zaterdag 12 november 2022

De heggenmus: een mysterieus kleinood

 

































Ad Kolen


Als ik in het vroege voorjaar door Tilburg Noord fiets, hoor ik overal de zang van de heggenmus. Het is een kort en eenvoudig, vrij ingetogen en zacht klinkend liedje, dat meestal door een mannetje, goed zichtbaar op de top van een struik of een lage boom, ten gehore wordt gebracht. Het verbaast me steeds weer hoeveel er in dit jaargetijde voorkomen in deze bebouwde omgeving. Tilburg Noord is een ruim opgezette wijk met veel groen. Overal, uit iedere lage begroeiing, vaak ook uit tuinen, is deze enigszins golvende melodie te horen. Het is een prettig en snel klinkend gezang, vrij schel en hoog van toon, dat toch vrij zacht klinkt.


Vaak is de heggenmus al vanaf januari te horen, maar hij zingt het meest van begin maart tot half april. Hoewel de frequentie van de zang daarna afneemt, blijft hij zingen. Maar zijn liedje wordt vaak door het ondertussen op sterkte gekomen koor van alle andere zangers overstemd. In deze periode kom ik steeds op het idee om te onderzoeken hoeveel paren zich in Tilburg Noord hebben gevestigd. Het contrast tussen de hoge aantallen heggenmussen in het vroege voorjaar en het ontbreken van waarnemingen in het grootste deel van de rest van het jaar wekt al jaren mijn nieuwsgierigheid.


De heggenmus is ongeveer even groot als de roodborst. De bovendelen en de flanken van de heggenmus zijn donkerbruin met lange zwarte strepen. De kop, nek, borst en de bovenbuik zijn grijs. De onderbuik is grijswit. Op de vleugels bevinden zich twee onopvallende strepen. De snavel is dun en zwart, de poten zijn roodbruin. Van dichtbij is te zien dat de heggenmus verrassend mooi getekend is. Het is een onopvallend vogeltje. Zijn grijsbruine uiterlijk en teruggetrokken gedrag ondersteunen dat sterk. Hij verblijft vaak onder of aan de randen van struiken. Buiten het broedseizoen valt de heggenmus niet op. Het aantal heggenmussen wordt dan ook schromelijk onderschat. Ze komen in Brabant in enorme dichtheden voor. De bebouwde gebieden zijn goed bezet, als er maar wat groen is.


De wetenschappelijke naam van de heggenmus is Prunella modularis: melodisch bruintje. Zijn zang wordt ook geƫerd met lokale namen als bastaardnachtegaal, boerennachtegaal en winterzang - het vogeltje laat zich al in de winter horen. Ook hoeffluiter, piepend fietsje en blauwpieperke zijn namen die verwijzen naar het geluid dat het vogeltje produceert. De laatste stamt uit Brabant. De namen grauwke en blauwke waren in Tilburg en de rest van Brabant in gebruik en zijn gebaseerd op het uiterlijk.



              



Het verspreidingsgebied van de heggenmus beperkt zich tot Europa en West-Rusland. Van nature komt hij ook in Iran voor. In Nieuw-Zeeland is hij ingevoerd. De in Nederland broedende heggenmussen trekken deels weg. Een klein deel van de doortrekkende heggenmussen uit Scandinaviƫ en Noord-Duitsland blijft hier in de winter hangen. Broedparen: 175.000-225.000 (2018-2020) en in de winter 300.000-600.000 exemplaren (2013-2015) volgens de Vogelatlas (2018). Dat zal zeker per jaar verschillen. Buiten het broedseizoen valt het me nooit op of er veel of weinig heggenmussen zijn. Bij de roodborst is dat altijd heel duidelijk door het geluid dat ze maken naast de zang.


Het intrigeert me dat ik de heggenmus buiten het broedseizoen nauwelijks zie - op een schaarse zichtwaarneming na. Het bij mij toch wel bekende geluid, een hoog tsie of tsi’i’i’it, valt me maar zelden op. Het is te hoog en te zacht voor mij en voor vele andere vogelaars. De heggenmus is daardoor in aantallen een ondergewaardeerde soort, zoals in zowat iedere vogelgids wordt vermeld. Daarnaast is zijn verborgen levenswijze ook een oorzaak van de schaarse waarnemingen. Als ervaren vogelaar let ik op alles wat beweegt, maar ik zie de heggenmus maar zelden op de grond, de plek waar hij volgens beschrijvingen veel zou verblijven. Het blijft frappant dat ik een zo algemene vogelsoort zo weinig waarneem!




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl