maandag 12 december 2022

Vogelen begint met het ’vroege trio’

 




Ad Kolen



Het vroege trio, het eerste drietal of hoe je ze ook zou willen noemen slaat op drie vogelsoorten die veel met elkaar gemeen hebben. Ze zijn geen familie van elkaar, maar behoren wel tot dezelfde orde, de zangvogels (Passeriformes). De overeenkomsten betreffen vooral hun zang en de omgeving waar in ze voorkomen. Zowel de winterkoning, de roodborst als de heggemus laten soms al in december hun liedje horen. In de eigenlijk winterse maand, januari doen ze bij zachte weersomstandigheden ook hun best. Ook mezen zingen op een mooie winterse dag al hun liedje (tietsju-tietsju-tietsju). Maar doen dat niet zo consequent als het vroege drietal. Ze zich alle drie een zeer groot deel van het jaar horen, de heggemus in iets mindere mate.


De winter is de tijd om met vogels kijken, of te wel ’vogelen’ te beginnen. Naast het ’vroege trio’, de mezen en de lijsterachtigen zijn er niet zoveel vogelsoorten die zich dan laten horen. Vogelen is voor een groot deel gebaseerd op het herkennen van geluiden. Met veel bladloze bomen in de winter is goed de link te leggen tussen het vogeltje en het geluid dat je hoort. Horen en tegelijk zien is bij veel zangvogels in een groot deel van het jaar nauwelijks mogelijk. Als je al ver voor de aanvang van het voorjaar begint met het leren kennen van de dan aanwezige vogels heb je een flinke voorsprong als later allerlei zomergasten terug keren.


Veel lokaal voorkomende vogelsoorten klinken dan al bekend in de oren. Als je deze kunt uitsluiten vallen nieuwkomers direct op. Gelukkig komen ze niet allemaal tegelijk terug en bij veel soorten zijn de aantallen in het begin nog erg laag. De tjiftjaf kun je begin maart al horen. De grote aantallen van deze talrijke soort verschijnen echter pas na één of twee weken. De teruggekeerde of doortrekkende zanglijster laten dan ook al hun herhaalde strofen horen. Zwartkop en fitis volgen dan al snel. In toenemende mate, vooral tijdens een aaneenschakeling van zachte periodes, overwinteren er ook wel tjiftjaffen in Nederland. Bij uitzondering kun je die ook wel eens in de winter horen zingen.


De echte zomergasten als spotvogel en de grauwe vliegenvanger keren gewoonlijk vanaf half april tot ver in mei terug. Daartussen verschijnen nog allerlei soorten die hier voor nageslacht komen zorgen. Door veel buiten te zijn kun je zou stap voor stap de vele verschillende vogelsoorten leren kennen. Laat je niet ontmoedigen door de wirwar aan geluiden die je in de tweede helft van mei hoort. Het lukt dan ook niet om alle vogelsoorten die hier voorkomen in één jaar te leren. Je zult merken dat het volgende voorjaar je veel geluiden wel weer bekend voorkomen.


Terug naar het ’vroege trio’. De toename van groen in de stad heeft een positieve uitstraling op de aantallen van deze soorten. In tuinen en plantsoenen zijn ze alle drie een regelmatige verschijning. Het zijn echte stadsvogels geworden. Hoewel de heggenmus door zijn bescheiden zang en gedrag schromelijk wordt onderschat is het waarschijnlijk de talrijkste soort van de drie in de stad. Tijdens periodes van strenge vorst slinken de aantallen aanwezige winterkoningen sterk. Het aantal roodborsten stijgt in het najaar gewoonlijk fors, door trekkers en overwinteraars, die hier korte of langere tijd verblijven. Zover als bekend is trekken heggemussen alleen weg bij hoge bevolkingsdichtheden. Op het eerste gezicht is de verblijfplaats van de heggenmus gelijk aan die van de andere twee vogelsoorten.



Dat is voor een deel schijn, er zijn kleine verschillen. De heggenmus bevindt zich meestal op de bodem, alleen zingen doen ze vanaf een iets hogere positie. Gewoonlijk is dat niet veel hoger als anderhalf of twee meter. De winterkoning zingt net iets hoger vanuit het lage struikgewas tot ruim twee meter hoogte en de roodborst vaak daarboven en bij uitzondering weleens in het topje van een berk. Broeden doen ze alle drie op ongeveer gelijke hoogte; niet op de bodem naar ook niet hoger dan een meter. Foerageren geschied in dezelfde volgorde en in het algemeen ook op verschillende hoogtes. Er zijn echter wel overlappingen. Ondanks de overeenkomsten zijn het toch drie verschillende vogelsoorten met ieder een eigen karakter. Ook is iedere vogel een individu met kleine verschillen en eigenaardigheden. Ook buiten de stad komen ze vaak naast elkaar voor.





De winterkoning (Troglodytes troglodytes) is in de stad een algemene broedvogel van parken, tuinen, struiken en kreupelhout. Hij zingt vrijwel het gehele jaar door. De zang bestaat uit steeds dezelfde lange strofe met enkele hoge trillers. Voor zo'n kleine vogel produceert de winterkoning opmerkelijk veel geluid. De alarmroep is als men in het territorium komt vaak te horen, een hoge triller. Buiten de broedtijd is deze vaak korter maar bevat altijd trillers(rollers) evenals de zang. Het is een hyperactief, gedrongen, dicht dwars gebandeerd bruin vogeltje met fijne, iets naar beneden gebogen snavel en een korte, opgewipte staart. Winterkoningen eten insecten, spinnen en bessen het gehele jaar door. In de winter eten ze ook zaden. De vlucht is snorrend en rechtlijnig, doch meestal over een korte afstand.






De heggenmus (Prunella modularis) komt zeer algemeen voor in heggen, tuinen, struiken en kreupelhout in de bewoonde gebieden. De zang, een kort schril liedje, is een groot deel van het jaar te horen. Maar het meest actief zingt de heggenmus in het vroege voorjaar. Het vrijwel zonder variatie telkens weer opnieuw gezongen motiefje duurt steeds niet langer dan circa 5 à 6 seconden. Zijn roep, een hoog piepend 'stjiep' verraadt vaak zijn aanwezigheid. Dit vrij zachte schrille geluid gaat echter vaak verloren in het stadslawaai. Deze soort wordt soms voor de huismus aangezien. De heggenmus eet insecten, spinnen en in de winter vooral zaden. Dat doen ze vooral in de dekking van struikgewas. Het zijn onopvallende vogeltjes die bescheiden hun gang gaan. Bij het voedsel zoeken kruipen ze in gebukte houding over de grond.






De roodborst (Erithacus rubecula) komt algemeen voor in bossen parken en tuinen. De zang is het nagenoeg het gehele jaar te horen en bestaat uit een reeks snel achter elkaar gezongen tonen. Het is een zeer gevarieerde zang. De alarmroep, een metaalachtige korte tik, is vaak te horen. De mannetjes zijn agressief en verdedigen op felle wijze hun territorium. Hierbij zetten ze de rode bortsveren op om de indringer te imponeren. Vrouwtjes verdedigen 's winters een eigen voedselterritorium en zingen dan ook. De rode borst is gedeeltelijk grijs omzoomd, de onderdelen zijn licht en de bovenkant bruin. De uitgevlogen jongen hebben een bruin gespikkeld verenkleed; dit dient ter camouflage en voorkomt dat ze agressie opwekken bij hun roodgevoelige ouders. Roodborsten eten Insecten (spinnen) het gehele jaar door en in de winter vooral bessen en zaden.




reacties naar adkolen@kpnmail.nl



donderdag 17 november 2022

Vogelsenzo praatjes; In geuren en kleuren

 






























De smakelijke kleuren van de dennenvoetzwam.



Ad Kolen


Geuren en kleuren spreken me aan. Het zijn belangrijke onderdelen van mijn vak, dat ik bijna vijftig jaar in verschillende keukens uitoefende. Tijdens de vele uren ’buiten’ zijn de geuren en de kleuren in toenemende mate belangrijk geworden. ’In geuren en kleuren vertellen’ is over iets in uitvoerige bewoordingen en met veel bijzonderheden uitweiden. Dit gezegde geeft aan hoe belangrijk geuren en kleuren zijn. Het zijn natuurlijke hulpmiddelen waarover de meeste mensen kunnen beschikken.


Mijn vak, koken, is altijd belangrijk voor me geweest. De lokale natuur is met de jaren eveneens een aanzienlijke rol in mijn leven gaan spelen. Als vanzelf verbind ik ze al jaren met elkaar. Mijn opleidingen in de voedselsector sluiten aan op mijn interesse in de natuur. Ook in de eerste decennia van mijn leven stonden eten en de natuur dicht bij elkaar. Eieren rapen, kippen slachten, eigen konijnen eten met kerstmis. Appels, kersen, kruisbessen en boerenkool uit eigen tuin plukken. Ook de twee varkens achter in een hok in de tuin waren in die tijd vanzelfsprekende zaken waar ik mee opgroeide. Een voor een groot deel zelfvoorzienende samenleving bestond toen nog.


Ik leerde mijn vak in de praktijk met veel bijkomende zaken als grote vissen schoonmaken en in porties verdelen, een half varken uitbenen, een kwart koe in stukken snijden en daarnaast brood bakken en gebak bereiden. Door allerlei soorten groenten te bewerken kom je nader tot de plantenwereld. Alleen met het hakken van kisten peterselie, in mijn tijd als leerling, zie ik ook nu niet de link. Ik weet nog wel dat het sap dat ik moest persen uit de fijn gemaakte peterselie een geweldige natuurlijke kleurstof en smaakstof is voor sauzen, soepen en pasta’s.


Waar ik naar toe wil met dit verhaal is het belang van geuren en kleuren benadrukken. Ze spelen al mijn hele leven een rol, een meer belangrijke dan ik besefte. Mijn ogen zijn al vanaf mijn tiende levensjaar niet zo goed en ook mijn gehoor neemt al zo’n tien jaar af. Met de nodige alom verkrijgbare hulpmiddelen is er met deze tekortkomingen goed te leven. Daarentegen heeft mijn reukorgaan zich ontwikkeld als een goed en betrouwbaar hulpmiddel. Vanuit mijn vak heb ik geleerd om overal aan te ruiken om te weten of de desbetreffende voedingsmiddelen nog goed eetbaar zijn. Houdbaarheidsdata waren toen niet in gebruik. Ik ruik nog vaak aan voedingsmiddelen, soms tot ergernis van mijn echtgenote.




        De inktviszwam herken je aan zijn specifieke geur, die hij verspreidt zodra de duivelseieren zich openen.



Bij paddenstoelen kan naast allerlei kenmerken als vormen en kleuren, plaatjes of gaatjes, lamellen of stekels ook de geur soms behulpzaam zijn bij het op naam brengen van een soort. De odeurzwam heeft een opvallende geur: aangenaam fruitachtig. De kale knoflooktaling ruikt en smaakt naar knoflook. Deze paddenstoel is ook als vervanging van knoflook te gebruiken. Van de pagemantel zijn de geur en smaak radijsachtig. Tal van paddenstoelen verspreiden een onaangename geur. De stinkparasolzwam is daardoor ongenietbaar. De aan elkaar verwante stinkzwammen verspreiden een sterke aasgeur. De kleine stinkzwam wat minder maar de geur van de grote stinkzwam is niet te harden. De verwante, oorspronkelijk uit Australië afkomstige inktviszwam is nog een graadje erger. De grote stinkzwam kun je in de nazomer al ruiken voordat je hem ziet. De inktviszwam verschijnt later en die herken ik ook aan zijn specifieke geur, die hij verspreidt zodra de duivelseieren zich openen.


                                                   



























                                  Een zwavelzwam van dichtbij; Als een Brusselse of Luikse wafel met poedersuiker.


Als je eenmaal een zwavelzwam in volle glorie hebt kunnen zien, vergeet je die nooit meer. De dooiergele tot oranje flappen zijn onmiskenbaar mooi. Ook in een later, meer verdroogd stadium herken je hem aan zijn verschijningsvorm. Ze laten zich vaak zien als er geen andere paddenstoelen in beeld zijn. Naast de genoemde kenmerken hebben zwavelzwammen in veel stadia een smakelijk uiterlijk. Op enkele van mijn foto’s doen ze niet onder voor Brusselse of Luikse wafels met poedersuiker. Alleen de ruitjesvorm ontbreekt.




De roodgerande houtzwam; Met abrikozenvulling.



Enkele op naaldhout voorkomende soorten paddenstoelen hebben smakelijke kleuren. Sommige banen op de hoed van de roodgerande houtzwam kun je zomaar voor abrikozenvulling aanzien, mijn lievelingsvrucht. In de dennenvoetzwam zie ik, met wat fantasie, een grote koek met een rand van abrikoos en in het midden een donkere kersenvulling.





De platte tonderzwam; Een glorieuze smakelijke verschijning.


Als je van toetjes met chocolade houdt, ziet de platte tonderzwam er ook uit om van te smullen. Deze soort is meestal te herkennen aan de veelvuldige aanwezigheid van sporen op en bij de hoed, alsof er met een zeefje cacaopoeder is gestrooid. Er is weinig fantasie voor nodig om dan in gedachten over te schakelen naar met cacao bestrooide chocolade truffels, tiramisu, Schwarzwalder chocolade taartjes, of marsepeinen aardappeltjes met cacaopoeder. De spierwitte randen aan de hoed kunnen zo doorgaan voor vers geklopte slagroom.


Smakelijk herfstwandeling.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl




De platte tonderzwam; Als chocoladetaart met een rand slagroom.





zaterdag 12 november 2022

De heggenmus: een mysterieus kleinood

 

































Ad Kolen


Als ik in het vroege voorjaar door Tilburg Noord fiets, hoor ik overal de zang van de heggenmus. Het is een kort en eenvoudig, vrij ingetogen en zacht klinkend liedje, dat meestal door een mannetje, goed zichtbaar op de top van een struik of een lage boom, ten gehore wordt gebracht. Het verbaast me steeds weer hoeveel er in dit jaargetijde voorkomen in deze bebouwde omgeving. Tilburg Noord is een ruim opgezette wijk met veel groen. Overal, uit iedere lage begroeiing, vaak ook uit tuinen, is deze enigszins golvende melodie te horen. Het is een prettig en snel klinkend gezang, vrij schel en hoog van toon, dat toch vrij zacht klinkt.


Vaak is de heggenmus al vanaf januari te horen, maar hij zingt het meest van begin maart tot half april. Hoewel de frequentie van de zang daarna afneemt, blijft hij zingen. Maar zijn liedje wordt vaak door het ondertussen op sterkte gekomen koor van alle andere zangers overstemd. In deze periode kom ik steeds op het idee om te onderzoeken hoeveel paren zich in Tilburg Noord hebben gevestigd. Het contrast tussen de hoge aantallen heggenmussen in het vroege voorjaar en het ontbreken van waarnemingen in het grootste deel van de rest van het jaar wekt al jaren mijn nieuwsgierigheid.


De heggenmus is ongeveer even groot als de roodborst. De bovendelen en de flanken van de heggenmus zijn donkerbruin met lange zwarte strepen. De kop, nek, borst en de bovenbuik zijn grijs. De onderbuik is grijswit. Op de vleugels bevinden zich twee onopvallende strepen. De snavel is dun en zwart, de poten zijn roodbruin. Van dichtbij is te zien dat de heggenmus verrassend mooi getekend is. Het is een onopvallend vogeltje. Zijn grijsbruine uiterlijk en teruggetrokken gedrag ondersteunen dat sterk. Hij verblijft vaak onder of aan de randen van struiken. Buiten het broedseizoen valt de heggenmus niet op. Het aantal heggenmussen wordt dan ook schromelijk onderschat. Ze komen in Brabant in enorme dichtheden voor. De bebouwde gebieden zijn goed bezet, als er maar wat groen is.


De wetenschappelijke naam van de heggenmus is Prunella modularis: melodisch bruintje. Zijn zang wordt ook geëerd met lokale namen als bastaardnachtegaal, boerennachtegaal en winterzang - het vogeltje laat zich al in de winter horen. Ook hoeffluiter, piepend fietsje en blauwpieperke zijn namen die verwijzen naar het geluid dat het vogeltje produceert. De laatste stamt uit Brabant. De namen grauwke en blauwke waren in Tilburg en de rest van Brabant in gebruik en zijn gebaseerd op het uiterlijk.



              



Het verspreidingsgebied van de heggenmus beperkt zich tot Europa en West-Rusland. Van nature komt hij ook in Iran voor. In Nieuw-Zeeland is hij ingevoerd. De in Nederland broedende heggenmussen trekken deels weg. Een klein deel van de doortrekkende heggenmussen uit Scandinavië en Noord-Duitsland blijft hier in de winter hangen. Broedparen: 175.000-225.000 (2018-2020) en in de winter 300.000-600.000 exemplaren (2013-2015) volgens de Vogelatlas (2018). Dat zal zeker per jaar verschillen. Buiten het broedseizoen valt het me nooit op of er veel of weinig heggenmussen zijn. Bij de roodborst is dat altijd heel duidelijk door het geluid dat ze maken naast de zang.


Het intrigeert me dat ik de heggenmus buiten het broedseizoen nauwelijks zie - op een schaarse zichtwaarneming na. Het bij mij toch wel bekende geluid, een hoog tsie of tsi’i’i’it, valt me maar zelden op. Het is te hoog en te zacht voor mij en voor vele andere vogelaars. De heggenmus is daardoor in aantallen een ondergewaardeerde soort, zoals in zowat iedere vogelgids wordt vermeld. Daarnaast is zijn verborgen levenswijze ook een oorzaak van de schaarse waarnemingen. Als ervaren vogelaar let ik op alles wat beweegt, maar ik zie de heggenmus maar zelden op de grond, de plek waar hij volgens beschrijvingen veel zou verblijven. Het blijft frappant dat ik een zo algemene vogelsoort zo weinig waarneem!




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



zondag 6 november 2022

Vogelsenzo praatjes; Grote sponszwam

 





























Een stronk van een naaldboom met twee flinke grote sponszwam aan de flanken.


Ad Kolen


Wereldwijd zijn er circa 14.000 soorten paddenstoelen beschreven. In Nederland komen ruim 5.250 soorten paddenstoelen voor. Om iedereen te laten weten over welke soorten het gaat, zijn ze voorzien van een wetenschappelijke naam, zoals ook vogels, planten en vele andere organismen. Soms worden deze als Latijnse namen aangeduid. Dat is onjuist: hoewel de wetenschappelijke namen in het Latijn worden geschreven, zijn ze vaak uit het Grieks overgenomen en gelatiniseerd.


De hier voorkomende soorten paddenstoelen hebben ook een Nederlands naam. De algemeen bekende vormen van paddenstoelen, een hoed met een steeltje hebben de meest fraaie namen. Soorten als de grote fraaisteelgordijnzwam, de okergele stropharia, de bloedplaatgordijnzwam en de terpentijnslijmkop zijn prachtig benoemd, maar voor niet-kenners nauwelijks te herkennen. Ook echte kenners kunnen al die soorten niet zomaar op naam brengen; soms worden sporen of andere delen van een paddenstoel onder een microscoop nader bekeken om hem te kunnen determineren.































De gekroesde bladachtige elementen waaruit de bolvormige sponszwam bestaat, 
zijn vleeskleurig met okergele vlekken in het midden. 


Het is niet altijd zo moeilijk: de meeste champignons lijken op die we in de winkel kopen. Ook de oesterzwam is te koop en geen onbekende. De vliegenzwam, rood met witte stippen, kent ieder al vanaf zijn jonge jaren. Ook eekhoorntjesbrood is een bekende en tonderzwammen herkennen veel mensen ook. Daarnaast zijn er paddenstoelen waarvan het uiterlijk goed of redelijk goed aan de naam is te koppelen. Met een beetje fantasie herken je zo de judasoor. Ook de inktviszwam, die niet veelvuldig voorkomt, is met zijn tentakels niet zo moeilijk. Om de pruikzwam te herkennen is eveneens niet veel fantasie vereist. Iets meer verbeelding vereist de zwavelzwam. De sponszwam daarentegen is wel duidelijk. Die lijkt veel op de in zee groeiende natuurlijke spons (Spongia offcinalis).






























De grote sponszwam van dichtbij bekeken.


Tijdens een bijna 18 km lange wandeling ”Rondje Trappist” ten oosten van Tilburg tref ik de grote sponszwam (Sparassis crispa) aan. Het is de laatste week van oktober als er twee op een dode stronk van een naaldboom aan de oostpunt van het Galgenven zijn verschenen. Ze komen daarnaast voor aan de voet van oude levende naaldbomen, vooral dennen, fijnspar en douglasspar.


