zaterdag 31 december 2011

Sorry, Oeverzwaluwen!

Ad Kolen

In 2 gebieden waar ik jaartellingen en broedvogelinventarisaties uitvoer; het Noorderbos bij Tilburg Noord en de Dongevallei in de Reeshof, komen Oeverzwaluwen voor. Helaas liepen de broedperikelen op beide plaatsen in 2011 niet zo goed af. Hier onder meer daarover en hoe ze het in de voorgaande teljaren verging.

In zowel het Noorderbos als in de Dongevallei worden per maand 2 vogeltellingen uitgevoerd waarbij alle vogels en hun gedrag worden vastgelegd. Vanaf half maart tot de helft van juli worden ze uitgevoerd als broedvogelinventarisatie volgens het Broedvogel Monitoring Project van SOVON.

De wetenschappelijke naam van de Oeverzwaluw is Riparia riparia, met de betekenis oevervogel. De aanwezigheid van water is een belangrijke factor want vooral daarboven gaan ze op zoek naar insecten. De belangrijkste kenmerken van de Oeverzwaluw zijn het kleine formaat, de muisbruine bovendelen en de witte onderzijde met bruine borstband. De staart is enigszins gevorkt. Ze vliegen vooral boven water.

In 2009 werd de landelijke populatie Oeverzwaluwen geschat op 21.000 – 25.200 broedparen. De landelijke stand is in de jaren negentig verdrievoudigd naar een hoogtepunt rond de eeuwwisseling. Die toen binnen enkele jaren weer fors terug viel. Sinds 2004 schommelt die rond een niveau dat tweemaal zo hoog ligt als aan het begin van de jaren negentig. In 2009 nam het landelijk aantal weer met 14%  af ten opzichte van 2008 met de bekende regionale differentiaties. Vogels die op bouwlocaties nestelden, deden het veel slechter(-18%) dan die in meer natuurlijke situaties. Dit ten gevolge van de creditcrisis waardoor er minder gebouwd wordt en dus minder zand nodig is. Los daarvan is het duidelijk dat de neerslag in de Sahel een duidelijke invloed uitoefent op het populatieverloop in heel Europa.

De Oeverzwaluwwand in het Noorderbos kort na de aanleg, mei 2003.

In het Noorderbos:
Een van de laatste handelingen tijdens de aanleg van het Noorderbos in het voorjaar van 2003 was het vervaardigen van een kleine kunstmatige Oeverzwaluwwand op een eilandje aan de zuidzijde van de Noorderplas. De goed vertikaal afgegraven hoop bestond uit verschillende soorten zand waaronder leem.

De goed bezette Oeverzwaluwwand in de Noorderplas in mei 2005.

Het resultaat was in de beginjaren overweldigend. Het 1e jaar werden 32 bewoonde nestgangen vastgesteld, het 2e jaar 42. In 2003 werden in totaal 98 Oeverzwaluwen gezien tijdens 4 tellingen, in 2004 waren dat er 122 tijdens 7 tellingen. Ondanks het opnieuw vertikaal maken van de wand blijven broedpogingen uit in 2005. Wel worden later, binnen de datagrenzen 5 bewoonde nestgangen vastgesteld aan de zuidzijde van de plas. Hier werd zand gestort ter versteviging van een instortende oever. Helaas verdween later, door de verdere uitvoering van de werkzaamheden, deze kleine kolonie onder het zand. In 2006 werd de wand opnieuw handmatige gerenoveerd maar slechts 1 paar maakte er gebruik van. Daarna was het enkele jaren op rij te hoog water in het voorjaar om de wand te herstellen. Verdere verruiging en begroeiing met wilgen maakte het eiland verder ongeschikt voor Oeverzwaluwen om te broeden.

Soms worden kolonies niet of erg laat bezet. Deze populatieschommelingen worden voornamelijk veroorzaakt door overwinteringomstandigheden in Afrika. Natte of droge winters in bijvoorbeeld de Sahel in West-Afrika bepalen de aantallen Oeverzwaluwen die overleven, en dus wel of niet terugkeren naar de broedgebieden in Nederland en elders.

In de Dongevallei:
Ook in de Dongevallei is vanaf het begin van de tellingen in 2004 een kunstmatige Oeverzwaluwwand aanwezig. De wand, gelegen aan de rand van een flinke plas nabij de Reuverlaan, is meerdere tientallen meters lang.

Tot en met 2009 werd elk broedseizoen de wand door Oeverzwaluwen bezet. De nesten werden zowel aan de zuidkant, langs het water als aan de andere zijde, de noordkant gegraven. Tijdens meerdere jaren werd vastgesteld dat verschillende gangen niet werden afgemaakt. Ze waren vaak niet dieper dan 1 tot enkele decimeters. Mogelijk wijst dat op de ongeschiktheid van het materiaal, het zand is erg los waardoor snel instortingen plaats vinden aan de buitenkant maar ook in de nesten. Ook vervuiling in de vorm van stukken plastic en stenen vormen een belemmering bij het graven van de nesten.

Het beeld van de presentie van Oeverzwaluwen in de Dongevallei is in verhouding met de afmetingen van de wand erg laag en bovendien onregelmatig. Er zit geen echte lijn in. Na een stijging van de territoria van 3 in 2006 naar 13 in 2007 vallen die aantallen daarna weer terug. Dat is echter geen onbekend beeld en komt meer voor bij kunstmatige broedvoorzieningen voor Oeverzwaluwen. Ook in natuurlijke wanden komen schommelingen voor. De 1e waarneming in 2008 leek weer veelbelovend, 14 stuks werden gezien. Verder in het jaar waren de aantallen echter beperkt en konden maar 6 territoria worden vastgesteld. In 2009 lag dat aantal nog lager, 4 territoria werden bepaald. In 2010 liep het bestand terug tot de waarneming van 1 niet broedende Oeverzwaluw. De wand was zo ver afgetakeld dat de Oeverzwaluwen het niet meer als een geschikte broedlocatie zagen.

In 2011:
De herstelde Oeverzwaluwwand in de Dongevallei aan het einde van 2010.

In de voorbije winter werd de bestaande Oeverzwaluw in de Dongevallei aan zuidkant van de Reuverlaan opgeknapt. Aan de zijde van de plas werd machinaal een brede laag extra zand aangebracht. Vrij kort na deze restauratie werd echter al vastgesteld dat opnieuw ’laagwaardig’ zand werd aangewend. Al snel veroorzaakt het te ’losse’ zand weer instortingen.

Op de telling van 3 mei 2011 zagen we 16 bewoonde nesten, maar dat was voor de datumgrens. Op 2 juni 2011 werden 10 bewoonde nestgangen van Oeverzwaluwen in de wand vastgesteld. Zes minder dan 4 weken ervoor, ingestort? Op de telling van 18 juni 2011 bevinden zich grote gaten in de wand op de plaats van de nestgangen en zijn op één na alle Oeverzwaluwen verdwenen uit het gebied.

Het losse zand was verder verzakt en de wand was niet meer verticaal. Waarschijnlijk hebben konijnen zo de kans gezien hun woondeel in deze zandberg uit te breiden. Het aantal konijnen is talrijk in deze omgeving. Het is echter niet uitgesloten dat Zwarte kraaien de oorzaak van deze catastrofe waren en zij de nesten plunderden.  Er bevond zich op het moment van deze telling een flinke groep van deze vogels in de omgeving en 2 exemplaren liepen op de wand. Ook de vos zou er de oorzaak van kunnen zijn. Ander vogelsoorten worden eveneens door deze rover belaagd. De hevige regenval deze en de vorige nacht wiste alle mogelijke sporen. Gezien het vroege tijdstip dat bewoonde nestgangen werd vastgesteld is het niet uitgesloten dat toch een aantal van de nesten konden uitvliegen. Jammer, erg jammer!

De 10 eerder als bewoond vastgestelde nestgangen zijn genoteerd als 10 territoria.

Nog meer tegenslag !
Boven de Noorderplas worden op 1 juni 2011 onverwacht 2 Oeverzwaluwen gezien. De 4 voorgaande teljaren werd de soort er niet gezien. Dus, die komen even kijken en dan zie je ze niet meer was de gedachte. De bij de opening van het Noorderbos aangelegde Oeverzwaluwwand is nu geheel overwoekerd en niet meer geschikt. Verder wordt sinds 2008 zand in de plas terug gestort wat met veel dynamiek te paard gaat en verstoringen te weeg brengt. Als er echter enkele weken rust heerst rond de plas vanwege afsluiting van de Stokhasseltlaan voor werkzaamheden grijpen de Oeverzwaluwen hun kans!

Op 3 juni verblijven tenminste 11 Oeverzwaluwen boven de plas. Er wordt volop genesteld. Aan de zuidkant van de wal (aan de westzijde van de plas) waarvan het zand in de plas wordt teruggestort zijn een tiental nestgangen gegraven waar vogels in en uit vliegen. Ook aan de binnenkant, op de wal zijn tenminste 5 nest gangen in aanbouw. Ook op de kop van de nieuwe wal in de noordkant zijn tenminste 5 nestgangen in aanbouw.

Dezelfde dag stuur ik nog een e-mail naar de betrokken aannemer 'de Firma Heijmans BV', met het verzoek om dat stuk te ontzien en de werkzaamheden daar stil te leggen.

Op 19 juni, de volgende telling zijn er nog steeds, de Oeverzwaluwen, het is moeilijk tellen maar het zijn er tenminste 20. De nestgangen aan de noordkant, de nieuwe stortwal, zijn met zand overstort. Deze gangen waren de vorige keer zo te zien nog in aanleg.

De nestgangen in de berg zand op wal aan de westkant van de plas zijn verlaten. Geen zwaluwen en geen sporen van betreding gezien. Aan de zuidkant van deze wal, juist boven het water is een stukje steile wand met bewoonde nesten. Pogingen om de nesten te tellen staak ik snel daar het zand verzakt. Ook aan de andere kant zak ik weg in het zand. het is erg los en vochtig.

Aan de overzijde van de plas(aan de achterzijde van de woning aan de Kalverstraat) is echter goed zicht op dit stuk wand. Geruime tijd kijkende constateer ik dat alle 14 nestengangen bezocht worden. Links, in een iets naar voorstaande rand, worden een viertal nesten erg druk bezocht. Mogelijk bevinden zich hier al jongen die gevoederd worden. Verder is de berg zand met rood-wit plastic op paaltjes afgezet (door de aannemer.) Het stuk met de bewoonde nesten echter niet. Naast een blauwe plastic zak heb ik er 2 stokken met wat van het lint erbij gezet. Het lijkt allemaal goed te gaan maar het blijft een kwetsbare zaak. Het beste is om nog eens contact op te nemen met de aannemer. (Wat er helaas niet van komt!)

19 Juni 2011, 14 bewoonde nestgangen worden druk bezocht!

Op 28 juni rij ik voor dat ik ga werken nog even langs de plas. De wand is nog intact. Er wordt volop door de Oeverzwaluwen in en uit de nestgangen gevlogen, mooi. De vrijdag er op, 1 juli is de volgende telling en wordt duidelijk dat het broedverhaal voor de Oeverzwaluwen in het Noorderbos is afgelopen. Nog 8 Oeverzwaluwen vliegen boven de plas en benaderen af en toe de restanten van de nestplaats. De uitloop van de stortwal boven de nesten is geëgaliseerd en de nestgangen zijn onder het zand verdwenen. Einde verhaal helaas. Oeverzwaluwen hebben een vrij korte broedcyclus daarom is het mogelijk dat van enkele nesten de jongen al waren uitgevlogen maar de meeste hebben de deze ramp waarschijnlijk niet overleefd, jammer!

Sorry, Oeverzwaluwen!

woensdag 28 december 2011

Quirijnstokpark; Kapvergunning



Zicht op een vrij open beukenbosje waarin toch nog bomen zijn gemerkt om te kappen.

Ad  Kolen

Onder omgevingsvergunningen staat in de Tilburgse Koerier van donderdag 22 december 2011 een aanvraag kapvergunning (Z-HZ-WABO 2011-02586 kap) van 15 december 2012 voor 189 bomen in het Quirijnstokpark. Tijdens mijn vorige bezoek aan het park, op 10 december al gezien dat er veel bomen (wit) gemerkt zijn. Ik overweeg  een bezwaarschrift in te dienen.

Vandaag 28 december 2012 nog eens gaan kijken hoe de situatie precies is, of er grond is voor een bezwaar. Er vanuit gaande dat de opnieuw gemerkte bomen(met wit) op de nominatie staan te verdwijnen, zie ik dat alle populieren gespaard worden. Dat is zoals in het verleden is afgesproken (brief; vrijdag 6 december 2002, juridische zaken, Gemeente Tilburg.)  Het gaat nu voornamelijk om gewone beuken (Fagus sylvatica) en wat zwarte elzen (Alnus glutinosa) aan het oostelijke deel van de vijver.

In het vroege voorjaar van dit jaar werd een massale kap afgewend in het Quirijnstokpark, door een gegrond verklaart bezwaar tegen de aangevraagde kapvergunning. Wel werden prachtige populieren, die naar verwachting nog vele jaren 'meekonden' langs het Joplinpad verwijderd en aantal van deze bomen op enkele meters vanaf de bodem afgezaagd. Overlast van de pluizen vond met wel een goede reden!

Er werd afgesproken om in overleg te bepalen welke bomen in het Quirijnstokpark nog zouden gaan verdwijnen. Daar ben ik echter niet bij betrokken !!

Het aantal gemerkte zwarte elzen valt wel mee en er zijn er bij die in slechte staat zijn. Elders in dit stuk staan volop, vaak nog wel jonge, ander exemplaren van deze soort. Er blijft genoeg aantrekkingskracht voor Putters (Carduelis carduelis) en Sijzen (Carduelis spinsis) over, dus!

Het wat hoger gelegen stuk aan de zuidkant van de vijver waar erg veel beuken gemerkt waren(met geel), aan het begin van het jaar is nu ook niet helemaal ontzien. Een viertal redelijk flinke beuken aan de achterzijde van dit stuk zouden eigenlijk moeten blijven staan, dit deel is eerder al opengemaakt. Een onnodige grote open plek ontstaat zo! Eigenlijk is het gewenst om in dit deel nog iets te kappen!

Ook  aan de achterzijde moeten enkele bomen er uit!

Al met al valt het eigenlijk wel mee ! Het is vooral uitdunnen in dichte delen van meest niet zo dikke bomen. Ik denk niet dat bezwaar noodzakelijk is, jammer van die paar bomen, die onnodig verwijderd worden !!

dinsdag 27 december 2011

Merel zingt opnieuw !


Ad Kolen

De in oktober bij mij om de hoek, in de Bartokstraat, zingende Merel ging door tot in november. Op donderdag 3 november, in de vroege ochtend werd hij voor het laatst gehoord. Toen werd het koud en stil.

Nu is het al enige tijd weer vrij zacht, zonder vorst in de nacht. Vorige week dacht ik al hem weer te horen, maar wist het niet zeker. Vanmorgen echter om 06.00 u. zat de Merel in dezelfde omgevingen luidkeels te zingen. Goed zichtbaar niet zo hoog in een moeraseik bracht hij zijn heldere klanken ten gehore.

Maar hij is niet de enige die reageert op het mooie weer. Aan het einde van de dag, rond 17.00 u., het is al donker, klinkt vanaf de kruising van de Europalaan, bij het Efteling Hotel uit nog een keer een luide Merelzang uit een boom.

maandag 26 december 2011

Erg hoge aantallen Canadese ganzen in 2011 in de Dongevallei en de omgeving





Ad Kolen

Volgens SOVON(vogelonderzoek Nederland) lijkt de favoriete broedhabitat van de Grote Canadese gans (Branta canadensis) in Nederland te bestaan uit moerasland nabij open water en grasland. In deze schets past de Dongevallei duidelijk, de resultaten zijn ernaar. Samen met de noordelijk van het gebied gelegen graslanden is het beeld compleet voor deze soort. Ook de opmerking dat ze opvallend vaak op (soms piepkleine) eilandjes broeden kan hier worden gestaafd.


Vanaf het begin van de vogeltellingen in de Dongevallei in 2004 is de populatie Grote Canadese ganzen stijgende. Ook buiten het telgebied is een explosieve toename van deze soort zichtbaar. Mogelijk door toenemende angst voor predatie van de aanwezige vos(sen) is na de piek in de presentie in 2008 het totaalaantal in 2009 en nog meer in 2010 afgenomen.


Als je met zijn tweeën de tellingen doet heb je soms bepaalde zaken niet zo in de gaten. Buiten het broedseizoen lopen Richard Smulders en ik om en om ieder een telling. Hoewel in het voorjaar het al  duidelijk was dat er weer groei in de aantallen Canadese ganzen zat werd de omvang ervan pas duidelijk na het optellen van de cijfers na de laatste telling op 17 december 2011. De soort ontbrak slecht op 3 tellingen. Tijdens 21 van de 24 gelopen telrondes werden in totaal maar liefst 1232 Grote Canadese ganzen geteld. Nog nooit werden er in een jaar zoveel aangetroffen binnen de grenzen van de Dongevallei. Dat is opmerkelijk na de behoorlijke dip die vorig jaar in de presentie van Canadese ganzen werd gezien. In 2010 werden er 312 minder (= 39%) dan in 2009 gezien. In 2011 steeg de presentie weer met 747  exemplaren(=154%.)


Grote Canadese gans  - Dongevallei Reeshof Tilburg


Teljaren

Vastgestelde territoria
Totaalaantal waargenomen over 24 tellingen
2004
0
80
2005
1
96
2006
1
218
2007
3
272
2008
11
920
2009
14
797
2010
15
485
2011
12
1232



Het hoogste aantal waargenomen op een telling was tot nu 140 exemplaren;
tijdens de 2e telling van juni 2008.

Het record aantal van dit jaar werd vooral gehaald door 2 waarnemingen met een enorm aantal; 223 stuks op 18 juni en 210 op 11 november en nog eens 130 op 2 juli. De groep van 223 stuks bestond uit 140 volwassen exemplaren en 83, door het nog kleinere formaat duidelijk herkenbare, jongen. Na het uitvliegen van de jongen verbleef de totale groep buiten de Dongevallei. De hele maand september tot de helft van oktober werden geen Canadese ganzen gezien.

Canadese ganzen zijn zeer sociaal levende vogels. Er zijn altijd soortgenoten in de buurt. Bijvoorbeeld bij verstoringen tijdens het broeden reageren onmiddellijk meerder soortgenoten die in de nabijheid rondhangen. De verspreiding van een groep samenlevende ganzen van deze soort bestrijkt een behoorlijk oppervlak. De in de Dongevallei verblijvende Grote Canadese ganzen leven ook in de noordelijk gelegen gras- en waterrijke gebieden. Ook vanuit het zuiden komen ze regelmatig aanvliegen. Ze zijn dus niet altijd in de Dongevallei aanwezig.



Het aantal vastgestelde territoria viel dit jaar iets lager uit; 12 tegenover 15 in 2010. Predatiedruk door de vos(sen) en het schudden van een deel van de eieren van elk gevonden broedsel zijn daar zeker debet aan.  Vele tientallen jongen werden na het broedseizoen gezien. Het exacte aantal is niet bekend maar zeker zijn er broedparen aan de wakende ogen van de tellers ontsnapt of hebben buiten de grenzen van het telgebied hun eieren uitgebroed.

De Grote Canadese gans is de grootste ’Zwarte gans’. Uit deze familie (Branta) kennen we in ons land ook de Brandgans (Branta leucopis) en de Rotgans (Branta bernicla). De Roodhalsgans (Branta ruficollis)-hier een zeldzame wintergast- en de Hawaiigans (Branta sandvincensis), bekend in Nederland als siervogel en veel in dierentuinen te zien, behoren daar ook toe. De oorspronkelijke broedgebieden van de Grote Canadese ganzen liggen in het noorden van Noord-Amerika. Ten behoeve van de jacht is deze soort op veel plaatsen in West- en Noord-Europa ingevoerd. Ze weten zich er nu te handhaven en te vermeerderen.

Het eerste Nederlandse broedgeval stamt uit 1974. Sindsdien is deze soort toegenomen van circa 100 broedparen in 1994 naar ruim 4800 broedparen of circa 21.400 exemplaren in 2009. Ook in Nederland is de Canadese Gans in staat gebleken om zich na vestiging vanuit uit een kleine initiële populatie gestaag uit te breiden. Uit eigen waarnemingen blijkt dat de soort zich nog steeds aan het uitbreiden is, toch zeker in Brabant.


zondag 25 december 2011

Vogels van het Noorderbos; Knobbelzwaan


Ad Kolen

Het verhaal van de Knobbelzwaan (Cygnus olor) in het Noorderbos is een stuk korter dan dat van dezelfde soort in de Dongevallei. De Knobbelzwaan is geen broedvogel in het Noorderbos en heeft er zover bekend is ook nooit een poging toe gedaan. Deze vogelsoort wordt er slechts enkele malen per jaar gezien. In 2004 zelfs helemaal niet. Meestal zijn het jonge, nog niet geslachtsrijpe exemplaren. Zie de lage aantallen hieronder:

2003     :             4
2004     :             0
2005     :             2
2006     :             1
2007     :`            7
2008     :             3
2009     :           17
2010     :           15
2011     :           16

Op het 1e gezicht lijkt dit gebied, met behoorlijk wat water wel geschikt voor deze vogelsoort. Voedselgebrek is echter de oorzaak van de lage presentie van Knobbelzwanen in het Noorderbos. De Knobbelzwaan eet planten, die ze voornamelijk uit het water halen. Alleen in grasrijke omgevingen zie je ze ook grazen. Gras is hier, in de nabijheid van het water nauwelijks voorhanden.

In de Noorderplas, een zandafgraving, is voor visetende vogels wel enig voedselaanbod, maar voor planteneters is in het vrij diepe water niets te halen. Daarnaast wordt door de grootschalige zand terugstortingen vanaf 2008 erg veel verstoord en is het voor veel vogels geen goede broedplek momenteel.

De Zandley en de verschillende aftakkingen die door het Noorderbos stromen hebben een kale zanderige bodem. Vanwege de doorstroming worden de taluds, maar ook de bodems tweemaal per jaar geschoond.

Na 2008 is een stijging van de presentie van Knobbelzwanen in het Noorderbos te zien. De aantallen zijn gestegen tot meer dan 10 jaarlijks.

Het wat hogere totaalaantal in 2009 is te danken aan het paar dat vanaf het begin van het jaar, tot in maart op de Zandley langs het Moleneind verbleef. Ondanks de vorst bleef dit stromende water de gehele, toch wel koude winter, open. Via deze gekanaliseerde beek wordt het gezuiverde afvalwater afgevoerd dat de waterzuivering in Tilburg Noord is gepasseerd. De temperatuur ligt altijd ver boven nul. Hoewel er nog wel wat planten stonden op de vrij kale bodem van de Zandley zag je ze vaak vanaf het water op de steile taluds foerageren, die nog volop gras bevatte. Die begroeiingen profiteren ook van de hogere temperatuur dat het afvalwater uitstraalt.

In 2010 verbleven zowel aan het begin als aan het einde van het jaar solitaire of kleine groepen (1-4) Knobbelzwanen in het gebied. Op 2 januari bevonden zich 2 exemplaren op het met sneeuw bedekte ijs van de Noorderplas. Even later komt nog een paar aanvliegen, maar bij het neerstrijken zakken beide vogels door het ijs. Van een vogel wordt even later gezien dat deze op weer op het ijs kan krabbelen.


In de 1e maanden van het jaar 2011, tot half april, werden in wisselende aantallen (1-4) Knobbelzwanen op de Zandley langs het Moleneind gezien.

De huidige Nederlandse populatie Knobbelzwanen is ontstaan uit tamme exemplaren (gehouden voor sier, vlees en dons) en wilde soortgenoten uit Scandinavië en het Oostzeegebied. Hoewel Knobbelzwanen zich in een groot deel van het broedgebied als standvogel gedragen, treden vooral onder invloed van vorst en sneeuw, verplaatsingen op. In Nederland kunnen dan vogels uit de Oostzeepopulatie worden aangetroffen.

zaterdag 24 december 2011

De Sombere honingzwam



Ad Kolen

Natuur beleven is genieten van opvallende soms onbekende schoonheden. Paddenstoelen horen daar voor mij ook bij. Mijn paddenstoelenkennis is niet zo uitgebreid. Dus soms leg ik iets fotografisch vast om later uit te zoeken om welke soort het gaat. Tijdens een wandeling op 12 november, langs oude vestigingswerken om de oude stadskern van Den Bosch; De Bastions, trof ik een grote hoeveelheid flinke paddenstoelen aan om en rond boomstronken van enkele forse gekapte populieren. Ze stonden langs de plaats waar de Dommel overloopt in het Drongelse kanaal aan de rand van het Bossche Broek. De ver uitgegroeide staat waarin de meeste exemplaren zich bevonden maakte het me moeilijk. Met de gedachte aan krulzomen zat ik er ver naast.

Inschakelen van mensen die er meer verstand van hebben is op zo’n moment de beste oplossing. Via Gerdien de Kock kreeg ik gisteren het verlossende antwoord van Ger Bogaers; Sombere honingzwammen.

De Sombere honingzwam (Armillaria ostoyae) komt van september tot in november voor op dood en levend hout van loof- en naaldbomen. Vaak op en rond boomstronken en op de ondergrondse wortels.
Het is
een algemene soort paddenstoel, maar ook een van de meest gevreesde parasieten in de bosbouw.


De vorm en de grootte zijn zeer variabelen en ze groeien vaak met tientallen in dichte bundels, soms ook enkele meters hoog op stammen van afstervende bomen. De nog jonge halfbolvormige vruchtlichamen zijn honinggeel met bruine tinten.

Het hoedoppervlak is schubbig vanuit het midden uitdeinend tot de rand. Bij jonge exemplaren zijn de plaatjes bedekt met een vlies of velum, dat bij ouder worden aan de hoedrand afscheurt en als een manchet of ring op de steel achterblijft. Het zwarte randje op de ring is een veldkenmerk van de Sombere honingzwam.

Via massa’s witte sporen die door de wind verspreidt worden, kunnen zij zich met hun karakteristieke myceliumdraden in de bodem ook verplaatsen naar een nieuwe voedingsbron! Dit geeft hen het vermogen een groot aantal bomen te infecteren. De schimmel komt binnen via de wortels of beschadiging aan de stamvoet.  Hun “prooien” zijn meestal minder vitale bomen of struiken, waarop de honingzwam zich ontpopt als een gevaarlijke zwakteparasiet. Het mycelium, de zogenaamde rhizomorfen, vormt dikke zwarte strengen tussen hout en schors en dringt binnen in het sapvervoerende cambiumweefsel van de stam.


In het geslacht Armillaria wordt er een groepje van nauw verwante soorten gerekend die sterk op elkaar lijken. De Echte honingzwam (Armillaria mellea) en de Sombere honingzwam (Armillaria ostoyae) behoren tot de parasitaire schimmels. De Knolhoningzwam vindt men verspreidt in kleine groepjes of zelfs alleenstaand als opruimer van dood begraven hout, en in die hoedanigheid meestal erkent als saprofiet.

(Bron: Frank Vandendriessche -Mycologica zuid-west-Vlaanderen-)

vrijdag 23 december 2011

Gele trilzwam




Ad Kolen

Wintertijd zonder sneeuw en ijs, met veel regen en een hogere temperatuur is ideaal voor de gele trilzwam. Ze komen dan massaal te voorschijn. Dit weertype heerst al enige tijd. Op Amerikaanse vogelkers en jonge eiken in een grove dennenbos tussen Kaatsheuvel en Loon op Zand groeien ze talrijk op dit moment.

Vanmorgen, in het Noorderbos bij Tilburg Noord trof ik ze ook volop aan op het dode hout in een ruim 20 jaar oud eikenperceel. Veelal op ooghoogte maar ook in de toppen, op meer dan 5 meter hoog groeien vele, soms erg grote exemplaren. Aan het begin van het jaar, in de eerste weken van januari was de weersgesteldheid enkele weken gelijk aan het huidige weertype en zagen we daar ook weken lang vele gele trilzwammen.


De Gele trilzwam(Tremella mesenterica) groeit, ongesteeld, direct op afgestorven en op de grond gevallen takken van loofbomen. Het vruchtlichaam van enkele tot wel 10 centimeters breed, is kringvormig en verdeeld in talrijke hersenachtige gedraaide lobben. De kleur is goudgeel en in vochtige toestand zijn ze elastisch en geleiachtig. In droge toestand is het vruchtlichaam hard en ineengeschrompeld met een aangename geur. De soort is algemeen op eiken en haagbeuken en is niet eetbaar.

Dat het tot nu toe erg zacht weer is geweest is ook aan de flora te zien. Naast de Gaspeldoornstruiken (Ulex europaeus) vol bloemen, die ik al eerder deze maand ontdekte, staan ook meerdere exemplaren witte dovenetel (Lamium album) en fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) in bloei. Daarnaast hangen al aan meerdere hazelaarstruiken (Corylus avellana) de mannelijke bloeiwijzen en groeien onder een lange rij aangeplante krentenboompjes volop, duidelijk herkenbaar de bladeren van fluitenkruid.

maandag 19 december 2011

De os en de ezel



Ad Kolen

Het ’kerstgevoel’ is in mijn prille jeugdjaren ontstaan. De door mijn vader gemaakte kerststal van berkenstammetjes met een dak van roggestro, een geurende fijnspar met kaarsen en een konijn pruttelend in de pan liggen aan de basis daarvan. In een gezellige, zorgzame sfeer van samenhorigheid en verdraagzaamheid speelde de kerstdagen in het begin van mijn leven zich af.

Het gevoel bleef
De kerk speelde in die tijd natuurlijk een bepalende rol in het kerstgebeuren. Het merendeel van de brave Tilburgse bevolking was toen katholiek. Wij gingen gewillig naar de kerk, zelfs dagelijks in de eerste jaren van mijn lagere schooltijd. Het hoorde erbij. In de zestiger jaren van de vorige eeuw brokkelde de katholieke bolwerken in het zuiden af en verdwenen vertrouwde rituelen als de nachtmis of hoogmis op 1e kerstdag nagenoeg uit onze kerstbeleving. Het ’kerstgevoel’ en de kerststal bleven!  Nu, ruim 50 jaar later ziet de wereld er heel anders uit en valt het niet mee het ’kerstgevoel’ vast te houden. Het samenzijn, genieten van eenvoudige zaken geven echter meer voldoening dat de ’toeters en bellen’ die nu allemaal op ons afkomen!

Geen os en ezel in het Nieuwe Testament
Een uitgebreide kerstgroep met beelden van gips in uitbundige kleuren geschilderd bevolkte de kerststal in ons ouderlijk huis. Een gelijkend gezelschap verblijft nu ook onder onze kerstboom. Naast de hoofdfiguren, Jozef, Maria en het kindje Jezus staan de herders met hun schapen en steevast de os en de ezel achter de kribbe. In alle kerstbeeldengroepen komen deze beide dieren voor, ze horen er bij. Toch komen de os en de ezel niet voor in het nieuwe testament. Verschillende evangelisten wijden in dit geschrift uit over de geboorte van Jezus. Matheus schrijft over de ster en de wijzen uit het oosten. Lucas heeft het over de kribbe waarin het kindje gelegd werd en de herders met hun schapen waaraan een engel verscheen.

Uit Jesaja
De os en de ezel komen dan ook ergens anders vandaan, uit het Bijbelboek Jesaja. De Profeet Jesaja schreef; ”De os en de ezel weten waar ze vandaan komen, wie hun heer is, wie hen voedt”. Het verwijst naar de alledaagse ervaring van mensen die omgaan met vee, dat de koeien en de andere dieren hen herkennen. Deze link met het oude testament werd het voor het eerst aan het einde van de 2e eeuw gelegd in een preek door de kerkvader Origenes. In de vroege kerk is de kribbe uit Jesaja, de kribbe waar de ezel zo trouw aan is, verbonden met de kribbe uit het evangelie van Lucas. De kerkvaders wilde zo laten zien dat Christus in het Oude Testament reeds werd aangekondigd.

Op een ezel reisde Maria naar Bethlehem
De os en de ezel zijn in deze tijd van weinig betekenis in ons land. Ezels zijn eigenlijk nooit veel gehouden in Nederland. Ze kunnen niet goed tegen regen, hun vacht is niet waterdicht waardoor ze al gauw doornat worden. Vocht is ook slecht voor de hoeven. Nederlandse ezels werkten vroeger wel als last- en trekdieren voor boeren en tuinders. Ook waren er strandezeltjes, waarop kinderen konden rijden. Nu worden ezels alleen nog maar voor het plezier gehouden. Alle ezels stammen af van de wilde ezels uit de woestijnen van Noord-Afrika. Waarschijnlijk al 6000 jaar voor Christus werd de ezel tam gemaakt. Ezels zijn onmiskenbare werkdieren vooral in droge hete streken. Ze zijn taai en kunnen sober leven op voedsel waarmee koeien en paarden het niet redden. In het oude Egypte vindt je vele afbeeldingen van ezels. In de Bijbel worden ze vaak vernoemd. Maria zat op een ezel toen ze naar Bethlehem reisde waar Jezus ter wereld kwam.

In de ossenwei gaan
Ossen zijn één van de oudste door mensen gebruikte trekdieren. Al in de 6e eeuw voor Christus werden ze in Midden-Europa ingezet in de landbouw. Al vroeg spande men ze voor sleeën, karren en wagens.  De os is een gecastreerd mannelijk exemplaar van een rundveeras. Door de stier te castreren krijgt hij een rustiger karakter en kan zijn grote kracht worden ingezet voor allerlei doeleinden. De castratie wordt op zeer jonge leeftijd, vanaf 2 weken, uitgevoerd. Door de verminderde testosteronproductie groeien ossen minder snel dan stieren maar worden daardoor wel gespierder dan koeien. Dat ossen nog niet zo lang geleden wel in onze omgeving gebruikt werden is te zien aan de vele spreekwoorden waarin ze vernoemd worden. Die komen helaas ook steeds minder in ons taalgebruik voor. ’Slapen als een os’, zeer diep slapen, kennen we nog wel. ’Ossen achter de ploeg spannen’, jezelf tegenwerken, Is ook niet helemaal onbekend. ’Het is de os gemolken’, vergeefse moeite is ook wel verklaarbaar. Maar ’Op het ossenboek komen’,  te oud worden om te trouwen, hoor je niet iedere dag meer zeggen. En ’Ín de ossenwei gaan’ zegt men ook niet meer tegen een alleenstaande vrouw van boven de 30!

Consommé de queue de boeuf
Voor het bereiden van het feestelijk gerecht ’ossenstaartsoep’ worden gewoonlijk koeienstaarten gebruikt. De heldere ossenstaartsoep is een heerlijk licht, smaakopwekkend begin van een mogelijk verder wat zwaar kerstdiner. Volgens de overlevering hebben de Fransen het recept van ossenstaartsoep aan de Engelsen (Oxtail clair) gegeven daar deze de staarten gewoon weggooiden. De in schijven gehakte staarten worden in de oven geroosterd. Het vet bakt uit en het geeft een mooie donkere kleur aan de soep. Na vele uren langzaam trekken in runderbouillon (niet te veel,)  wordt het vlees van de botten gehaald en onder druk afgekoeld. Deze sterke bouillon zeven en eventueel clarifiëren(helder maken) en op smaak brengen met zout en een scheutje Madeira. Als garnituur in blokjes gesneden wortel, knolselderie het vlees van de staarten toevoegen.

Smakelijk eten, fijne sfeervolle kerstdagen en een goed begin in 2012.

In het verhaal over Jezus geboorte uit de ''Verkorte Bijbelsche Geschiedenis des ouden en des nieuwen testaments" uit 1918 worden de os en de ezel niet vernoemd maar komen wel voor op de bijbehorende prent die hier staat afgebeeld.