart-wit is. Gekleed met een roodbruine kop, borst en bovendelen in sterk contrast met de witte buik, broeden ze in hoogarctische gebieden (Groenland).

























Drieteenstrandloper.



De Slufter

Al genietend van deze miraculeuze vogeltjes loop ik langs een afbuigende waterlijn de Slufter in. De Slufter staat in een permanente verbinding met de zee. De in 1885 aangelegde ”Lange Dam” was bedoeld om de zee buiten te sluiten. Tijdens een hevige storm brak de Lange Dam in 1858 op drie plaatsen door. De afsluiting van de Slufter brak nog 3 keer door. Aan het begin van de twintigste eeuw werd besloten dit gat in de duinen open te laten. Het is nu een uniek natuurgebied met een grote verscheidenheid en bij springtij met heel veel water.



























Bonte strandloper.


Het grootste deel van De Slufter is afgesloten en wordt als broedgebied beheerd en de rest van het jaar als rustgebied. Alleen het zuidelijke gedeelte is vrij toegankelijk. Aan de afsluiting grenst een uitgestrekte watervlakte van enkele centimeters diepte. Hier ontdek ik een feest, zowel voor de vogels als voor mij. Zover als ik kijken kan, zie ik ontelbare aantallen foeragerende drieteenstrandlopers, bontbekplevieren en bonte strandlopers, en hier en daar een groenpootruiter en enkele grote sterns.


























Bonte strandloper.


De bonte strandloper

De bonte strandloper was een broedvogel in ons land en broedde ook in het binnenland. In de 20e eeuw is de soort zeldzamer geworden. Nu wordt nog één (mogelijk) broedpaar vastgesteld. Het broedkleed is van boven roodbruin gevlekt met een zwarte onderbuik. De bonte strandloper is een kleine strandloper die vrij goed te herkennen is. In de winter met een grijs verenkleed en vaak ook een kleine donkere vlek op de onderbuik. Op afstand is ook te zien dat de punt van de navel iets naar beneden gebogen is. De snavel en de poten zijn zwart. De bonte strandloper kent meerdere ondersoorten. De meeste in Nederland in grote aantallen (van een kwart tot bijna een half miljoen) overwinterende exemplaren zijn van de ondersoort alpina. Die heeft zijn broedgebied in Noord-Scandinavië en Noordwest-Rusland.



























Bonte strandlopers.



Na een Texels biertje op het terras van Restaurant De Slufter laat ik me ophalen door de Texel Hopper, een prima systeem. Snel ben ik weer terug in de Koog. Nagenietend van een prima zonnige middag met enkele mooie foto-opnames als bonus.





















Zicht op de Waddenzee vanaf de Prins Hendrik zanddijk.


Veel wind 

De woensdag start met bewolking en regen. Pas na enkele uren is het droog en ga ik met een gehuurde elektrische fiets op pad. In zuidelijke richting door de aan de Koog grenzende bossen. De bossen op Waddeneilanden hebben iets bijzonders, vind ik. Naast de openheid van het eiland, met vaak veel wind, bieden de bossen geborgenheid aan kleine vogels. Als ik even stilsta, hoor en zie ik boomkruiper, goudhaan, koolmees, pimpelmees, roodborst, tjiftjaf en vink. Het waait inmiddels stevig, maar het blijft meest droog. De tocht gaat verder; bij Hoorn staan 3 kleine zilverreigers aan de rand van een plasje. Langs bekende natuurgebieden rijdende zoals De Petten, De Geul en de Mokbaai, leveren leuke waarnemingen op, zoals een bruine kiekendief die tientallen wilde eenden opjaagt. Enkele rosse grutto’s en zilverplevieren in de Mokbaai dragen nog het zomerkleed. Op de achtergrond verblijven honderden scholeksters, kleine mantelmeeuwen en grauwe ganzen. De verdere tocht over de andere zijde van het eiland, langs de Waddenzee, komt voornamelijk neer op het bekijken van het landschap. De toegenomen wind tot 6 beaufort beperkt het aantal vogelwaarnemingen. Op tijd via Oudenschild terug naar de Koog gereden om de vele regen die nog valt in de avond te ontwijken.


De Stormmeeuw

Donderdag, de laatste dag van mijn verblijf op het eiland, huur ik opnieuw een elektrische fiets; het waait me toch nog te hard. Het begin van de tocht gaat vandaag opnieuw door de bossen. In een open gebied tussen bossen gelegen, laat bij Het Alloo een groene specht zich horen, een vrij zeldzame vogel voor het eiland. Daarna rij ik vrij snel Den Burg voorbij en de Hoge Berg op richting de Waddenzee. Op een recent bewerkte akker op de Hoge Berg lopen vele tientallen meeuwen. Ze zijn allemaal van dezelfde soort, de stormmeeuw. Ze zoeken op gepaste afstand van elkaar naar voedsel. Hun middelmatige formaat ligt tussen dat van de kokmeeuw en de zilvermeeuw. De vleugels zijn een tintje grijzer dan die van deze 2 andere meeuwensoorten. Het is een vriendelijk ogende meeuw die in de winter soms ook in Brabant zijn kostje bij elkaar scharrelt.



























Stormmeeuwen op de Hoge Berg.



Na 2 koppen koffie weer droog

In het havenplaatsje Oude Schild valt de regen met bakken uit de lucht. Gelukkig is het na 2 koppen koffie in Café De Kombuis weer droog. Na een blik in de haven gaat het verder naar de noordpunt van het eiland via Utopia en langs De Schorren. Juist buiten Oudenschild door De Zandekes, een nat gebied tussen een oude en een nieuwe dijk, wat ze in Zeeland een inlaag noemen. Hier vraagt een paar kluten mijn aandacht, een van de 47 vogelsoorten die ik vandaag ondanks de stevige wind toch nog heb kunnen waarnemen. Waaronder natuurlijk talrijke lepelaars en steenlopers, en ook bijvoorbeeld oeverlopers, bruine kiekendieven, tapuiten en één cetti’s zanger.




























De Cocksdorp.



In de Cocksdorp neem ik een korte pauze om een ijsje te eten. Daarna brengt de rit over het fietspad door de duinenrij aan de westkant van het eiland me terug naar De Koog. Dan wordt het tijd om de terugreis te aanvaarden. Met de boot van 17.00 u. en een lange, doch voorspoedige treinreis ben ik laat in de avond weer thuis. Het einde van een mooi kort verblijf op het altijd boeiende Texel, met 69 verschillende vogelsoorten en de verrassende waarneming van 2 kruisbekken aan de rand van een duingebied.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl
















Ook Den Helder is druk bezocht, sommige gasten moeten buiten slapen!