Het grootse exemplaar (ongeveer 30 cm breed) is al een beetje op zijn retour, maar de andere (circa 20 cm breed) staat er fraai bij. De gekroesde bladachtige elementen waaruit de bolvormige sponszwam bestaat, zijn vleeskleurig met okergele vlekken in het midden. Op enige afstand lijken ze op wat grauw uitziende bloemkolen. Er bestaat overigens ook een bloemkoolzwam. Bij de breedbladige sponszwam (Sparassis spathulata) staan de bladachtige elementen verder uit elkaar en zijn ze witachtig.





De grote sponszwam groeit van augustus tot in oktober en bij geïnfecteerde bomen meerdere jaren op dezelfde plaats. Het is een smakelijke consumptiezwam. De geur is sterk en kruidig, en de smaak soms een beetje branderig en nootachtig.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl





donderdag 3 november 2022

Vogelsenzo praatjes; Spekzwoerdzwam

  






















                           Een nog vrij licht getinte spekzwoerdzwam op Landgoed Ter Braakloop..



Ad Kolen


Soms is het maken van een goede foto de aanleiding om er een verhaal over te schrijven. Met het meer willen weten over het betreffende item begint het gewoonlijk. Het gaat hier om een soort paddenstoel met bijzondere eigenschappen en een welsprekende benaming, de spekzwoerdzwam (Merulius tremellosus). Een zeer gaaf exemplaar is tijdens een van de laatste dagen van oktober op een boomstronk gevonden op landgoed Ter Braakloop, bij Oisterwijk. Het is een algemeen voorkomende paddenstoel die zeker niet zeldzaam is. Hij behoort tot de saprofyten. Saprofyten leven van afgestorven delen of resten van planten. De spekzwoerdzwam treft je aan in loof- en gemengde bossen op sterk verrotte stronken en stammen van loofbomen. Hij verschijnt vooral op berk, minder op beuk en eik en andere soorten loofbomen. Zelden is naaldhout het substraat.


De spekzwoerdzwam is voor mij geen onbekende. Maar in de details heb ik me niet eerder verdiept. Jarenlang kwam ik de soort tegen tijdens mijn maandelijkse rondje door de Brand bij Udenhout. In droge jaargetijden wat minder maar daarbuiten was hij steeds in een droge sloot op een stuk rottend hout aanwezig. Sinds vorig jaar is hij er niet meer, het hout is helemaal verteerd. Terugkijkende kan ik wat losse eindjes aan elkaar verbinden. Op ongeveer dezelfde locaties was vele jaren een bruggetje bestaande uit berkenstammetjes, die zijn waarschijnlijk in de betreffende sloot beland. Dit zeg ik aan de hand van waarnemingen tijdens mijn rondje door het gebied in het begin van november. Dan tref ik in totaal driemaal spekzwoerdzwammen aan. Waarvan tweemaal in de direct omgeving van de vaste waarnemingsplek, en een op een ander plaats in de Brand. Allemaal op afgestorven berkenstammen die op de bodem liggen.






Spekzwoerdzwam klinkt voor een aantal mensen als lekker, als smakelijk. Maar dat is minder waar. Ze zijn niet giftig maar door de stevige geleiachtige structuur is deze zwam zeker niet lekker. Niet geschikt voor menselijke consumptie is de aanduiding. De buitenste witte rand heeft een zachte consistentie, taai en iets gelatineus, glibberige dus. Dat is een verklaarbare link naar de naam. De spekzwoerdzwam lijkt écht op spek! De korst is drilpudding-achtig met een doorschijnende witachtige, blauwe spekkleur en een rozig-grijze vleeskleur. Bij oudere exemplaren verkleurt het oranje naar vleesbruin.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl




zondag 30 oktober 2022

Bonte vliegenvanger op weg geholpen































Ad Kolen


Op een vrijdag in het midden van oktober krijg ik een ietwat vertwijfeld WhatsApp berichtje over een gevonden vogel. Het is van een kennis, een wandelaar die ik regelmatig ontmoet tijdens mijn vogeltellingen in het Noorderbos. ”Mijn vogeltje” is bij vrienden tegen het raam gevlogen en laat een vleugel hangen, appt ze. Gezien de beelden en de beschrijving van het gedrag is de vogel vooral uitgeput. De verwonding blijkt mee te vallen.




De vogel is vooral uitgeput (foto: Jaqueline Meijer).


De vraag om welke vogelsoort het gaat kan ik aan de hand van de eerste foto’s niet vast stellen. Op aanvullende foto’s, hoewel ze niet zo scherp zijn, is het snel duidelijk dat het om een bonte vliegenvanger (Ficedula hypoleuca) gaat. Het is een vogel in zijn eerste winterkleed. De wat toelopende lichte randen aan de top van de binnenste armpennen (tertials) zijn de kenmerken daarvan. De witte vleugelvlek is nog klein of onzichtbaar.




                            Even is het niet duidelijk om welke vogelsoort het gaat! (Foto: Jaqueline Meijer).


Het mannetje bonte vliegenvanger heeft een zwarte kop en zwarte bovendelen. Met daarnaast witte onderdelen, witte vleugelvlekken en witte buitenste staartveren is zijn verenkleed zeer contrastrijk. In Nederland zien we meestal de ondersoort met donkerbruine i.p.v. zwarte bovendelen. Het op hem lijkende vrouwtje heeft olijfbruine bovendelen. Het foerageergedrag van de bonte vliegenvanger is typisch voor vliegenvangers. Vanaf een zitplaats maakt hij korte vluchten achter insecten aan en keert dan gewoonlijk weer naar dezelfde plek terug.

                                


De vogel in een kooitje (Foto: Jaqueline Meijer).


Met het advies om de vogel een paar dagen bij te laten komen wordt hij in een kooitje gezet. In de stukjes meelworm en het water en later ook gedroogde insecten is weinig interesse. Verder gedurende de dag komt er wat beweging in de vogel. De volgende ochtend zijn de meelwormen geconsumeerd en nemen de activiteiten toe. Hij fladdert rond in de kooi en gaat op een van de stokjes zitten.

De bonte vliegenvanger is een bosvogel die in gemengde- en loofbossen broedt met een voorkeur voor oude eiken. Het is een holenbroeder die graag nestkasten bewoond. Ze broeden van Noordwest-Afrika, in grote delen van Europa, tot in Midden-Siberië. Scandinavië, de Baltische Staten en Duitsland zijn de topgebieden. In Nederland broeden ze vooral in het oosten maar in het zuiden is de verspreiding verbrokkeld. Met broedvogels in het Noorderbos, De Brand en ook in delen van de Loonse en Drunense Duinen is het wel een vogel van onze omgeving.

De Nederlandse broedvogels vertrekken eind juli / begin augustus naar West-Afrika om te overwinteren. Doortrekkers kunnen we tot half oktober waarnemen. De betreffende vogel is waarschijnlijk in Scandinavië geboren en op weg naar Afrika. Onvermoeid geraakt is de trektocht onderbroken en is deze bij een woning terecht gekomen.

Op de derde dag in de vogelkooi gaat het nog beter met de jonge bonte vliegenvanger! Bij het voederen weet de vogel te ontsnappen en vliegt weg. Na enige tijd in de tuin te hebben verbleven verdwijnt de vogel uit beeld. Hopelijk vindt hij / zij nog de weg naar Afrika!




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



zondag 23 oktober 2022

Vogelsenzo praatjes; Witte kluifzwam






'Elfenzadel'
               

 Ad Kolen




Plekken waar ik een bijzondere vogel heb waargenomen blijven in mijn geheugen gegrift. Ik kijk naar zo’n plek met de hoop dat de vogel er weer zit, of ’nog’. Dat is natuurlijk nooit zo!

Bij andere organismen komt dat wel eens voor. Zo zie ik vanmorgen tijdens een vogeltelling in het Noorderbos ongeveer vijftien witte kluifzwammen. In een grazige rand van een zandpad, op dezelfde plek waar ik ze in 2020 zag. Ik kijk er al enkele weken naar uit, prachtig om ze weer te zien! De groeiplaats is een brede bosstrook met naald- en loofbomen, voornamelijk bestaande uit eiken en grove dennen.

De witte kluifzwam heeft een witte tot zachtgele kleur met een hoed die uit onregelmatige flappen bestaat. In de voet valt op door de diepe groeven in de lengte en is bezet met een fijne viltige laag.































Deze paddenstoel werd in eerste helft van de vorige eeuw witte kluifjeszwam genoemd in het boekje ”Paddenstoelen” van G.D Swanenburg De Veye daterende uit ongeveer 1930. De wetenschappelijk naam Helvella crispa is gelijk gebleven. Het boekje zegt over de eetbaarheid van de witte kluifzwam: ”In versche exemplaren van deze en nog vele andere soorten zou het giftige helvellazuur voorkomen. Dat echter door grote vluchtigheid spoedig zou verdwijnen. Aan de aanwezigheid daarvan wordt echter getwijfeld, maar hoe het ook zij, met het eten van de rauwe zwam moet men in ieder geval maar voorzichtig zijn”. Ook boeken van een latere datum in de 20e eeuw wordt de naam kluifjeszwam gebruikt.































Een sprookjesachtige benaming voor de kluifzwammen is: "Elfenzadels", afgeleid van de wetenschappelijke benaming Elvella. Wie gelooft in elfenbankjes, paddenstoelenhuisjes en heksenkringen ziet de elven ook wel te paard gaan op deze elfenzadels. Dat past goed in verhaal dat onze voorouders nauwelijks iets wisten omtrent het ontstaan van paddenstoelen. Het plotseling verschijnen, het snelle groeien en het vermenigvuldigen zonder zaad is mysterieus. Het moest wel ontsproten zijn uit het slechte op aarde: duivels, heksen, elfen en kabouters. Dat komt dan ook vaak terug in paddenstoelennamen en zaken die er mee te maken hebben. Denk maar aan heksenkring, duivelsei, heksenboleet, satansboleet, elfenbankje, dodemansvingers en duivelsbroodrussula.

Het genus Helvella omvat naast de witte en de zwarte kluifzwam nog elf variaties kluifzwammen met onder andere de holsteelkluifzwam en de zadelkluifzwam. De laatste lijkt echt op een zadel voor elfjes. De reuzenkluifzwam en de voorjaarskluifzwam behoren tot het genus Gyromitra.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl










maandag 17 oktober 2022

Vogelsenzo praatjes; Paddenstoelen




 Vliegenzwammen


Ad Kolen



Oktober is de maand van trekkende vogels en de fraaie paddenstoelen. De aantallen trekkende vogels over onze omgeving nemen af. Minder vogels hier en in andere streken met de toenemende hoge bebouwingen in en om Tilburg zijn de oorzaken. Stedelijke bebouwingen zijn voor meerdere vogelsoorten niet aantrekkelijk, ze trekken er om heen of hoog over zodat we ze niet kunnen zien. Paddenstoelen zijn afhankelijk van water. De droogte van de laatste jaren beperkt dan ook de groei van paddenstoelen. Hoewel de herfst de tijd is van de paddenstoelen kunnen ook door het jaar heen verschillende soorten gezien worden. In een niet zo mooie zomer met wat meer regen kun je in juli-augustus de grote stinkzwam al ruiken. Bij aangename temperaturen en voldoende neerslag zijn er de verschillende soorten morieljes in het voorjaar te bewonderen. April is de maand van de voorjaarspaddenstoelen. De meeste voorjaarspaddenstoelen zijn saprofyten, de opruimers. Vanaf december tot in het voorjaar zijn de verschillende felrood gekleurde kelkzwammen te zien bij gunstige omstandigheden.




Franjeporiezwam (Polyporus squamosus)


In het merendeel van het jaar en ook in de herfst zijn door de beperkte neerslag maar weinig paddenstoelen gezien de laatste jaren. Dit jaar hebben door de wat toegenomen regenval wel wat meer van deze schimmels hun ’hoofd’ boven de bodem uitgestoken. Toch speelt de droogte nog zijn parten. Zo heb ik voor het vorige weekend een prachtige paddenstoel, een franje poriezwam op een niet zo fraaie jonge eikenboom ontdekt. Om de determinatie van de soort te bevestigen ben ik naar een paar dagen nog eens gaan kijken. Er was geen verschil te zien. De voortgaan van de ontwikkeling is mogelijk veroorzaakt door de droogte en de nog hoge temperaturen. Een paddenstoelen deskundige (Ger Bogaers) zag in het voorbije weekend meerdere paddenstoelen in een verdroogd stadium. Hier foto’s en wat nadere beschrijving van de franjeporiezwam en enkele andere soorten die ik recentelijk aangetroffen heb.















Franjeporiezwam (Polyporus squamosus)


Een niet zo grote franjeporiezwam is vorige week in een eikenbos op een dode tak van een achtergebleven lage eik in het Noorderbos tevoorschijn gekomen. Een kelkachtige verschijning, licht roodbruin met kringen van donkere spitse schubjes. De hoekige poriën lopen af naar de witachtige steel. De vindplaats voldoet aan de biotoopeisen; liggende takken en stammen van loofbomen op voedselrijke vochtige bodems. De franjeporiezwam is vrij zeldzaam en lijkt op een kleine zadelzwam met fijnere schubben, een geheel witte steel en geen opvallende geur.



















  Parelamaniet (Amanita rubescens)


Paddenstoelen zijn de vruchtlichamen van het mycelium, de zwamvlok. Ze zorgen voor de sporen (vergelijkbaar met de zaden van planten) en de verspreiding daarvan. De zwamvlok betrekt de energie en de andere noodzakelijke stoffen voor de groei uit de verrottingsprocessen van dode en levende materie van andere organismen. Paddenstoelen nemen als reducenten van alle van oorsprong organische stoffen een belangrijke plaats in de constante kringloop van natuurelementen. De paddenstoel is een lager vaatloos organisme zonder chlorofyl (bladgroen). Ze kunnen dan ook niet als planten met behulp van zon en water hun eigen energie produceren. Er zijn drie soorten schimmels (paddenstoelen); Parasieten, die op andere levende organismen leven. Saprofyten, die van organisch (rottend) afval leven. Mycorrhiza-zwammen, die in symbiose met hogere planten leven.




Vliegenzwam (Amanita muscaria)


De vliegenzwam is wel de meest bekendste paddenstoel. In onze prille jeugd leren we het versje van kabouter spillenbeen die zit te wippen op een paddenstoel, rood met witte stippen. Het rood van de hoed valt niet alleen op ten opzichte van de witte stippen ook de witte steel, met manchet is het een opvallend contrast. De witte stippen zijn restanten van het vlies waarin de hoed verpakt heeft gezeten. Maar dat alles is niet zo mooi als het eruit ziet. De vliegenzwam is een gevaarlijk individu. De paddenstoel is giftig, bevat stoffen die als zenuwgas werken en veroorzaken bewustzijnsstoornissen, ademnood en aanvallen van razernij. Overlijdens gevallen zijn echter zeldzaam. Ook enkele andere leden uit de amanietenfamilie zijn gevaarlijk zoals de groene knolamaniet, de kleverige knolamaniet en de vroege knolamaniet, die zijn dodelijk. Er zijn nog meerdere andere soorten uit deze talrijke familie die in meer of mindere mate giftig zijn. Maar er zijn ook eetbare soorten zoals de parelamaniet, de keizersamaniet en de safraanamaniet.





























         De geschubde inktzwam (Coprinus comates)

De geschubde inktzwam algemene soort die de laatste weken op verschillende plaatsen is verschenen. Hij komt voor op bemeste graslanden (ook gazons), akkers, bermen en in loofbossen, op voedselrijke en recent verstoorde bodems. Alleen jonge nog geheel witte exemplaren zijn goed eetbaar, ze zijn smakelijk. Mits men ze niet samen met alcohol nuttigt, dan kan het ’inktzwamsyndroom’ optreden. Het veroorzaakt stoornissen als een gevoel van angst, onrust, oorsuizingen, hartkloppingen en roodheid van het hoofd door verwijding van de bloedvaten. De actieve delen van de inktzwam zijn oplosbaar in alcohol. De verschijnselen duren ongeveer twee dagen, maar kunnen opnieuw optreden als weer alcoholische drank worden gebruikt. Aanvankelijk is deze inktzwam cilindrisch wit met witachtige afstaande schubben, zoals op de foto. De smalle cilinder dijt uit en rolt op door zwarte inktachtige druppels te laten vallen, waarin de sporen drijven. De geur is aangenaam kruidig en zwammig.



Heksenschermpje (Mecena rosea)


Het heksenschermpje is een plaatjeszwam behorende tot de mycena’s. Deze groep van kleine paddenstoelen met gewoonlijk een tere hoed en dunne steel bevat tientallen soorten die vaak moeilijk op naam zijn te brengen. De hoed van het heksenschermpje is 2-6 cm breed en licht tot dieproze getint. Lijkt veel op het elfenschermpje en is ook giftig. De paddenstoel komt algemeen voor en ruikt naar radijs. De groeiplaats is tussen bladstrooisel in loofbossen en gemengde bossen die voedselrijker en vaak kalkhoudend en lemig zijn. Dit exemplaar aangetroffen op een strooiselrijke strook van veel wilgen aan de rand van de Noorderplas behorende bij het Noorderbos.



Plooivoetstuifzwam (Calvatia exipuliformes)

De plooivoetstuifzwam is een vrij algemene stuifzwam. Die is opvallend zoals de meerdere gelijkende grote, licht getinte stuifzwammen. Toch is de plooivoetstuifzwam gewoonlijk eenvoudig te onderscheiden van de andere stuifzwammensoorten. Het vruchtlichaam 8-15 cm hoog, is aanvankelijk witachtig en later licht beige. Meestal bestaande uit een lang gesteeld deel met plooien en een afgeronde kop.




Echt judasoor (Auricularia auricula-judae)

Voor een judasoor is een oude vlier de algemeen bekende groeiplaats. Een legende verhaalt dat Judas, de verrader van Jezus Christus aan de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus, zich wilde verhangen aan een vlier. De broze struik knapte al snel af bij deze poging. Een stukje van het oor van Judas bleef aan een puntige tak hangen. De paddenstoel komt vooral op vlier en esdoorn. Verder kunnen we Judasoren aantreffen op levende en dode takken en stammen van allerlei soorten loofbomen in bossen en struwelen op voedselrijke gronden.





Sombere honingzwam (Armillaria ostoyae)




De twee soorten honingzwammen behoren tot het geslacht (genus) Armillaria. Ze groeien meestal in bundels op hout. De hoed en ook de steel zijn geschubd. De steel heeft vaak een ring, de sporen zijn wit. De sombere honingzwam groeit op levend en dood loof- en naaldhout. De soort is zeer algemeen vooral op de zandgronden. Hij groeit vaak in bundels en is te verwarren met de echte honingzwam en de schubbige bundelzwam. De echte honingzwam is meer geelachtig en heeft minder schubben. Ook is de echte honingzwam minder algemeen en groeit vooral op voedselrijke grond.



Amethistzwam (Laccaria amethystea)


De kleur van deze kleine zwam is lila tot violet. Dat komt ook naar voren in de wetenschappelijke naam amethystea. Deze naam dankt hij vermoedelijk aan de kwarts amethist die eenzelfde kleur heeft. De tweede naam, rode koolzwam is ook verklaarbaar. Bij droge omstandigheden verbleken ze echter en zijn dan soms bijna wit. De hoed heeft een doorsnede van 1-5 cm. In een later stadium neemt de amethistzwam vaak allerlei vormen aan. De hoed krijgt dan soms een deuk en vervormt. De amethistzwam komt vooral voor onder beuken in lanen en bossen, ook onder eiken en soms in naaldbossen op allerlei bodems.


Valse hanenkam (Hygrophoropsis aurantiaca)


De hoed is 2-6 cm breed, bleekgeel tot dieporanje gekleurd, zo ook de steel. De aflopende lamellen zijn meermaals gevorkt en de kleur is geelachtig tot oranje. De valse hanekam lijkt op de hanekam maar is niet verwant daaraan. Hij behoort tot het geslacht Xerula en de hanekam tot het geslacht Cantahrellus. Vandaar de naam valse. De hanekam of dooierzwam is meer bekend onder zijn wetenschappelijke naam cantharel. Die vooral geprezen word om zijn peperachtige smaak met de geur van abrikoos. De valse hanekam is eetbaar maar veroorzaakt bij veelvuldig gebruik darmstoornissen.



Doolhofzwam (Daedalea quercina)  


Voor mij is de doolhofzwam, qua vorm een van de mooiste paddenstoelen die in onze omgeving voorkomt. Het vruchtlichaam is meerderjarig en ziet er aan de bovenzijde, met soms een paarsige gloed niet erg fraai uit. De spoorvormende laag wel, die wordt jaarlijks vernieuwd. Die altijd fraai uitziende laag aan de onderzijde van de zwam vormt een waar labyrint. De bovenste foto toont een omgedraaide sporenvormende laag op de grotere bovenzijde van een doolhofzwam. 




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl