donderdag 28 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Boompieper







Ad Kolen

Met dank aan Hetty Bosman voor het corrigeren van de teksten.




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien. 
 


  

Boompieper - Anthus trivialis



Parachutist
De boompieper is een zomergast in Nederland onze omgeving.Het is een onopvallend vogeltje wat zijn uiterlijk betreft. De afmetingen van de boompieper zijn gelijk aan die van de graspieper. Andere verschillen zijn er wel, zij het minimaal. Zoals alle piepers zijn ze op zicht niet eenvoudig uit elkaar te houden, ook niet voor kenners. De boompieper heeft een iets langere staart en langere smalle vleugels. De snavel is wat krachtiger en de borst geler. Het vlekkerige streeppatroon is naar onderen toe (de flanken) wat dunner dan bij de graspieper. De poten en de snavelbasis zijn roze. De bovendelen zijn bruin maar in detail gezien is het een fijn patroon van zwarte vlekjes, bruine streepjes en fijne witte lijntjes. Het beste zijn deze gelijkende soorten van elkaar te onderscheiden door de geluiden die ze maken. Het scherpe ’tiez’ en het alarmerende vaak herhaalde ’sip’ zijn typerende voor de boompieper. De zang is lang en muzikaal en eindigt op een langzaam stju stju stju. De kenmerkende balts eindigt in een parachute-achtige daalvlucht in de buurt van de plaats waar het vogeltje opsteeg.


Meer bomen in Nederland, meer boompiepers
Boompiepers broeden voornamelijk op hoge zandgronden, in hoogveengebieden, op de heide en in open bosgebieden. Langs bosranden en ook in agrarische gebieden met houtwallen, bomenrijen en bosjes bouwen ze hun nest. In lagere aantallen zijn de andere zandgronden in ons land en de halfopen duingebieden bezet. De aantallen broedvogels zijn met 50.000-80.000 broedparen (2013-2015) ongeveer gelijk aan de aantallen broedende graspiepers. Boompiepers arriveren meestal in april in de broedgebieden en brengen een of twee broedsels groot. Ze zoeken voornamelijk op de bodem hun voedsel, dat bestaat uit kleine insecten, slakjes en zaden.


Uitbreidingen en wisselingen in verspreidingsgebieden en ook verdichting van populaties heeft de soort doen toenemen sinds het vorige Atlasproject (1998-2000.) Verder terugkijkend is deze stijgende lijn al eerder ingezet gezien de 18.000 -22.000 broedparen in de periode 1973-1977 (bron: sovon.nl). De boompieper is geen echte bosvogel maar het flink toegenomen bomenbestand in ons land is wel van belang voor de soort. Jonge aanplant en meer bosranden spelen een rol in de totale toename. Grote aantallen boompiepers trekken in het voorjaar en in het najaar door ons land. De Nederlandse broedvogels trekken na het broedseizoen via het Iberische schiereiland naar de bomenrijke savannes van Afrika om te overwinteren. In de winter zijn er geen boompiepers in Nederland.


 

 Figuur 1.


Topjaar 2011
Tijdens alle teljaren is de boompieper van april tot half juli waargenomen in het telgebied. Zie figuur 1. In totaal betreft het 403 exemplaren. Met lichte schommelingen zijn de aantallen tot 2010 tamelijk stabiel. Een opmerkelijke uitschieter is 2011 met opgeteld in totaal 49 exemplaren. In dat jaar zijn de hoogste aantallen per telling waargenomen. Tien stuks tijdens de 2e telling in april. Mogelijk zijn daar nog enkele trekkers bij, maar tellingen met 8 zingende boompiepers komen in dat jaar tot in juli voor. 2011 is dus een duidelijk topjaar, ook wat de broedvogels betreft. Na dit succesvolle jaar nemen de aantallen, ook nu met schommelingen, langzaam maar zeker af. 




 Figuur 2.

Verstoring door honden
De boompieper bouwt zijn nest in een kuiltje op de bodem. Niet in een boom zoals je gezien zijn naam zou verwachten. De soort is daarmee kwetsbaar. In het Noorderbos lopen veel grote honden los. In hoeverre broedsels van boompiepers en de andere bodembroeders hierdoor verstoord worden, is niet onderzocht. Gezien de waarnemingen van door alle begroeiingen heen rennende honden is het duidelijk dat er zeker broedsel verstoord of zelfs vertrapt wordt. Daar ik gewoonlijk mijn telronden direct naar zonsopgang begin, zie ik maar een fractie van wat er zich afspeelt in het Noorderbos. De meeste honden worden in het Noorderbos later op de dag en in de avonduren uitgelaten, met concentraties in het weekend weet ik uit eigen waarnemingen.


Alleen hier om te broeden
Een zomervogel als de boompieper komt alleen naar Nederland, in dit geval naar het Noorderbos, om zich voort te planten. De periode dat ze in het Noorderbos verblijven, valt dan ook samen met de tijd die ze besteden aan het broeden. Daarna verlaten ze het gebied. De schommelingen in de aantallen waargenomen boompiepers lopen hoegenaamd gelijk met de hoogte van de vastgestelde territoria. Zie de grafieken in figuur 1 en 2.


Het zingen van boompiepers, wat territorium indicerende waarnemingen worden genoemd, moet tenminste tweemaal worden waargenomen voor het vaststellen van een territorium. Deze behoren wel binnen vastgestelde datagrenzen te vallen. In meerdere jaren zijn er 4 zingende boompiepers, op verschillende data binnen een territorium aangetroffen. Enkele malen ook vijf en zes (het maximaal mogelijke). Deze laatste, lange zangperiodes staan voor twee broedsels in één seizoen.



Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl
 
 


woensdag 27 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Huiszwaluw




Huiszwaluwen verzamelen modder voor nestbouw.



Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) 
 





Huiszwaluw - Delichon urbicum


De huiszwaluw is een kleine zwaluwsoort: hij is net iets groter dan de oeverzwaluw. De bovendelen zijn duidelijk donker, zwart met blauwe schouderveren en ook de ondervleugels zijn donkerblauw. Het onderlichaam en de keel zijn geheel wit. Het meest duidelijke kenmerk is wel de witte stuit. De oorspronkelijke broedplaatsen liggen in berggebieden met kliffen. In Nederland is de huiszwaluw gebonden aan de mens voor zijn nestplaatsen: karakteristiek nestelen ze vaak onder dakranden.


Afname en herstel
De eerste huiszwaluwen komen in april terug uit hun overwinteringsgebieden in tropisch Afrika. Het merendeel arriveert echter pas in mei. In augustus en september verlaten ze Nederland weer. Soms zijn nesten in een kolonie tot ver in september bezet. In de zeventiger jaren van 20e eeuw was de huiszwaluw met 250.000 tot 500.000 paren een talrijke broedvogel in Nederland. Minder nestgelegenheden door een gewijzigde bouwwijze van huizen (o.a. gladde afwerking en minder overstekende randen) en de afname van insecten zijn mede verantwoordelijk voor een forse terugval daarna. Pas rondom de eeuwwisseling is het tij gekeerd en volgt een licht herstel. De huidige broedpopulatie bestaat uit 70.000-100.000 paren, voornamelijk op het platteland. Omvangrijke aantallen in de steden zijn nagenoeg verdwenen, onder meer door bebouwing van braakliggende terreinen en het ontbreken van nestmaterialen. (bron: Sovon.nl)




 Figuur 1.


Voedselzoekers
Ook de huiszwaluw is, zoals de andere in dit rapport beschreven zwaluwen, geen broedvogel in het Noorderbos. In de beginjaren van de tellingenreeks is de huiszwaluw regelmatig gezien in het gebied (zie figuur 1). Uit die periode is bekend dat ze nestelen in het gehucht Vijfhuizen. De desbetreffende boerderij grenst aan de Kalverstraat, parallel aan het Noorderbos. Daarna dalen de aantallen en in een viertal jaren ontbreekt de huiszwaluw in het geheel. Op 23 augustus 2014 verblijven er eenmalig nog 26 huiszwaluwen boven het Noorderbos. Het is een groep die ergens in de buurt broedt en gezamenlijk op zoek is naar voedsel en water. Veel huiszwaluwen zijn in juli waargenomen, nog meer echter in augustus. Dan is de voedselbehoefte het hoogst en vliegen er al jongen vogels bij.

 

Reacties naar adkolen@kpnmail.nl

 

 

dinsdag 26 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Boerenzwaluw





Boerenzwaluw in ruste.


Ad Kolen



Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.)
 


 
 
Boerenzwaluw - Hirundo rustica
 
Prachtig detail
De boerenzwaluw is de bekendste en talrijkste zwaluw in ons land. De bovenzijde, de helft van de onderkant van de vleugels en ook de staart zijn blauwzwart, soms met een metaalachtige glans. De borst en een deel van de vleugels zijn beigewit. Tussen de lange staartpunten loopt aan het einde van de kortere staartveren een rij witte vlekjes. Een prachtig detail dat alleen opvalt als de staartpunten gespreid zijn. Deze zijn het langst bij het mannetje; bij het vrouwtje zijn ze wat korter en bij jonge boerenzwaluwen ontbreken ze nog.
 
Stabiel en licht herstel
De boerenzwaluw is in het laatste kwart van de vorige eeuw in aantal afgenomen. Modernisering van boerenbedrijven (hygiënemaatregelen) en voedselgebrek door intensivering van landgebruik zijn de oorzaken. Vanaf de eeuwwisseling herstelt en stabiliseert de populatie zich licht. Toenemende paardenhoudenrijen op het platteland compenseren de afname van traditionele broedlocaties voor een deel. De huidige broedpopulatie bestaat uit 210.000-280.000 broedparen. (bron: sovon.nl.)

 

Figuur 1.


 
Alleen te gast in het Noorderbos
Net zo min als de gierzwaluwen broeden ook boerenzwaluwen niet in het Noorderbos. Ze bezoeken het gebied alleen om er te eten en te drinken. In het aan de Kalverstraat grenzende gehucht Vijfhuizen en in enkele nabij gelegen boerderijen broeden boerenzwaluwen. Gedurende alle teljaren is de boerenzwaluw gezien in het Noorderbos. Zie figuur 1. Opgeteld gaat het om 505 exemplaren. De verspreidingsperiode loopt van april tot augustus. Het totaal van het aantal waargenomen boerenzwaluwen in april is laag. Tijdens 9 jaren is er zelfs geen enkele boerenzwaluw gezien in april. In mei stijgen de aantallen en ze blijven dan min of meer stabiel tot en met juni. In juli stijgt het aantal verder en het verdubbelt in augustus. De gestegen aantallen in juli en augustus zijn vooral het gevolg van grote groepen boerenzwaluwen boven de plas. Ze komen van de broedkolonies uit de omgeving. Met hun jongen foerageren en drinken ze er. In september nemen de aantallen af. Daarna verlaat de boerenzwaluw het gebied.
 
