woensdag 26 mei 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Tafeleend




   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen





Tafeleend
Aythya ferina


Fraaie verschijning

De tafeleend is kleiner dan de wilde eend, maar zeker zo mooi. Vooral door de zon beschenen is hij een opvallend fraaie verschijning. Het lichtgrijze lijf en de roodbruine kop spreken erg aan. De zwarte borst en kont contrasteren excellent. Het vrouwtje is geelbruin en lijkt op het vrouwtje kuifeend. De laatste heeft geen lichte tekeningen op de kop. Het ontbreken van de kleine kuif en de kraaloogjes onderscheidt haar verder van de kuifeend. De tafeleend foerageert meestal in zoet water. Hij duikt naar voedsel en soms grondelt hij ook in ondiep water.


Geen vogel van Midden-Brabant

De tafeleend is geen vogel van Midden-Brabant. Hij concentreert zich meer in het westen en noorden van Nederland: rond de Friese meren, de Hollandse laagveengebieden en in Noordwest-Overijssel. Met lagere dichtheden komen de Waddeneilanden, de duinmeren, het Deltagebied en het rivierengebied in beeld. Ook in lage concentraties vestigen tafeleenden zich in de hogere delen van het land, in vennen en visvijvers in Drenthe en het zuidoosten van Noord-Brabant. Aanvankelijk waren ze een zeldzame broedvogel in Friesland en Noord-Brabant. Na 1940 neemt het aantal in Nederland toe en vanaf 1980 stagneert de toename. In de 21e eeuw zet een weer ingezette stijging door tot 1800-2200 broedparen (2013-2015). De talrijke overwinterende tafeleenden - 31.000-63.000 (2013-2015) - verblijven vooral in het IJsselmeergebied, langs de rivieren en in het Deltagebied. Sinds 1980 is ook een afname van overwinterende tafeleenden vastgesteld met als waarschijnlijke oorzaak de verschuiving van de overwinteringsgebieden binnen Europa door zachtere winters. (bron: sovon.nl)


















Geen broedvogel in de Dongevallei

Tafeleenden bevinden zich vaak in gezelschap van kuifeenden, maar zijn dan meestal minder talrijk. Ook in de Dongevallei zijn ze in de minderheid. De aantallen tafeleenden variëren tussen 1 en 7 exemplaren. De aantallen kuifeenden variëren tussen 1 en 37 exemplaren. In alle teljaren van de tellingenreeks is de tafeleend in de Dongevallei waargenomen. De aantallen zijn niet erg hoog en variëren nogal. Ze schommelen van drie tot negenentwintig per jaar. Zie figuur 38. De tafeleend is zeker geen broedvogel in de Dongevallei en heeft voorlopig ook geen aspiraties daartoe, gezien de waarnemingen. Gedurende nagenoeg de hele tellingenreeks ontbreekt hij in de maanden april, mei, juni en juli. Alleen op vrijdag 1 mei 2015 is éénmalig één paar tafeleenden in de Dongevallei waargenomen. Van de 196 waarnemingen vallen er 149 in de eerste drie maanden van de verschillende jaren; de meeste in februari, de periode dat eenden vanuit het zuiden naar hun meer noordelijk gelegen broedgebieden trekken. Even blijven foerageren en rusten is dan gebruikelijk. (bron: sovon.nl)


Figuur 38: alle waarnemingen (196) van tafeleenden per jaar met het totaal boven de kolom.














   

Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



dinsdag 25 mei 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Krooneend

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 



Ad Kolen



Krooneend
Netta rufina


Het mannetje krooneend heeft een vermiljoen rode snavel op een roestrode kop met een wat lichtere kruin. De hals, de borst en de gehele onderzijde zijn zwart. De flanken zijn wit en de bovenzijde is lichtbruin. Vooral de vleugels zijn bij beide geslachten typerend. De onderzijde is wit met een grijze zoom aan de buitenzijde. Over de gehele lengte aan de bovenzijde van de vleugel loopt een smalle witte band. Het vrouwtje is subtiel getekend met bruine bovendelen die wat lichter zijn op de borst, hals en wangen. Haar kruin is bruin en de snavel - net zoals bij het mannetje - is rood.


Na de vestiging en uitbreiding van de krooneend elders in Europa werd in 1942 een eerste broedgeval in Nederland vastgesteld. Het Vechtplassengebied is nu het kerngebied van de Nederlandse broedpopulatie. Het aantal broedende krooneenden is op dit moment talrijker dan in de voorgaande decennia. De Nederlandse broedpopulatie is in 2016 op 440-520 broedparen geschat. In de winterperiode gaat het om 260-360 exemplaren (2013-2015). (bron: sovon.nl)


In de Dongevallei is tijdens drie vogeltellingen de krooneend waargenomen. Alle waarnemingen vielen in de eerste twee maanden van het jaar. Op 23 januari 2011 is één mannetje gezien. In het zelfde jaar op 27 februari gaat het om een paar krooneenden. Op zaterdag 6 februari 2016 is een vrouwelijk exemplaar aangetroffen.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



maandag 24 mei 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Ringtaling

  


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen



Ringtaling

Callonetta leucophrys

 

Aanvankelijk werd de soort niet herkend tijdens de vogeltellingen in de Dongevallei. Hij werd eerst een paar keer voor een klein uitgevallen soepeend aangezien. Het vrouwtje is dan ook niet zo kenmerkend. De witte vlekken op de donkere kop zijn wat onduidelijk en vlekkerig. Alleen onder aan de wang loopt een duidelijk half cirkelvormige tekening. Verder is ze van boven donkerbruin en van onder wat lichter met een bijna witte vlek in de anaalstreek. Bij het mannetje is die vlek helder wit. Met een bruin gespikkelde borst, grijze flanken en een donkerbruine bovenzijde is hij een stuk kleurrijker. Een zwarte streep over de kop - doorlopend tot in de hals - en brede bruine wangen met een lichte zoom maken hem tot een prachtige eend.


 De ringtaling, met als tweede naam roodschoudertaling, is een kleine eend, afkomstig uit Zuid-Amerika. Het is een geliefde kooivogel. Waarnemingen in Nederland betreft ontsnapte of losgelaten vogels. De enige verwijzingen naar broedgevallen in ons land bestaan uit twee waarnemingen van baltsgedrag. De meeste winterwaarnemingen komen uit het zuiden van Nederland. Landelijke wintervogeltellingen geven aan dat hooguit enkele tientallen ringtalingen door het land zwerven. Vermoedelijk blijven ontsnapte vogels niet lang in leven volgens de Vogelatlas. (bron: sovon.nl)


Vanaf 2017 wordt de ringtaling in de Dongevallei waargenomen. Het gaat om elf waarnemingen van één exemplaar. Daar het steeds een vrouwelijk exemplaar betreft, wordt aangenomen dat het om dezelfde vogel gaat. Twee opeenvolgende waarnemingen in augustus 2017 zijn de eerste kennismaking met de soort. In 2018 gaat het om in totaal zes waarnemingen van ook nu weer steeds een vrouwtje: driemaal van half maart tot met april en driemaal van half september tot en met oktober. In 2019 is driemaal los van elkaar één exemplaar gezien in maart, augustus en oktober.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


zondag 23 mei 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Slobeend

   


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen





Slobeend 
Spatula clypeata


Spatelvormige snavel

Met een iets kleiner formaat dan de wilde eend en de typische snavelvorm is de slobeend een niet te missen eendensoort. De grote brede snavel valt meteen op, zelfs bij slecht zicht en op een flinke afstand. In de verte gezien lijkt het bonte verenkleed van het mannetje wel wat op dat van de bergeend. De overige kenmerken van beide soorten lopen echter ver uiteen. Tussen de vrouwelijke wilde eenden valt het bijna gelijk getekende vrouwtje slobeend ook weer op door de snavelvorm.


Afname broedvogels

De slobeend is een typische broedvogel van vochtige graslanden in laag Nederland en langs de rivieren. In grote waterrijke gebieden, zoals het Lauwersmeer, de Oostvaardersplassen en de Biesbosch, concentreren zich in het najaar en de winter grote aantallen slobeenden. Bij strenge vorst trekken ze verder naar het zuiden of het westen. Sinds 1990 neemt hij landelijk als broedvogel af door verdroging (verlaging van de grondwaterstand). Op de hoge zandgronden is hij nagenoeg verdwenen. In de eerste broedvogelatlas van 1973-1977 heeft men het over 9.000-12.000 broedparen. De Vogelatlas 2013-2015 komt uit op 6.2.00-7.500 broedparen en 13.000-22.000 overwinteraars. (bron: sovon.nl)





Even bijkomen


De slobeend is in Midden-Brabant geen veel voorkomende vogelsoort. De Dongevallei is voor de soort een plek om even bij te komen. In het voorjaar zijn de waarnemingen schaars. Alleen de vroege lente van 2015 valt op. Vanaf half maart tot en met april verblijven twee tot twaalf slobeenden op de plas aan de Reuverlaan. Enkele zomerwaarnemingen wijzen op elders mislukte broedgevallen die al vroeg op trek gaan. De meeste slobeenden worden in de herfst en het begin van de winter aangetroffen. Deze blijven soms hangen. Tijdens enkele jaren worden slobeenden gedurende meerdere opeenvolgende tellingen gezien, zoals van half oktober en de hele maand november in 2005 en een paar weken eerder in augustus en september in 2006. Ook in de topjaren 2014 en 2015 is een langere aanwezigheid van ruim twee maanden vastgesteld. Van 2016 tot en met 2019 is de slobeend alleen in het najaar en de winter waargenomen. Er is in totaal 102 keer een slobeend waargenomen gedurende de tellingenreeks. De waarnemingen zijn onregelmatig en vertonen geen trend. Zie figuur 37. Na de jaren 2014-2015 met flinke aantallen nemen die weer af!




     Figuur 37: alle waarnemingen (102) van slobeenden per jaar met het totaal boven de kolom.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl 


zaterdag 22 mei 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Zomertaling

  



   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen


Een nest met 11 eieren van de zomertaling met veel dons er om heen.



Zomertaling
Spatula querquedula


De zomertaling is een kleine eend, een beetje groter dan de wintertaling. Beide soorten zijn schaars in Noord-Brabant, vooral de zomertaling. Ze hebben een groene spiegel in de vleugel. Die van de zomertaling is lichter. Het vrouwtje zomertaling heeft een bruin gemêleerd verenkleed, waardoor ze minder opvalt in de broedperiode. Het meest typerende van de zomertaling is de witte wenkbrauwstreep die doorloopt tot aan het achterhoofd, ook bij het vrouwtje. In de vlucht verschilt de zomertaling van de wintertaling door de lange vleugels en het kortere lichaam.

De zomertaling is vooral een broedvogel van vochtige open graslanden. Rond 1960 was de zomertaling algemeen in Nederland. Daarna gingen de aantallen snel achteruit en dunde de broedpopulatie uit. Intensiever landgebruik, waterstandsverlaging, frequent maaien en hoge beweidingsdruk zijn daar onder andere de oorzaak van. Daarbij komt dat tijdens droogteperiodes in het overwinteringsgebied - de Sahel - zomertalingen massaal sterven. De laatst vastgestelde aantallen (2013-2015) zijn 1.000-1.400 broedparen en 1 tot 5 winterwaarnemingen. (bron: sovon.nl)

In het voorjaar en het begin van de zomer (maart-juni) is in drie verschillende jaren (2005-2006-2018) één mannelijke zomertaling aangetroffen in de Dongevallei. Het verblijf is van korte duur; ze vliegen direct of na enige tijd op.


Een mannelijke zomertaling.


Reacties naar adkolen@kpnmail.nl




vrijdag 21 mei 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Soepeend

   


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen


Soepeend op haar nest.


Soepeend
Anas platyrhynchos forma domestica - broedvogel


Ontstaan uit gedomesticeerde eend

De wilde eend is al lang in gebruik als huisdier. Hij staat aan de basis van de bekende boereneend en vele tamme eendenrassen. De kleur en vorm lijken vaak nog maar weinig op die van de voorouders. Gedomesticeerde wilde eenden zijn al eeuwenlang een voedselbron, zowel voor het vlees als voor de eieren. De Romeinen zijn ermee begonnen. Ze werden gekweekt, gegeten en verhandeld op boerderijen in vooral waterrijke gebieden. Gefokte witte vormen leverden dons en veren (boereneend). Mengvormen lokten wilde eendensoorten in de vele honderden eendenkooien die ons land eeuwenlang rijk was. Aan de basis ligt een samenraapsel van kweekvormen met ook vermengingen met andere eendensoorten. De gedomesticeerde afstammeling van de wilde eend kan zich zonder meer voortplanten met zijn wilde soortgenoot. De soepeend is ontstaan uit de in de natuur terecht gekomen gedomesticeerde wilde eend die zich vermengt.


Deze moeder, met het uiterlijk van een wilde eend,
met het wildtype van de wilde eend. heeft één jong met soepeendkenmerken (links).


Verschillen vaak klein en onopvallend

Naast de soms afwijkende vorm is de soepeend te onderscheiden van de wilde eend door het afwijkende verenkleed. Het verschil kan groot zijn met veel witte veren in het kleed. Ook andere kleurafwijkingen en minder opvallende verschillen met de wilde eend komen voor. De regel is dat alle opvallende verschillen met een wilde eend hem tot een soepeend maken. Als van tenminste één eend van een paar het verenkleed afwijkt, is het een paar soepeenden. Pullen van soepeenden zijn vaak onderling verschillend, met donker en lichte veertjes. Vaak wordt een wilde eend niet als soepeend herkend als de verschillen klein en niet opvallend zijn. Goed kijkende zie je soms vrouwtjes die een net iets donkerder of iets lichter verenkleed hebben. Bij mannetjes ontbreekt de witte halsband weleens of is deze veel groter. Het gaat nog verder. Eenden met een verenkleed dat niet afwijkt van het wildtype produceren soms een of meer kuikens die als soepeend te herkennen zijn. Ze zijn geel of heel donker. Dan hebben ze genetisch toch iets van een gedomesticeerde soort in zich.


Kruisingen mogelijke oorzaak achteruitgang wilde eend

Wilde eenden en soepeenden kruisen op grote schaal met elkaar. Er wordt wel eens gedacht dat dit bijdraagt aan de achteruitgang van de wilde eend. Het is dus interessant om te weten in hoeverre beide eenden verschillen in ecologie. Door effecten van domesticatie en het simpele feit dat ze een andere kleur hebben, kunnen soepeenden verschillen in bijvoorbeeld reproductie en overleving. Als we daarover meer weten, begrijpen we misschien beter welke factoren een rol spelen bij de achteruitgang van de wilde eend. Tijdens het jaar van de wilde eend (2020) hoopt men meer feiten te achterhalen die dit mysterie kunnen oplossen. (bron: sovon.nl)


mannelijke soepeend.


Lokale toe- en afname overschat

Over het voorkomen en broeden van de soepeend is over langere perioden niets bekend. Vanaf 1998-2000 is het broedgedrag van de soepeend voor het eerst geregistreerd. Een schatting van de Nederlandse broedpopulatie uit die tijd komt op bijna 60.000 broedparen uit. Deze werd in de tweede broedvogelatlas beschreven als een hachelijk schatting, omdat er vrijwel geen grootschalige en betrouwbare tellingen van deze soort bekend zijn. In de Vogelatlas (2013-2015) heeft men het over 10.000-30.000 broedparen en 40.000-70.000 winterwaarnemingen. Er zijn geen gegevens bekend uit Noord-Brabant, die vergeleken kunnen worden met zowel de eerste als de tweede schatting van de aantallen soepeenden. Vooral de westelijke en noordelijke provincies bevatten veel meer waterrijke gebieden en herbergen veel meer soepeenden dan onze zuidelijke provincie. Note auteur: Naar mijn mening - vanuit ervaring - vallen deze aantallen te hoog uit voor Noord-Brabant. Soepeenden zijn standvogels en verplaatsen zich alleen bij strenge vorst, en dan over beperkte afstanden. (bron: sovon.nl).


Sterk wisselende aantallen in verhouding tot de wilde eend

De soepeend en de wilde eend vertonen overeenkomstig gedrag en trekken samen op. Ze verblijven in elkaars gezelschap, vormen paren en krijgen nakomelingen. Het gedrag is gelijk, alleen het uiterlijk van de soepeend wijkt af van de wilde eend. In totaal zijn er 4.683 waarnemingen van soepeenden over de gehele telperiode in de Dongevallei. Zie figuur 33. Dat is ruwweg een vijfde deel van de opgetelde waarnemingen van de wilde eend: 20.162. Vergelijk figuur 33 met figuur 29 van de wilde eend. Van beide soorten wisselen de aantallen waarnemingen sterk per telling. Uitwisselingen met andere waterrijke gebieden in de omgeving is zeker een belangrijke factor daarin. Slecht tweemaal is de soepeend niet waargenomen tijdens een telling, bij de wilde eend maar eenmaal. Deze ontbrekende waarnemingen vielen steeds in de ruitijd juli/augustus. Aanvankelijk bedroeg het aantal waarnemingen van de soepeend de helft van die van de wilde eend. Dit daalde al snel naar circa een derde deel. In de voor beide soorten vrij stabiele periode 2012-2016, met lagere aantallen, bedraagt het aantal waargenomen soepeenden 15 tot 20% van het aantal waargenomen wilde eenden. Waarschijnlijk is het aantal soepeenden een stuk hoger. Eenden met kleine, onopvallende verschillen zijn zeker niet allemaal opgemerkt. Ook in het laatste teljaar is bij deze soort een sterke afname van de waarnemingen vastgesteld.



      Figuur 33: alle waarnemingen (4683) van soepeenden per jaar met het totaal boven de kolom.


Stabiele waarnemingen het jaar rond

Over het jaar bekeken zijn de waarnemingen van de soepeend veel stabieler dan die van de wilde eend. Vergelijk figuur 34 met figuur 30 van de wilde eend per maand. Beide soorten vertonen een verhoogde presentie in de wintermaanden met een daling vanaf maart. De soepeend is de rest van het jaar meer stabiel aanwezig dan de wilde eend. Daarvan blijven de aantallen laag tot het najaar.




       Figuur 34: alle waarnemingen van soepeenden per maand met het totaal boven de kolom.


Dalende lijn territoria met uitschieters

Met uitzondering van twee uitschieters liggen de aantallen waargenomen territoria van de soepeend op een langzaam dalende lijn. Zie figuur 35. Dit is anders dan bij de wilde eend waarbij de schommelingen veel talrijker zijn met een daling aan het einde. De oorzaak van de uitschieters is niet duidelijk.



      Figuur 35: alle vastgestelde territoria (79) van soepeenden per jaar met het totaal boven de kolom.


Gemiddeld meer jongen per broedsel soepeenden

Van de soepeend zijn, zoals van de wilde eend, alle succesvolle broedsels met de aantallen donsjongen genoteerd. Zie figuur 36. (Niet beschikbaar in deze versie). Het aantal geslaagde broedsels van de soepeend is vastgesteld op 79. Bijna driemaal zo hoog - 170 - ligt het aantal van de wilde eend. Er zijn in totaal 350 donsjongen van soepeenden in gezelschap van hun moeder gezien. Opvallend is dat bij soepeenden soms ook de vader in beeld komt. Bij wilde eenden is dat nooit het geval. De aantallen van de succesvolle broedsels variëren van 1 tot 13 stuks. Het hoogste aantal (13) is hoger dan bij de wilde eend, waar 12 het maximale aantal is. Bij de wilde eend zijn in totaal 628 donsjongen geteld. Bij een eerste blik op de cijfers van de aantallen donsjongen van beide soorten komt al direct de indruk naar boven dat die van de soepeend hoger uitvallen. De berekeningen van de gemiddelde aantallen per broedsel komen voor de soepeend uit op 4,4 jong en voor de wilde eend op 3,7.



Een soepeend met lichte en donkere jongen.



 Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



donderdag 20 mei 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Wilde eend


  


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 



Ad Kolen


Man en vrouw wilde eend.



Wilde eend
Anas platyrhynchos – broedvogel



Man en vrouw in verschillend verenkleed


De wilde eend is de bekendste en de meest voorkomende eendensoort in ons land. Het is een grote zware eend met een brede snavel en een lang lijf. Het mannetje en het vrouwtje zijn goed van elkaar te onderscheiden. Het vrouwtje heeft een overwegend lichtbruin verenkleed. Op elke dekveer bevindt zich een donkere tekening in de vorm van een halve afgeplatte cirkel. Het gevlekte patroon dat hierdoor ontstaat, biedt bescherming tijdens het broeden. Tussen de begroeiing - zittende op haar eieren - valt het vrouwtje zo bijna niet op. Het mannetje springt meer in het oog met zijn groengele snavel, glanzend groene kop en de witte ring om de hals. De poten van beide geslachten zijn oranje en ze hebben zwemvliezen. Beide geslachten hebben een diepblauwe spiegel die onder een bepaalde lichtinval paars wordt. Vooral in de vlucht is het een typerend kenmerk. Een spiegel is een anders gekleurde vlek op de vleugel, tegen het lichaam. Het zijn de armpennen (kleine slagpennen) die onder de vleugeldekveren uitkomen. Bij de wilde eend is de spiegel afgewerkt met een witte en een zwarte lijn, zowel eronder als erboven. Eenden vernieuwen hun veren in de nazomer. Ze verliezen ineens al hun slagpennen en kunnen dan enkele weken niet vliegen. Wilde eenden, maar ook andere eendensoorten, ruien eerst naar een eenvoudiger verenkleed. Het eclipskleed doet de mannelijke wilde eend erg op het vrouwtje lijken. Hij valt zo niet op en is daardoor minder kwetsbaar. De lichtere snavel van het mannetje blijft en daar is hij nog aan te herkennen.





Tam, maar ook schuw

In en om bewoonde gebieden tref je overal wilde eenden aan op vijvers, kanalen en plassen. In stedelijk gebieden zijn wilde eenden vaak erg tam. Ze vliegen niet zomaar op, omdat ze gewend zijn aan mensen. In buitengebieden, waar soms gejaagd wordt, zijn ze alert en verdwijnen meestal als je in de buurt komt. In de Dongevallei zijn plaatselijk verschillen vastgesteld. Bij enkele bruggen wordt regelmatig gevoerd en verschijnen er direct wilde eenden en soepeenden als er mensen komen. In de rest van de Dongevallei is dat niet het geval. Langs de verschillende aangelegde meanders en plassen vliegen ze vrij snel op, wanneer je er loopt. Het is dan ook niet altijd eenvoudig de juiste aantallen vast te leggen, omdat ze soms opvliegen en elders mogelijk weer neer strijken.


Minder broedvogels

Wilde eenden zijn in Nederland voornamelijk standvogels. Een deel trekt weg in zuidelijke richting. Wilde eenden uit Oost-Europa, Rusland, Scandinavië en IJsland komen in het westen van Europa de winter doorbrengen. Jarenlang was de landelijke broedpopulatie van wilde eenden stabiel. Rond 1990 zien we een ommekeer. De jaarlijkse monitoring van een groot aantal proefvlakken (BMP - ook uitgevoerd in de Dongevallei) laat een landelijke achteruitgang zien van 30% in de periode 1990-2015. De oorzaak is niet helemaal duidelijk. Verminderde broedprestaties zijn - volgens onderzoek - niet het probleem. Mogelijk ligt de oorzaak bij de overlevingskansen van de kuikens. Vermoedelijk groeien te weinig jonge wilde eenden op om de populatie in stand te houden. In de Europese landen om ons heen is geen vergelijkbare neerwaartse trend vastgesteld. (bron: sovon.nl)


Een nest met eieren van de wilde eend.


Afname overwinteraars

Ook buiten het broedseizoen nemen de aantallen sinds ongeveer 2000 af. Afname van de Nederlandse broedpopulatie en verschuivingen van de winterverspreiding in Europa worden als oorzaken gezien. De toename van zachte winters maakt het voor Noord-Europese broedvogels minder noodzakelijk om in Nederland te overwinteren. De landelijke aantallen vallen het hoogst uit in de wintermaanden. Op alle open wateren, zowel in als buiten stedelijk gebied, zijn wilde eenden dan talrijk. Winterse periodes met vorst en sneeuw brengen geen verplaatsingen over grote afstanden teweeg. Wel trekken ze naar open water en naar voederplaatsen. (bron: sovon.nl)



     Figuur 29: alle waarnemingen (20.162) van wilde eenden per jaar met het totaal boven de kolom.


Stabiel beeld in de Dongevallei

Het beeld van het voorkomen van de wilde eend in de Dongevallei tijdens de tellingenreeks van 2004 tot 2019 is redelijk stabiel. Zie de grafiek in figuur 29. Na een stijgende lijn breekt een lange stabiele periode aan, met aan het einde nog twee topjaren. Pas het laatste teljaar is een flinke afname vastgesteld. De afname met ruwweg een derde deel van de aantallen is niet echt te verklaren. Het erg droge jaar 2019 heeft het voorkomen en broeden van veel vogelsoorten beïnvloed. Of dit voor de aantallen wilde eenden nadelig is in deze periode, is niet duidelijk. Het nagenoeg ontbreken van neerslag heeft veel sloten, plassen en ook andere natte gebieden drooggelegd. In de Dongevallei was dat echter niet zo extreem als in de meeste andere gebieden. De waterstand in de Donge wordt gereguleerd door stuwen die het water van de Donge vasthouden. Pompen voeren water terug in de Dongevallei en distribueren het over andere delen van de Reeshof. Ook de schaarse regen wordt sinds enkele jaren vanuit de omliggende woonwijk de Dongevallei ingelaten. Het is bekend dat, naast de broedvogels, veel wilde eenden in wisselde aantallen tijdelijk rusten en foerageren in de Dongevallei. Het is dus geen vaste populatie die hier altijd verblijft. De droogte kan grote aantallen wilde eenden uit het uitgedroogde Noord-Brabant doen besluiten hun heil in meer natte omgevingen te zoeken.



     Figuur 30: alle waarnemingen van wilde eenden per maand met het totaal boven de kolom.


Toevluchtsoord voor wilde eenden

Met een stabiele hoge aanwezigheid lijkt de wilde eend af te stevenen op de eerste plaats van de meest voorkomende vogelsoorten in deze tellingenreeks. Met in totaal 20.162 waarnemingen komt hij echter op de tweede plaats, achter de enorm toegenomen grote Canadese gans met 24.880 waarnemingen. De waterrijke Dongevallei heeft blijkbaar een grote aantrekkingskracht op wilde eenden. Gezien de sterk variërende aantallen is de Dongevallei duidelijk een kortstondig toevluchtsoord voor wilde eenden. Een tijdelijk rustpunt in de omgeving en een groot deel van Tilburg. De aantallen zijn het laagst in het voorjaar en de zomer. Die periode laat wel kleine verschillen zien als je de jongen ziet verschijnen (mei, juni en juli) en als de rui zijn hoogtepunt bereikt. Na het voorjaar en de zomer stijgen de aantallen tot grote hoogte met als hoogtepunt de laatste en eerste maand van het jaar. Zie figuur 30. Vorstperiodes drijven de wilde eenden naar de plas die vaak nog lang open blijft. In en om de wakken vormen zich concentraties van allerlei watervogels. Het komt niet vaak meer voor, maar koude winters zoals 2008-2009 en 2009-2010 doen de aantallen flink stijgen in december en januari.





Alleen zekere broedgevallen

Het broeden van wilde eenden in de Dongevallei staat min of meer los van de vele soortgenoten die zich jaarrond op de grote en kleine plassen en watergangen ophouden. Ook in het broedseizoen verblijven er in het gebied wilde eenden die niet tot broeden overgaan. Volgens de BMP-richtlijnen zijn waarnemingen van paren in het broedseizoen binnen bepaalde datumgrenzen geldige waarnemingen voor het vaststellen van een territorium. Gezien de wisselende aantallen wilde eenden kan dit niet juist zijn en daarom pas ik een andere werkwijze toe. Een vrouwtje met juist uitgekomen pullen noteer ik als een territorium. Mogelijk mis ik zo een aantal territoria, maar het is in deze erg dynamische omgeving de meest duidelijke manier om met zekerheid een territorium van een wilde eend vast te stellen. Zie figuur 31. De aantallen vastgestelde territoria van wilde eenden zijn laag in verhouding tot het totale aantal waargenomen exemplaren.




   Figuur 31: alle vastgestelde territoria (170) van wilde eenden per jaar met het totaal boven de kolom.


Lage reproductie

De aantallen broedende wilde eenden wisselen gedurende de tellingenreeks. Zie de grafiek in figuur 31. Er zijn enkele stabiele periodes aan het begin en in het midden van de reeks, met een piek van 17 territoria in 2009. In het laatste deel van de reeks is een sterke daling ingezet. Het laatste jaar zijn er maar 6 territoria vastgesteld. Of het iets met het krimpen van de regionale populatie onder invloed van de droogte te maken heeft is niet duidelijk. Tijdens de telrondes in het broedseizoen, tweemaal per maand, zijn steeds de pas geboren jonge wilde eenden genoteerd. Zie het overzicht in figuur 32.
Deze donsjongen zijn heel jong: één dag of maximaal twee weken oud. Oudere jongen worden gezien als eerder waargenomen. Tijdens de gehele tellingenreeks zijn in totaal 170 uitgekomen legsels genoteerd: tussen de 6 en 17 per jaar met een gemiddelde van 9. Het is moeilijk in te schatten, maar het lijkt me weinig gezien de afmetingen van het gebied. Het telgebied heeft een lengte van circa 2,5 km en varieert in breedte tussen de 150 en 300 meter. Er is veel water met meestal vier oeverzones, soms meer. Het gebied is merendeels ontoegankelijk voor mensen, dus rustige broedgelegenheden zijn er in overvloed. Het overzicht in figuur 32 laat alle waargenomen donsjongen zien. Mogelijk zijn er al slachtoffers gevallen (predatie) voor ze gezien zijn of is er te weinig voedsel. Maar ook net uitgekomen donsjongen worden in zeer lage aantallen aangetroffen. Meer dan een derde deel van de broedsels bestaat uit maar 1 of 2 jongen. Grote legsels (8-12) zijn maar beperkt (12x) waargenomen. Het is reëel te denken dat deze verrassend lage reproductie in de Dongevallei dezelfde oorzaak heeft als de landelijke daling van de populatie. Sovon en Vogelbescherming Nederland werken in het ’Jaar van de wilde eend’ (2020) samen om de kuikenfase van de wilde eend nader te bekijken. Het betreft een uitbreiding van een al in 2016 gestart ’citizen science project’. Men wil met hulp van door het grote publiek verzamelde gegevens achterhalen hoeveel jonge eendjes er uiteindelijk groot worden.

Figuur 32: overzicht van alle waargenomen donsjongen wilde eenden,                                    opgesplitst in broedsels per jaar.       
                       

A

B

Aantallen waargenomen donsjongen wilde eend 2004 - 2019

C

2004

11x

2

2

2

2

3

1

1

3

6

7

5

34

2005

12x

5

4

11

3

2

7

7

4

2

1

1

1

48

2006

12x

3

1

3

5

12

3

5

3

3

5

2

5

50

2007

8x

3

1

2

4

2

2

3

1

18

2008

11x

6

1

5

4

4

1

3

6

3

6

2

41

2009

17x

3

4

8

1

5

6

1

1

5

6

4

4

6

5

1

4

2

66

2010

8x

1

1

4

1

3

2

1

1

14

2011

9x

4

4

5

4

4

3

5

5

2

36

2012

9x

1

8

5

1

1

5

2

3

2

28

2013

13x

2

4

7

6

1

4

3

2

4

5

1

4

2

45

2014

8x

7

2

2

6

6

4

5

8

40

2015

13x

2

6

4

1

3

3

9

2

10

5

7

11

2

65

2016

13x

2

2

4

2

1

6

2

3

3

4

4

4

9

46

2017

11x

4

9

2

4

5

2

10

3

8

5

3

55

2018

9x

4

3

1

1

2

3

3

4

2

23

2019

6x

2

3

4

2

4

4

19

170 broedsels donsjongen: 27x1 / 33x2 / 26x3 / 30x4 / 19x5 / 14x6 / 9x7 / 6x8 / 2x9 / 2x10 / 1x11 / 1x12 = 628

A = teljaar / B = aantallen broedsel per jaar / C = aantallen donsjongen per jaar


Wilde eenden in de winter.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl