Ad Kolen
Een vuurgoudhaantje herkennen aan de witte wenkbrauwstreep
is een geweldige, maar een op zich staande ervaring. Het besef, de kennis wat
vogels maken tot wat ze zijn geeft ondergrond en waardering bij het ontdekken
van de vogelwereld. Stilstaan bij het begin, bij de basis!
Wat
is een vogel?
met twee vleugels, twee poten,
een snavel, een met
veren bedekt lichaam,
plant zich voort door eieren en is warmbloedig.’
De
toevoeging, warmbloedig is belangrijk. Vogels hebben een hoge en constante
lichaamstemperatuur (41°C.) en de voedselbehoefte is groot. Voor vliegen is
veel energie nodig. Bijzonder is ook dat vogels de urine in de vorm van
geconcentreerd urinezuur met de ontlasting uitgescheiden via de cloaca. Langs de
cloaca vinden ook de geslachtsproducten hun weg.
Veel soorten:
Vogels behoren tot een van de
klassen van de gewervelde dieren. Gewervelde dieren hebben een skelet of
graten, die vorm aan het lichaam geven. Het is een talrijke klasse. Er zijn, of
waren om en nabij de 10.000 vogelsoorten. Er zijn er flink wat soorten uit
gestorven maar soms wordt er ook nog een toegevoegd aan de lange lijst! Naast
de soorten die goed kunnen vliegen. Zijn er ook die dat niet (meer) kunnen, zoals
struisvogels en de kiwi uit Nieuw-Zeeland. Pinguïns behoren ook tot de vogels. Tot
een orde (Sphenisciformes) van niet vliegende zeevogels die alleen voorkomen op
het zuidelijk halfrond.
Archeopteryx:
In 1861 stuiten mensen bij het
delven van kalksteen in Beieren (D) toevallig op een fossiele afdruk die een
wezen in het sediment heeft achtergelaten. Zo ontdekte men, wat de wetenschap
beschouwt als de oudst bekende vogel; Archeopteryx. Het is de sluitende schakel
tussen de reptielen en de hedendaagse vogels. Men denkt dat het de 1e
aftakking is! Er weinig van fossielen van vogels bekend. Vogelbeenderen zijn
fragiel, overleven de tijd meestal al niet. Veren zijn eveneens niet goed
bestand tegen de jaren, beiden zijn kwetsbaar.
Ontbrekende schakels:
Het skelet van de Archeopteryx
vertoont grotendeels de eigenschappen van een reptiel; De lange benige staart,
klauwen aan de vleugels en naar verhouding zware botten. Het ligt voor de hand
dat deze reptieleigenschappen de theorie opwekken dat de vogels van de
reptielen afstammen. Hoe deze verandering van reptiel in vogel echter precies
is verlopen is niet echt duidelijk. We beschikken niet over fossielen die ons
over de details van deze transformatie inlichten. Er ontbreken nog schakels!
Vogelnamen:
Voor iedere vogel bestaat in Nederland een officiële naam.
Die staat op de lijst van de Nederlandse vogels. Uniformiteit is wel handig, maar
helaas verdwijnen zo veel mooie benamingen. Voor veel vogels bestonden in het
verleden meerdere namen. Met de putter en de distelvink bedoelde men dezelfde
vogel. Veel vogels hadden per streek, soms per stad of dorp een eigen naam, in
dialect! In Tilburg hoorde je namen als biediefke voor koolmees, strontpikker
voor kuifleeuwerik en teerpotje voor de roodborsttapuit. Met de dialecten
verdwijnen ook de dialectennamen van vogels. Ze zijn wel allemaal vastgelegd,
beschreven.
De taxonomie van de
merel:
Taxonomie; is het ordenen, de naamgeving van de levende
wezens. Latijnse namen of uit het Grieks gelatiniseerde namen worden daar voor
gebruikt. De opzet is dat het wereldlijk gebruikt kan worden. Carl Linnaeus
legde daar voor de basis in de 18e eeuw. De wetenschappelijke naam
bestaat gewoonlijk uit twee delen, het geslacht, het genus en de soortnaam. Waarvan
de eerste altijd met een hoofdletter geschreven wordt. De derde naam geeft een
ondersoort aan of in de plantkunde vaak een variëteit. De taxonomie van de
merel; Turdus merula.
Klasse : Aves (vogels)
Orde : Passiriformes (Zangvogels)
Familie : Turdidae (Lijsters)
Geslacht : Turdus (Lijsters)
Soort : merula (Merel)
Ondersoort : Turdus
merula azorensis (ondersoort van de Azoren.)
Typisch vogelkenmerk,
vliegen:
Vliegen is een bijzondere eigenschap van vogels. Van alle
vormen van voortbewegen vergt vliegen wel de meeste inspanning. Het hele
vogellichaam is aangepast aan de kunst van het vliegen. Weinig gewicht is het
vereiste. Zo zijn bijvoorbeeld alle skeletbeenderen hol. Ook in de snavel zijn
veel die holtes aanwezig. Vliegen kost nogal wat energie. Er is dus veel
voedsel en zuurstof voor nodig. De longen van de vogel staan in verbinding met
een uitgebreid systeem van luchtzakken. Deze lopen door het gehele lichaam met
inbegrip van de holten in de botten.
Typisch vogelkenmerk,
trek:
Hoewel ook andere organismen trekken legt geen andere
diersoort zulke grote afstanden af om zich te verplaatsen naar gunstige
broedgebieden, en weer terug! Vogeltrek is ontstaan in de ijstijden waarin vogels
geschikte gebieden weer tijdelijk konden gebruiken om te broeden en of voedsel
te zoeken.
Typisch vogelkenmerk,
zang:
Zoogdieren hebben een strottenhoofd met stembanden, die
geluid produceren als ze in trilling worden gebracht met de uitgeademde lucht. De
vogelzang ontstaat op de plek waar de luchtpijp zich splits in twee dunnere
buizen die ieder naar een long gaan. In hoofdzaak bestaat dit orgaan, de syrinx
uit de laatste 2 kraakbeenringen van de luchtpijp en de eerste 2 van bronchiën.
Daartussen bevinden zich allerlei vliezen (membranen) en spieren die een rol
spelen bij het maken van de geluiden. Een deel van de syrinx loopt langs bij
bronchiën. Er wordt wel gezegd dat vogels twee stel stembanden hebben.
Typisch vogelkenmerk,
eieren:
Eieren met een harde schaal, zoals vogels die leggen, zijn
ware kunststukjes. Het ei is zo vanzelfsprekend. We staan er niet bij stil dat
het een zelfregulerend systeem van embryo-ontwikkeling is. De kalkschaal geeft
bescherming. Het eiwit, een waterig mengsel, is vooral een stootkussen. Het
beschermt de bevruchte eicel tegen beschadigingen. Door middel van twee
strengen (hagelsnoeren) blijft het op zijn plaats. De dooier is de
brandstoftank voor de explosieve embryogroei. Het is een mengsel van vet en
eiwitten. Eierschalen kunnen allerlei kleuren hebben.
Typisch vogelkenmerk, veren:
Veren zijn onlosmakelijk verbonden met vogels. Een veer is
een unieke constructie. De draagvlakken (vlaggen) vormen met de schacht een
flexibel geheel. Dankzij een mechanisme, dat wel iets weg heeft van een
ritssluiting, kunnen splijtingen (scheurtje) in de vlaggen door poetsbewegingen
weer hersteld worden. Naast de slagpennen hebben ze allerlei soorten dekveren
en de niet minder belangrijke donsveren. Ze zorgen er voor dat vogels warm
blijven. De kleuren van de veren hebben ook functies. Schutkleuren komen veel
voor. Vrouwtjes hebben vaak een camouflagepakje wat ze nagenoeg onzichtbaar
maakt tijdens het broeden. Kleuren dienen verder ook voor de communicatie
tussen soortgenoten. Ze schrikken er rivalen mee af of trekken het andere
geslacht er mee aan. Het onderhoud van de veren is van groot belang. Ze moeten
gerepareerd, gerangschikt maar vooral ook waterafstotend gemaakt worden. Dat
doen vogels door een vettige stof uit de stuitklier met hun snavel over de
veren te verspreiden.
Hoe herken je een
vogelsoort:
Hoe herken je een vogelsoort, waar let je op? Formaat,
snavel en poten, verenkleed, vliegbeeld, lopen, zang, gezelschap en de vorm
zijn allemaal eigenschappen waaraan je een bepaalde vogelsoort herkend.
Herkenning,
formaat:
Het bepalen van de grote van een vogel is van belang om
die te kunnen determineren. De afmetingen van bekende vogelsoorten kunnen een
maatstaf zijn; Zo groot als een duif, als een merel of als een mus. Toch is het
moeilijk om het formaat van een vogel in te schatten als je geen vergelijking
kunt maken. Een solitaire kleine mantelmeeuw is op een flinke afstand niet te
onderscheiden van een grote mantelmeeuw als er geen andere vogels in de buurt
zijn.
Herkenning, snavels:
Aan de snavel, de grote, de lengte, de breedte en de vorm
is te zien wat de vogel er mee kan. Wat voor soort voedsel hij er mee kan
bemachtigen. Het is ook een deel van zijn uiterlijk waar hij aan te herkennen
is. Roofvogels en aanverwanten hebben haaksnavels om de prooi te doden. Insecteneters
hebben dunne snaveltjes zoals de boomkruipers. Van zaadeters is de snavel
dikker of soms heel stevig als van de appelvink die er kersenpitten mee kan
kraken.
Herkenning, poten:
De poten zijn ook aangepast en per soort verschillende en herkenbaar.
Met zijn scherpe nagels omklemt de Visarend zijn prooi, vaak een flinke vis,
onwrikbaar. Met zijn lange dunne poten loopt een steltloper als de Kluut over
de modder zonder weg te zakken.
Herkenning, verenkleed:
Het verenkleed is wel het meest zichtbare kenmerk van een
vogel. Vrouwtjes eenden hebben, vanwege de veiligheid tijdens het broeden, vaak
een meer bescheiden verenkleed. Het is altijd uniek voor de soort, maar ook erg
fraai. Het vrouwtje mandarijneend heeft haar eigen kenmerken. Naast de kleuren
zijn ook de tekeningen op de kop en de flanken uniek. Het mannetje
mandarijneend is prachtig met een uniek verenkleed wat alleen deze vogelsoort
bezit. Met de ’vlaggen’ die hij op de vleugels kan uitzetten maakt hij goede
sier bij de vrouwtjes.
Herkenning, vliegbeeld:
De rechtlijnige vlucht van de lepelaar is kenmerkend, met
de lepelvormige snavel is de vogel onmiskenbaar. De meest mezen hebben een golvende
vlucht. Wat ook typerend is voor meerdere spechtensoorten, maar niet allemaal.
Bij de groene specht is slechts een lichte golving te zien en de zwarte specht
vliegt helemaal in een rechte lijn. Een gaai vliegt ook in een recht lijn van
het een naar het andere bosjes. Een buizerd vliegt met onderbreking, na
meerdere vleugenslagen worden steeds zweefperiodes ingelast. De meeste andere
roofvogels hebben een constant vleugelslag. ’Bidders’ als torenvalken vormen
daar een uitzondering op.
Herkenning, zitten-lopen:
Hoe een vogelsoort zit of voor hoe hij zich voortbeweegt,
hoe hij loopt is een goed kenmerken. De drieteenstrandloper gaat in snelle
looppas met de golven op en neer over het strand. Dit geinige gedrag is een
goed kernmerk voor deze soort en al van verre te herkennen. Roeken lopen
meestal over het grasland waar ze naar bijvoorbeeld emelten op zoek zijn.
Zwarte kraaien daarin tegen ’hippen’ vaak.
Herkenning, zang:
De uitspraak; Vogels zingen zoals ze gebekt zijn is op
waarheid gebaseerd. Ieder vogel zingt zijn eigen liedje. Een gegeven waarvan bij
broedvogel inventarisaties vaak, en bij sommige vogelsoorten uitsluitend,
gebruik van wordt gemaakt, om ze vast te stellen. De sprinkhaanzanger is in het
dichte struikgewas, maar soms ook in het riet, nauwelijks te zien. Hij wordt
veelal eerder opgemerkt door zijn specifieke zang; een ratelend geluid! Roepen van
vogels vertonen vaak gelijkenissen als ze uit eenzelfde familie komen. De zang
is echter van iedere vogel uniek.
Herkenning, gezelschap:
Vogels zijn in het algemeen sociale dieren. Ganzen bij
voorbeeld leven het hele jaar samen, slapen, rusten en foerageren vaak in grote
groepen. Ook broeden doen veel vogels vaak samen, in kolonies heet dat. Dat
heeft vele voordelen. Er zijn ook soorten die nagenoeg altijd alleen leven.
Zelfs een eigen gebiedje aanhouden in de winter om verzekerd te zijn van eten.
Een roodborst is er zo een. Die jaagt, met uitzondering van het broedseizoen,
alle soortgenoten in zijn omgeving weg.
Herkenning, vorm-silhouet:
Bij slecht zich zegt de vorm, het silhouet, van een vogel
al veel. Soms kun aan de hand daarvan al zeggen dat is die vogel
waarschijnlijk. Roofvogels zijn vaak niet gemakkelijk op naam te brengen. De
afstand, die ze meestal aanhouden is daar bij bepalend. Vooral zittende is het
moeilijk. In de vlucht kun je vaak aan de vorm al veel meer herkennen. Aan de
vormen is een volwassen wespendief; kleine kop, brede lange gevingerde vleugels
en een lange staart, te herkennen.
Met al deze wetenswaardigheden in je achterhoofd is ben je
al een eind op weg. Goed kijken, en ook luisteren natuurlijk. Op de vele
details letten die aan een vogel te zien zijn en hoe die zich gedraagt. Vooraf
regelmatig in een vogelboek bladeren helpt ook de vogels buiten te herkennen.
Je hebt ze dan misschien al eens in het boek gezien. Succes; vogelen is
prachtig!
In de
nieuwsbrief ’vogelsenzo’ staan de artikelen uitgebreider.
|