 
 
Reacties naar adkolen@kpnmail.nl
 

maandag 25 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Oeverzwaluw





Jonge oeverzwaluw in het Noorderbos, 9 juni 2017.


Ad Kolen



Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien. 
 



 
 

Oeverzwaluw - Riparia riparia

 

Kleinste zwaluw
De oeverzwaluw is de kleinste zwaluw die in onze omgeving voorkomt. Gedurende de winter verblijft hij in Afrika (de Sahel) en vanaf half april komt hij in Nederland aan om zich voort te planten. Hij broedt in zelf gegraven nestgangen in verticale zandwanden. Dat zijn van oorsprong door hoog water gevormde steile oevers van beken en rivieren. Tegenwoordig zijn het veel vaker gronddepots, afgravingen en kunstmatige nestgelegenheden. De nestgang, met een lengte van soms meer dan een meter, wordt met de poten uitgegraven. Een hele klus voor dit vogeltje. Het holletje aan het einde van de gang wordt bekleed met veertjes en grassprietjes.


De gehele bovenzijde van het lichaam, de onderzijde van de vleugels en de staartpunten van de oeverzwaluw zijn bruin. Op een duidelijke borstband na is het gehele onderlichaam wit bevederd. De staart is licht gevorkt. De vlucht is snel en wendbaar. Met sierlijke wendingen jaagt hij boven het water op insecten. Vaak is dat groepsgewijs en soms worden ze ook met andere zwaluwen, zoals de huiszwaluw, gezien.


Sterke wisselingen
De landelijke aantallen van broedende oeverzwaluwen variëren enorm. Van voor de eeuwwisseling zijn fluctuaties bekend tussen piekjaren met 25.000 en jaren met amper 4.000 broedparen. De sterke schommelingen blijven doorgaan met pieken in 2000 (32.000) en 2011 (35.000.) De sterke wisselingen worden vaak veroorzaakt door droogte in de overwinteringsgebieden. Ook langdurige regen en koude in het broedseizoen zijn van invloed op de broeduitkomsten. Natuurontwikkelingsprojecten en veranderingen aan de rivieren dragen weer bij aan toenames. In de laatste atlasperiode (2013-2015) is het aantal broedparen vastgesteld op 20.000-30.000. (bron: sovon.nl)



 Figuur 1.


Wisselende broedsuccessen in het Noorderbos
Het tellen van vliegende oeverzwaluwen boven het water is geen sinecure. Ze vliegen kriskras door elkaar voor ze de nestgangen invliegen. De aantallen genoteerde oeverzwaluwen liggen dan ook lager dan de werkelijke aantallen broedvogels.


Een van de laatste werkzaamheden bij de aanleg van het Noorderbos is het vervaardigen van een kleine kunstmatige oeverzwaluwwand. In het voorjaar van 2003 is aan de zuidzijde van de Noorderplas een klein eiland gegraven met een verticale wand. Het resultaat is in de beginjaren overweldigend: het eerste jaar zijn 32 bewoonde nestgangen vastgesteld, het tweede jaar 42. Ondanks het opnieuw verticaal afgraven van de wand in 2005 blijven broedpogingen uit op die plek.


Wel worden later in 2005 vijf bewoonde nestgangen vastgesteld op een andere plek aan de plas. Hier is zand gestort ter versteviging van een zwakke oever. De nestgangen verdwijnen na nieuwe stortingen echter onder het zand. In 2006 is de kunstmatige wand opnieuw handmatig gerenoveerd maar slechts 1 paar maakt er gebruik van. Daarna is gedurende enkele jaren het water in de plas te hoog om het eilandje te bereiken en de wand op te knappen. Dat is het einde: verruiging en begroeiing maken de wand ongeschikt.


Daarmee is het echter niet gedaan met de oeverzwaluw in het Noorderbos. In 2011 graven enkele tientallen paren een nestgang in een verse zandstorting. Een veertiental paren lijkt het te lukken. Enkele weken gaat het goed. Een (primitieve) afzetting met linten is echter niet voldoende. Op het laatst wordt de broedlocatie alsnog verstoord. Mogelijk zijn al wel enkele nesten uitgevlogen. In het laatste teljaar 2017 gaat het wel goed. Op een van de zandstortwallen is een hoop zand blijven liggen die door oeverzwaluwen bezet wordt. Na afspraken met de projectleider wordt deze locatie ontzien en verloopt het broedseizoen voorspoedig. In juni wordt een totaal van 49 territoria (bezette nestgangen) vastgesteld. Talrijke jongen vliegen uit. Tot in het begin van augustus is de wand bezet, waarschijnlijk nog met enkele tweede broedsels. Zie voor de aantallen waargenomen oeverzwaluwen figuur 1 en voor de vastgestelde territoria figuur 2.

  

 Figuur 2.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


 

zondag 24 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Veldleeuwerik








Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.)


 

  
Veldleeuwerik - Alauda arvensis

 
De veldleeuwerik is een kleine grijsbruine vogel, licht van onder en met soms wat opstaande veren op de kop. De snavel is bruin en de poten zijn roodbruin. De zangvlucht is onmiskenbaar: hangend of zwevend in de lucht stoot hij een niet aflatende stroom muzikale klanken uit. Aan die zang of gelijkende (korte) roepen wordt de soort vaak het hele jaar door herkend. Ook in zachte winters is de veldleeuwerik wel ergens in Nederland te horen.

De veldleeuwerik is een vogel van open gebieden en hij broedt voornamelijk in grasland. Door wijzigingen in het agrarisch gebruik is hij voor een groot deel overgegaan naar bouwland en heidevelden. Door verdere intensivering in de landbouw krijgt de soort het ook daar moeilijk. Heidevelden bieden nog enig perspectief. Sinds 1980 is de populatie veldleeuweriken in Europa met 60% afgenomen. In sommige landen, waaronder Nederland, nog meer. (bron: sovon.nl)


De veldleeuwerik is maar beperkt aanwezig in Noorderbos. Tijdens 4 teljaren (2006, 2010, 2011 & 2016) zijn in totaal 5 stuks waargenomen. Driemaal vallen de waarnemingen in oktober en eenmaal in maart: trekvogels die kort het gebied aandoen.

 

Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl

 

zaterdag 23 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Kleine bonte specht






Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 


 

  Kleine bonte specht - Dryobates minor

 

Niet veel groter dan een huismus
De kleine bonte specht is de kleinste van de bonte spechten. Hij is niet veel groter dan een huismus maar kleiner dan de draaihals, ook een specht. Door het contrastrijke verenkleed lijkt de kleine bonte specht wel wat groter. De wit met zwart gebandeerde rug - het ’dambordje’ - is kenmerkend voor de kleine bonte specht. Het ontbreken van rood in het verenkleed maakt het vrouwtje minder opvallend. Het mannetje heeft wel een rode kruin. Zoals van alle bonte spechten is de vlucht van de kleine bonte specht sterk golvend. De zang, die niet vaak klinkt, is een torenvalkachtig ‘kikikiki’. De roep lijkt op die van de grote bont specht maar dan zachter. De broedvogels in Nederland zijn standvogels die in de herfst en de winter soms omzwervingen maken op zoek naar voedsel. Noordelijke populaties vertonen wel trekgedrag.


Enorme landelijke toename
Sinds 1975 breidt de kleine bonte specht zich sterk uit over Noord-Brabant, Limburg en Drenthe. Ook vele andere delen van Nederland zijn inmiddels bezet, en de Biesbosch hoort daarbij. Het ouder worden van de bossen is daarvan de oorzaak. Tijdens de eerste atlasperiode (1973-1977) wordt de populatie voorzichtig op 2500 broedparen geschat. Nu (2013-2015) staat de teller op 5.000-6.500 broedparen (bron: sovon.nl).

  

 Figuur 1.

 Moeilijk waar te nemen
De kleine bonte specht is klein van formaat, heeft stille manieren en beweegt zich gewoonlijk meer op de dikke zijtakken van bomen voort dan op de stam. Een moeilijk waar te nemen soort dus. Alleen in het vroege voorjaar is hij vocaal actief en laat de korte, niet zo luide roffel horen ter afbakening van zijn territorium. De typerende baltsroep is veelal de reden dat de soort wordt opgemerkt. Op eenmaal na is dat steeds in het voorjaar op dezelfde locatie: een populierenbos in het centrum van het Noorderbos. Tijdens zes teljaren is dat ook de omgeving van het vastgestelde territorium. Een verzameling van alle waarnemingen van kleine bonte spechten tijdens de gehele telperiode staat in figuur 1. Het totaal aantal waargenomen vogels (11) is niet veel hoger dan het aantal territoria (6). Zie figuur 2. Te zien is dat alle waarnemingen in dezelfde zes jaren vallen dat er een territorium is vastgesteld.

 

Figuur 2.

Er is maar éénmaal in kleine bonte specht buiten het broedseizoen aanwezig, in augustus 2010. Overigens op een plek die ook geschikt lijkt als broedlocatie.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl

 

 

vrijdag 22 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Grote bonte specht


 
 


 

Ad Kolen



Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 





Grote bonte specht - Dendrocopos major

 

Staart als steun bij het klimmen
De grootste van de drie bonte spechten, de grote bonte specht, is niet veel groter dan een merel. Het verenkleed is zeer gevarieerd. Naast zwart op de vleugels en de staart is de onderzijde vuilwit. De vleugels met grote witte ovale vlakken hebben ook fijne witte lijnen. Met op de kop en de hals wit naast zwart is het echt een ’bonte’ specht. Het rood van de onderstaartdekveren en de rode nekvlek, alleen bij het mannetje, maken het geheel compleet. De jonge grote bonte specht heeft een rode kruin.


De korte stijve staartveren ondersteunen de vogel bij het klimmen langs stammen en takken van bomen. Het belangrijkste daarbij zijn wel de krachtige klauwen met gebogen nagels om zich vast te grijpen. De grote bonte specht heeft zygodactyle voeten: de buitenste teen wijst naar achteren en samen met de achterteen en de 2 voortenen ontstaat er een soort X-vorm. De grote bonte specht is het merendeel van jaar te horen door het scherpe en luid klinkende ‘kick kick kick’, zijn alarm- of contactroep. Het roffelen, het territoriumgeluid, klinkt vanaf het einde van de winter tot ver in het voorjaar.


Landelijke toename door meer en ouder bos
De grote bonte specht is voornamelijk een standvogel, alhoewel jonge vogels wel omzwervingen maken. Uit het verleden zijn wel kleine invasies bekend. Vermoedelijk zijn het vogels uit het noorden of het oosten, die vanwege voedselgebrek zijn vertrokken. In ’Nederlandsche Vogelen’ (1770-1829) schrijven Nozeman & Sepp dat de “Bonte Grooter Specht” de meest voorkomende specht is, naast de veel minder voorkomende kleine bonte, de groene en de zwarte specht. Over de middelste bonte specht wordt niet gerept. Ook aan aantalsschattingen doet men niet in die tijd. Ten tijde van de eerste broedvogelatlas (1973-1977) spreekt men van 10.500-17.000 broedparen van de grote bonte specht. Die aantallen zijn opgelopen tot 75.000-100.000 broedparen volgens de eind 2018 verschenen ‘Vogelatlas van Nederland’, waarvoor de gegevens van 2013 tot 2015 verzameld zijn. In de loop van de tijd zijn alle gebieden met bomen bezet door grote bonte spechten. De sterkste aanwas vond al voor de eeuwwisseling plaats door uitbreiding en het ouder worden van de bossen (bron: Sovon.nl).

 

 Figuur 1.


Beginnen zich thuis te voelen
In de 15 teljaren is een totaal van 401 grote bonte spechten waargenomen in het Noorderbos. Gemiddeld bijna 33,5 per jaar, dat is 1,4 per telling. Absoluut gezien is er een stijgende lijn in de aantallen per jaar aanwezige grote bonte spechten in het Noorderbos (zie figuur 1). Met wat schommelingen nemen de aantallen duidelijk toe. Dat gaat mijn inziens gelijk op met het ouder worden van de bomen in het gebied. Aan de randen van het Noorderbos en ook in een bosje in het midden zijn de bomen al circa 100 jaar oud. Een deel van de eikenbossen is in 1990 aangeplant en bereikt ondertussen een leeftijd waarin grote bonte spechten zich thuis beginnen te voelen. Terwijl de overige gebiedsdelen zo goed als kaal waren bij de aanvang van het tellen raken ze nu ook allemaal behoorlijk begroeid: goed voor de bosvogels.

 

 Figuur 2.

 Territoria bij oudere bomen
De aantallen broedparen lopen in de jaren iets minder sterk op dan de totalen van de waargenomen vogels. Zie figuur 2. Toch is er naast vele schommelingen ook een licht stijgende lijn te zien. Op alle locaties van de vastgestelde territoria staan oudere bomen. Soms is het wel aan de rand van een jonger bos. Het noordelijke, meer open deel van het Noorderbos aan de Kalverstraat wordt vermeden als broedgebied. Slechts in een beperkt deel daarvan is eenmalig één territorium gevestigd.

 

 Figuur 3.

Piek in maart
De grote bonte specht wordt in een aanzienlijk deel van het jaar nauwelijks opgemerkt. Hij is dan stil of hij is er gewoon niet. Het kloppen op zoek naar voedsel is vrij zacht en de bekende ‘kick kick’ laat hij blijkbaar niet altijd horen. In de grafiek (figuur 3) staat het totaal aantal waargenomen vogels per maand opgeteld over de hele telperiode. De 2e helft van het jaar is de presentie van grote bonte spechten erg laag. In de winter stijgen de aantallen tot een piek in maart. Voor het broedseizoen begint, worden paren gevormd en territoria verdeeld. Dat gaat vaak met veel kabaal en opwinding gepaard. De verdubbeling van het aantal waargenomen grote bonte spechten is dan ook niet vreemd in die periode. Uitgevlogen jongen en hun ouders houden de aantallen tot in juni tamelijk hoog. Vanaf juli dalen de waarnemingen tot de helft in de rest van het jaar.
 


Reacties naar adkolen@kpnmail.nl

 

donderdag 21 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Zwarte specht

 
 
 
 



Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 




Zwarte specht - Dryocopos martius

 
Keiharde roffel
De zwarte specht is bijna zo groot en zo zwart als de zwarte kraai. Tot aan de hals is de zwarte specht in zwarte veren gehuld en ook de poten zijn zwart. Het bovenste deel is kleurrijker met de witgrijze snavel, de lichte iris en het rood op de kop. De vuurrode kruin van het mannetje is opvallender dan de bescheiden rode achterhoofdsvlek van het vrouwtje. In de vlucht is de zwarte specht goed te herkennen aan het bijzondere profiel: slanke hals, flinke kop en snavel en brede vleugels. De vlucht is licht flapperend en in een rechte lijn. Naast het opvallende uiterlijk is het geluid zeer kenmerkend: hard en gevarieerd. Er is enige overlap met de groene specht, maar door op details te letten zijn hun geluiden goed te onderscheiden. De roffel van de zwarte specht is onmiskenbaar: gewoon keihard. Het leefgebied van de zwarte specht bestaat uit bos met bomen van verschillende leeftijden en met vaak ook naaldhout. De soort heeft een groot territorium nodig om aan de kost te komen. Hij leeft van mieren en in hout levende insecten zoals keverlarven.


 
Standvogel
De zwarte specht is een echte standvogel, die gewoonlijk heel zijn hele leven in hetzelfde territorium doorbrengt. Alleen de jonge vogel maakt flinke omzwervingen: vanaf augustus gaat hij op zoek naar een eigen territorium. Van voor- en najaarstrek is bij deze soort geen sprake. De zwarte specht is sinds 1913 in Nederland gevestigd.


Vanuit het oosten verspreidt de zwarte specht zich naar alle grote bossen op zandgronden in het oosten en het zuiden van Nederland. Het landelijke hoogtepunt ligt rond 1985. Was juist tussen 2 atlasprojecten in valt. Tijdens het project erna, 1998-2000 is vastgesteld dat er 1.100-1.600 broedparen voorkomen in ons land. Daarna volgt afname in het noordoosten van Nederland en de duinstreek wordt verlaten. Het gevolg van predatie door de havik en het invoeren van ander bosbouwsystemen waardoor minder grote kaalslagvlakten ontstaan. De zwarte specht staat nu nog als een afnemende soort te boek met 700-1.000 broedparen (2013-2 015) en winteraantallen van 2.000 tot 3.000 (Bron: Sovon.nl.)

 

 Figuur 1.


Ook broedvogel in het Noorderbos
Het Noorderbos is maar voor een beperkt deel geschikt als leef- en broedgebied van de zwarte specht. De aantallen waargenomen zwarte spechten gedurende de tellingenreeks zijn dan ook laag. Zie figuur 1.De aan de noordoostkant grenzende bossen van het gebied ’De Zandley’ vormen al jaren een goede biotoop voor deze soort. De brede randen van ’De Zandley’ behoren ook tot het telgebied. Zijn territorium strekt zich soms uit over delen van het Noorderbos. De strook gemengd bos aan de Udenhoutse weg en de ruim 25 jaar oude eikenpercelen grenzende aan de bossen van de ‘Zandley’ worden door de zwarte specht bezocht. Ook is hij soms aanwezig in de stroken met eikenhakhout onder de hoogspanningsleidingen. De luide roep van de zwarte specht is, evenals bij de groene specht, de aanleiding tot ‘het waarnemen’ van deze soort. Meerdere malen klinkt ook de roep vanuit ‘De Zandley’. Verschillende territorium indicerende waarnemingen van de zwarte specht zijn in 2013 en in 2016 goed voor het vaststellen van één territorium in het Noorderbos. Het zeer luide kloppen ter afbakening van het broedgebied is diverse malen binnen de grenzen van het telgebied gehoord.

 

Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl
 
 
 

woensdag 20 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Groene specht







Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien. 
 
 

 
 

 Groene specht - Picus viridis


Voedselspecialist
De groene specht heeft ongeveer het formaat van een gaai en is kleiner dan de zwarte specht. Het lichaam is vrij fors, de staart kort en de snavel krachtig en lang. De bovenkant van het verenkleed is groengrijs met geel. De onderkant is vaal grijzig. De kruin is bedekt met rode veren die naar achter tot aan de hals doorlopen. Rond de ogen bevindt zich een zwart masker en daaronder een zwarte snorstreep. Alleen bij het mannetje is de kern van de snorstreep rood. Verder zijn er geen zichtbare verschillen tussen de geslachten. Jonge vogels hebben een gevlekt verenkleed. Vanaf juni maken jonge vogels korte omzwervingen. De vlucht van de groene specht is diep golvend, waarbij de vleugels na een reeks slagen steeds tegen het lichaam worden gevouwen.
 

Het grootste deel van het voedsel van de groene specht bestaat uit mieren. Binnen deze beperkte voedselkeuze is deze specht niet eenkennig. Naast rode bosmieren in bosgebieden vindt de groene specht ook prooien in meer open landschap, zoals de zwarte wegmier, de gele weidemier en de glanzende houtmier (bron: nlmieren.nl). Met de krachtige en lange snavel kan de groene specht trechtervormige gaten maken in een mierenhoop of in de bodem. Daarbij kan hij zijn tong tot 10 cm ver uitsteken en zo de mieren tot ver in de tunnels volgen. De zachte punt van de tong is bedekt met slijmachtig vocht uit de speekselklieren, waaraan de mieren blijven kleven. De tong van de groene specht is dus een handige lijmstok.


Herstel na afname
De groene specht is vooral een vogel van kleinschalig agrarische landschappen met nogal wat oude bomen. Uitgestrekte bosgebieden zijn vaak alleen aan de randen bezet en rondom grote open vlaktes. In Brabant heeft de soort zich verplaatst van dichte bossen naar meer open en parkachtige landschappen. Vanaf 1975 halveerde de populatie door afname van de rode bosmier ten gevolge van vergrassingen en de toename van bramen in de bossen. Door bezetting door van populierenbos, houtsingels en andere nieuwe aanplanten nam na 1990 nam het aantal groene spechten weer toe. Verwonderlijk is hoe goed de groene specht het in heel Zeeland doet, toenemend vanaf de jaren tachtig in de vorige eeuw. Enkele jaren voor de aanvang de tellingenreeks (1998-2000) is de stand 4.500-5.500. Nu (2013-2015) staat de stand op 8.00-9.500 broedparen (bron: Sovon.nl).

  

 Figuur 1.


Vaak zwijgzaam
De groene specht is gedurende de hele 15-jarige telperiode aanwezig in het Noorderbos. Zie figuur . Met een ondergrens van 4 exemplaren en een bovengrens van 16 is de populatie min of meer stabiel. Zijn territorium is niet gebonden aan de grenzen van het gebied. Hij foerageert ook daarbuiten en heeft mogelijk daar een nest. Over de jaren is in maart, april en een deel van mei de vastgestelde presentie het hoogst. In die periode klinkt vaak de ver dragende uitbundige ‘lach’. Van juli tot half augustus blijven de aantallen tamelijk hoog door de activiteiten van de uitgevlogen jonge groene spechten. Daarna is gedurende alle teljaren de groene specht vrij zwijgzaam tot aan het begin van het nieuwe broedseizoen. De groene specht doet al vroeg in het jaar aan paarvorming en het afbakenen van zijn territorium. De waarnemingen nemen vanaf half februari dan ook weer toe!



 Figuur 2.

Stabiel
De groene specht is een echte standvogel: hij is het hele jaar aanwezig binnen een beperkt gebied. In het Noorderbos is dit te zien aan de stabiele broedpopulatie en de aanwezigheid het jaar rond. Over de hele inventarisatieperiode gaat het om 1 of 2 broedparen. /zie figuur 2.Het vaststellen van broedparen van deze soort is vrij lastig. Beide geslachten brengen het bekende ’gelach’ voort en ze verplaatsen zich snel over honderden meters. Bij het vaststellen van meer dan één territorium is steeds uitgegaan van minimaal 2 gelijktijdige waarnemingen uit verschillende richtingen.

 



Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl


 

maandag 18 februari 2019

De Vogels van het Noorderbos 2003 - 2017 IJsvogel







Ad Kolen

 

Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien. 
 
 

 
 

IJsvogel - Alcedo atthis

 

Wel 8 ondersoorten
Uit een schelle hoge roep, tisjiiii, soms enkele malen achtereen en een blauwe flits bestaat vaak de kortstondige ontmoeting met een ijsvogel. Met wat geluk en geduld is de ijsvogel met een verrekijker op afstand te volgen. Zittende in ruste op een tak langs het water valt het vogeltje ondanks de felle kleuren vaak niet op. Bij toeval kun je de duikvluchten naar vis gadeslaan. Niet al zijn pogingen zijn succesvol, zal je opvallen!


De ijsvogel (Alcedo atthis) komt wijdverbreid voor. Hij broedt in Europa, Noordwest-Afrika, Azië, en Indonesië tot de Solomon-eilanden. Vogelpopulaties met een groot verspreidingsgebied bestaan uit diverse ondersoorten. Er worden 8 ondersoorten ijsvogels onderscheiden die qua uiterlijk enigszins verschillen. De Europese ondersoort is de Alcedo atthis ispida. De Alcedinidae (de familie van de ijsvogels) zijn gedrongen vogels met een korte hals, meestal korte staart, grote kop en een lange sterke dolksnavel. Gewoonlijk zijn ze fel gekleurd, maar soms ook valer. Sommige zijn aquatisch, foerageren op vis. Andere terrestrisch, leven in savannen en bossen en eten insecten en gewervelde dieren. IJsvogels vallen onder de orde Coraciiformes - Scharrelvogels, met 93 soorten.
 

Niet veel groter dan de huismus
Onze ijsvogel heeft een lengte van 16,5-17,5 cm, niet veel groter dan de huismus van 14-16 cm. De ijsvogel lijkt door de grotere kop en langere snavel veel forser dan de huismus. De kopveren van de ijsvogel sluiten in een punt aan met de rugveren, wat de indruk van een grotere kop versterkt. De borst heeft een roodbruine kleur die doorloopt tot de buik en de onderstaart dekveren. Buik en onderstaart vormen één geheel.

 
Aantallen bepaald in de winter
IJsvogels nestelen meestal in het oosten en zuiden van het land langs langzaam stromende beken met steile wanden. Na een paar zachte winters komt er echter aanzienlijke aantal tot broeden in minder klassieke biotopen, ook in het westen en noorden van het land, vooral waar veel kunstmatige nestgelegenheden zijn aangelegd. Onder invloed van watervervuiling - en de strengste winter van de eeuw (1962/63) - is de stand in de jaren zestig van de twintigste eeuw gedecimeerd. Weliswaar met enkele dips ten gevolge van koude tot strenge winters herstelt de soort zich in het laatste kwart van de eeuw. Een opeenvolging van zachte tot zeer zachte winters in combinatie met verbeterde broedomstandigheden - schoner water en herstel van natuurlijke beekoevers - doet de soort goed. In het topjaar 2008 nestelen er naar schatting meer dan 1000 paren in ons land (bron: Sovon.nl). Behoorlijk koudere winters doen de stand weer dalen. Na de winter van 2008/2009 resteert in Brabant nog maar 25% van de populatie.

 
Standvogels en gasten
IJsvogels blijven in Nederland na het broedseizoen in hun broedgebied of zwerven rond, gewoonlijk over korte afstanden. Tussen eind augustus en half oktober stijgt het aantal ijsvogels behoorlijk door aanvulling van vogels uit het buitenland. Door wegtrek en sterfte dalen de aantallen daarna weer. De aantallen vermeldt in de Vogelatlas van Nederland (2013-2015) bedragen 400-1.200 broedparen en 1.500-4000 ijsvogels in de winterperiodes (bron: Sovon.nl).








 Figuur 1.




Biotoop groter dan het Noorderbos
De ijsvogel is vaak schuw en meestal niet eenvoudig waar te nemen. Mogelijk liggen de werkelijke aantallen dan ook hoger dan wordt vastgesteld. Een ijsvogel wordt meestal gedetermineerd na het horen van de roep en/of het zien van het opvallende vlieggedrag: laag over het water scherend. Verder is het kleurrijke uiterlijk wel opvallend! Ook in de jaren dat er ijsvogels broeden in het Noorderbos en er mogelijk jongen uitvliegen, liggen de waargenomen aantallen tamelijk laag. Daaruit blijkt dat de territoria van de broedende paren tot buiten het telgebied reiken en dat ze daar ook regelmatig verblijven. Verschillende vertakkingen van de Zandley, tussen de Stokhasseltlaan en de Midden-Brabantweg, behoren niet tot het telgebied. Ook aan de randen van de waterzuiveringsinstallatie Tilburg-Noord komt de ijsvogel voor. En ook een flink deel van de Zandley, grenzende aan de Udenhoutse weg, valt buiten de telroute. Kortom het geschikte leefgebied van de ijsvogel strekt zich ver buiten het Noorderbos uit!





 
 Figuur 2.

Bijzondere nestlocatie
In de periode dat de ijsvogel enorm floreerde in het hele land - tot en met 2008 - is ook de populatie in het Noorderbos er goed uitgekomen. Zie figuur 2. In 2008 zijn er zelfs 2 territoria vastgesteld. Het bijzondere in dat jaar en ook in 2005 is de locatie van het nest. Drie keer is het nest gegraven boven een ‘duiker’ in de Zandley: een rechthoekige betonnen constructie waar water doorstroomt en waarvan de bovenzijde met ongeveer een meter zand bedekt is. Direct boven de betonnen rand, met daaronder stromend water, bevinden zich de nestingangen. Na de dip vanwege de winter van 2008/2009 herstelt de ijsvogelpopulatie in het Noorderbos zich moeizaam. Hoewel er in 2016 een territorium is vastgesteld, evenaart het aantal nog niet het niveau van 2008. Elders in de streek herstelt de populatie zich wel!




Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl




zondag 17 februari 2019

De Vogels van het Noorderbos 2003 - 2017 Gierzwaluw



  


Ad Kolen  










Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) 
 




 
 
Gierzwaluw - Apus apus
 

”Op een warme zomeravond ’racen’ een stelletje raddraaiers door de straten met veel gegier.” het is het bekende beeld als ik aan gierzwaluwen denk. De vlucht gaat laag over de huizen en hoog de lucht in. Met open bek en heel gericht vangen ze talloze insecten. Ze voeren de met speeksel aan elkaar geplakte ’insectenbal’ aan hun jongen op het nest onder een dakpan of achter een boeiboord. De gierzwaluw is een donkere vogel met lange puntige vleugels in de vorm van een sikkel. De poten zijn kort met vier stevige klauwen om zich vast te kunnen grijpen aan een muur of dakrand.


Minder en meer
De gierzwaluw verblijft ongeveer 3 maanden in onze omgeving, ruwweg van mei tot en met juli. Na het uitbroeden en grootbrengen van de jongen is de gierzwaluw begin augustus alweer onderweg naar de overwinteringsgebieden tussen Mali en Congo. Broeden doet de gierzwaluw in bebouwde omgevingen. Graag kiezen ze voor oude stadswijken en grote gebouwen. Ook relatief jonge wijken worden bevolkt, soms met hulp van kunstmatige nestgelegenheden. Het broeden van de gierzwaluw is niet eenvoudig vast te stellen Onder de uit Afrika teruggekeerde vogels zijn ook nogal wat jonge vogels die rondom de broedkolonies of losse nesten ’gieren’. Sinds 1973-1977 (50.000-85.000 broedparen) is de populatie gedaald en weer wat toegenomen tot de huidige aantallen van 40.000-60.000 in de periode 2013-2015.) De broeddichtheid van de gierzwaluw is nagenoeg een blauwdruk van de verstedelijking van ons land (bron: Sovon.nl.)




 Figuur 1.


Noorderbos, alleen om te eten en drinken
Het Noorderbos is voor de gierzwaluw alleen van belang om er te foerageren en de dorst te lessen. Broeden doet hij in Tilburg en de omliggende dorpen. Gewoonlijk is de gierzwaluw in augustus niet meer in onze omgeving te zien. Meestal vertrekken ze in de laatste dagen van juli. Op 22 augustus 2017 vliegt er echter nog één boven de Noorderplas, een doortrekker waarschijnlijk. Ik herinner me in hetzelfde jaar bijna dagelijks gierzwaluwen gezien te hebben tijdens een week in Zeeland tot en met 8 augustus, in de buurt van Zierikzee. Ook laat voor mijn gevoel. Alle overige waarnemingen van gierzwaluwen in het Noorderbos vallen in mei, juni of juli: 75 stuks in totaal. Zie figuur 1. Gewoonlijk zijn het maar enkele exemplaren, ten hoogste zes. Een uitzondering is 4 juni 2010: dan vliegt er een groep van 20 gierzwaluwen boven het gebied.

 


 
Reacties naar adkolen@kpnmail.nl