vrijdag 30 maart 2012

Tapuit op de Oeverzwaluwwand.


Ad Kolen

De Oeverzwaluwwand in de Dongevallei in de Reeshof te Tilburg is in het begin van vorig jaar van een flinke laag extra zand aan de voorzijde voorzien. Helaas werd opnieuw 'laagwaardig' zand gebruikt met als gevolg instortingen van de wand met daarin bewoonde nesten.

Er zijn momenteel vergevorderde plannen om een permanente broedvoorzienig, opgetrokken uit stenen, te realiseren. Dat zal echter pas na het komende broedseizoen zijn.

Weer een stukje geschikt voor nestgangen van Oeverzwaluwen.

Om dit broedseizoen voor Oeverzwaluwen niet opnieuw verloren te laten gaan ondernam ik actie vandaag. Met schop en hak vanmiddag een wat stevig uitziende deel van de bestaande wand afgestoken. Nu is een deel van de wand, over een lengte van ruim 5 meter, weer verticaal tot een hoogte van meer dan 1,5 meter. Flinke klus voel ik nu aan mijn armen en schouders. Grofweg berekent toch zeker 3 kubieke meter zand met de schop verplaatst. Geen alledaags werk voor me!!

Het is maar een klein stukje in de hele wand maar wie weet goed voor zo'n 15 paren.

Ondertussen de schermutselingen tussen verschillende Canadese ganzen gade geslagen. Genoten van de meer 15 Kuifeendjes op de plas en de Scholeksters aan de overkant.

Het mooiste was echter de Tapuit die ik zag bij aankomst bij de Oeverzwaluwwand. De vogel vloog vanaf de bodem in een boompje op de wand. Tapuiten broeden niet in onze directe omgeving. Af en toe worden ze gedurende de trek gezien. Eerder werden Tapuiten gezien in 2004(1), 2006(3) en 2011(2) tijdens de voorjaarstrek.


Kijk ook eens op het weblog: vogelsenzo; Quirijnstokpark  
                        http://vogelsenzo-quirijnstokpark.blogspot.com/

zondag 25 maart 2012

De Fitis, is er weer!

De Fitis (Phylloscopus  trochilus.)

Ad Kolen

Gisteren in het mooiste natuurgebied van Brabant, De Brand, de 1e waarnemingen van de Fitis gedaan. Tijdens een wandeling in de middag tijdens heerlijke zonnig omstandigheden 2 keer in verschillende omgevingen van dit gebied de aarzelende zang van dit zomervogeltje gehoord. Het waren echt zeer voorzichtige pogingen zijn zang te laten horen. Bij de 1e waarneming slecht eenmaal het bekende liedje gehoord. Bij de 2e viel de zang na 2 volledige liedjes ook weer stil.

Vandaag tijdens de openbare wandeling van het IVN in het zelfde gebied deze vogelsoort opnieuw gehoord. Hoewel hij duidelijk meer gehoord werd dan gisteren, was het nog niet het gebruikelijk altijd, vanuit alle richtingen klinkende liedje!


De Fitis komt, de Fitis gaat!

Ad Kolen

De Fitis is een indrukwekkende kleinigheid. Het is een grijsachtig bruingroen vogeltje met een geelwitte onderzijde. De Tjiftjaf en meerdere andere zomervogeltjes lijken daar in eerste instantie nogal op. De Fitis is in het veld eigenlijk alleen aan zijn zang snel en goed te herkennen. Zijn kenmerkend liedje begint met slagen die lijken op die van een Vink, ze worden plots afgebroken en eindigen in een ietwat melancholiek, treurig klinkend deuntje wat in volume en toonhoogte daalt.

Het indrukwekkende zit hem voor mij in zijn gedrag. Hoe hij zijn plaats vindt in een veranderend biotoop. Wat na de opeenvolgende natuurlijke processen meer en later weer minder geschikt wordt als zijn leefgebied. In gebieden waar ik al jaren broedvogels inventariseer, het Noorderbos (sinds 2003) en de Dongevallei (sinds 2004), kwam de Fitis op.  

De biotoop van een Fitis is open gebied met wat bomen en struiken. De voorwaarden werden er beter gezien de stijgende aantallen. In de Dongevallei steeg het aantal territoria van 8 in 2004 naar 14 in 2011. In het Noorderbos van 8 in 2003 naar 30 in 2011.


De Biotoop van de Fits in het Noordebos.


In de Dongevallei worden volgens beheersafspraken grote delen open gehouden. Het Noorderbos ondergaat buiten het maaien van de paden geen beheer. In welk gebied gaat de stijging het eerste stilvallen? Een boeiende vraag die de toekomst zal uitwijzen.

Snuffelen in oude gegevens verzamelt in het Quirijnstokpark leveren een voorbeeld op van het ongeschikt worden van een gebied voor deze vogelsoort. Het Quirijnstokpark is in 1975 gereed gekomen. In het nog kaal en open park kwam de Fitis natuurlijk volop voor.

Gegevens van de jaren 1987 tot 1995 laten een dalend aantal broedvogels zien, van 6 naar 1 territorium. Daarna ontbreken van enkele jaren de gegevens. Onregelmatige, later verzamelde cijfers, wijze uit dat de soort er in 2001 nog broedde (2 territoria), in 2003 niet, in 2007 ook niet en 2008 weer wel (1 territorium) en in 2009 weer niet. Wat duidelijk maakt dat met het toenemen van het volume van de bomen en struiken de biotoop minder geschikt wordt voor Fitissen.

Oplevingen hebben te maken met grote snoei- en kapactiviteiten in het park. Dan is het weer even open! Een soort als de Boomklever heeft er ondertussen en nieuw leefgebied gevonden. Al met al interessante ontwikkelingen die het ’vogelen’ zo leuk en steeds boeiender maken.

Kijk ook eens op het weblog: vogelsenzo; Quirijnstokpark  
                        http://vogelsenzo-quirijnstokpark.blogspot.com/

donderdag 15 maart 2012

Voorjaar in de Brand

Een nog kale rij beuken in maart in de Brand.
Ad Kolen

Heerlijk, de winter loopt ten einde. Het was er weer een met tamelijk véél ijs en sneeuw, voor Nederlandse begrippen. Al in januari kondigde de Bosuilen bij Loon op Zand met hun roep het einde aan. Meer verschijnselen van het naderende voorjaar lieten zich vanaf half februari horen en zien. De dagen lengden, Merels zongen in de vroege ochtend. Roodborsten, Winterkoningen en de Zanglijsters, met hun steeds herhaalde prachtige strofes, volgde snel. Krokussen en Hyacinten verschenen in de gazons in ons noordelijk stadsdeel. Het voorjaar is daar! Wij vieren dit feit altijd op 20 maart. Toevallig is dan ook mijn partner jarig!

Een prachtig voorjaarsverschijnsel zijn de frisgroene pollen van de zwarte zegge in de natte bossen van de Brand.

Bosrijk maar bijzonder nat
Dan wordt het tijd om weer eens het, volgens kenners mooiste natuurgebied van Brabant te gaan bezoeken. De Brand ligt, sinds de herindeling van gemeenten, aan de noordrand van Tilburg. Tussen de bebouwde kom van Udenhout en de scheidingsweg tussen de Loonse en Drunense Duinen, de Oude bossche baan ligt dit bezit van Brabants Landschap. Het is een restant van een omvangrijke natte omgeving die eens liep van Den Bosch tot de Langstraat. Duizend jaar geleden was heel deze streek bosrijk maar ook bijzonder nat. Alleen op de hogere dekzandruggen kon men nederzettingen stichten en akkers bebouwen. In de omgeving van Udenhout, Berkel-Enschot, Oisterwijk en Haaren was dat mogelijk.

Close-up van de aar van de zwarte zegge.

Voorjaarsbloeiers; aangepaste levenscyclus
De Brand is in de omgeving bekend om de rijke ondergroei aan voorjaarsbloeiers van maart tot in mei. Mensen komen hier speciaal naar toe om te genieten van de ontelbare Bosanemomen en het Speenkruid. Voorjaarsbloeiers hebben  een specifieke aangepaste levenscyclus.  Ze groeien, bloeien en vormen eventueel zaad in een heel korte periode. Ze moeten dat doen vóór er onvoldoende licht is door het sluiten van de kronen in de boomlaag of overgroeiing door andere kruiden.  De planten komen zeer vroeg tot ontwikkeling en bloeien van maart tot mei. Ze hebben een stapje voor op andere planten omdat hun voedingsstoffen opgeslagen zijn in ondergrondse bollen (Wilde hyacint), wortelstokken (Bosanemoon, Salomonszegel, Muskuskruid) of speciale knolletjes (Speenkruid.) De meeste voorjaarsbloeiers gebruiken deze speciale ´reserve organen´ ook voor de vegetatieve uitbreiding.

Voorjaarsbloeiers laten hun bloemetjes zien voordat de bladeren aan de bomen komen.

Speenkruid
Bij speenkruid is b.v. de vorming van de zogenaamde broedknolletjes in de bladoksels algemeen bekend. Ze zijn hét verspreidingsmedium van Speenkruid. De plant dankt zijn naam aan de opgezwollen knotsvormige delen van de wortel die dienen als reserveopslag en lijken op speentjes. De jonge plantjes van Speenkruid zijn rijk aan vitamine C en worden weleens gegeten. Ze groeien meestal aan de rand van natte bossen, op vochtige weilanden en grasachtige oevers van stroompjes en sloten. De fel goudgele bloem staat alleen aan het einde van de steel. Het blad is vlezig, donkergroen en hartvormig.

Bosanemonen kleuren soms lila tot paars.

Bosanemoon
De bosanemoon is in Brabant zeker geen zeldzame plant maar in de verre omgeving zijn nergens zulke rijke groeiplaatsen te vinden als in de Brand. Maar ook hier komen ze niet overal voor. Ze geven de voorkeur aan tamelijk voedselrijke en vochtige gronden waar veel losse humus is opgehoopt. Ze groeien meestal in het bos maar ook aan de randen van vochtige weilanden en op en langs paden. De Brand bestaat ook uit droge en zanderige stukken en erg natte moerasbossen, daar komt de Bosanemoon niet voor. Ik kan me een droom voorstellen waarin een engel op een winderige herfstdag door de bossen in de Brand zweeft en met de handen sterrenzaad verspreidt. Op een zonnige dag in het vroege voorjaar wiekelt ze opnieuw tussen de bomen door om de uitgekomen jonge sterretjes op het groene dek van bladeren te bewonderen. Zo ziet het er uit, een prachtig gezicht! Uit het wijd vertakte wortelsysteem van de Bosanemoon ontspruiten talrijke stengels met 3 gelobde bladeren op lange stelen en één bloem aan het einde.  De bloemen zijn meestal wit maar variaties van roze tot paars zijn ook geen uitzondering.

Bloeiende Bosanemonen (Anemone nemorosa.)

Daarnaast komen ook de meer zeldzame soorten als Kleine gele dovenetel en Gulden boterbloem in deze tijd tot bloei. Wat later als de al genoemde soorten bloeit het Grootbloemmuur. Deze ook witbloeiende plantjes komen veelvuldig voor in de Brand. Met name langs vele paden.

Kijk ook eens op het weblog: vogelsenzo; Quirijnstokpark  
                        http://vogelsenzo-quirijnstokpark.blogspot.com/

donderdag 8 maart 2012

Eerste Boomleeuwerik


Ad Kolen

Vandaag de 1e Boomleeuwerik (Lullula arborea) van dit jaar gehoord. Dat was op het fietspad door de Loonse en Drunense Duinen tussen Kaatsheuvel en Loon op Zand, nabij ´De IJsbaan´.

Dat brengt een lentegevoel te weeg. Maar dat komt pas echt naar boven bij de 1e Tjiftjaf (Phylloscopus collybita.) Met een zacht weekend voor de boeg verwacht ik hem wel te hebben gehoord voor maandag!

Voor mij was het de 1e Boomleeuwerik maar hij was al eerder gehoord in de buurt:

door Titia van Heusden (25 februari) op Huis ter Heide Tilburg en door Frank Gijselhart (26 februari)   op Gorp en Rovert.


Kijk ook eens op het weblog: vogelsenzo; Quirijnstokpark  
                        http://vogelsenzo-quirijnstokpark.blogspot.com/

Merelgedrag


Ad Kolen

Vanmorgen vanaf mijn werkplek opvallend gedrag van de Merel (Turdus merula) gezien. Hoewel het behoorlijk waait is het vrij zacht en schijnt de zon af en toe. Zittende aan de koffie kijken we op het nog lege terras. Een oppervlak van ongeveer 8 bij 25 meter bedekt met betonnen grindtegels. Het geheel is omzoomd met lage en hoge struiken, beukenheggen en wat bomen. Een paradijsje voor allerlei vogelsoorten.

In mijn ooghoek zie ik een Merel over de tegels scharrelen. Het is een mannetje. Zijn gedrag is opvallend. De vogel loopt steeds stukjes in een bepaalde richting. Daarbij maakt hij lichte buigingen met de kop en de hals. Dan zien we dat de staart helemaal is uitgespreid en beide vleugels licht afhangen. Eerst wordt aan baltsgedrag gedacht totdat een ander mannetje van dezelfde vogelsoort in beeld komt. 


Afbeelding uit de album: 'Zo leer je vogels kennen'  van rizla+.

Tot nu viel hij onder de raam uit beeld. Beide mannetjes zijn in het broedkleed getooid; gele snavel en gele ring om het oog. Het verenkleed van de 2e Merel is wat minder zwart getint. Het gedrag van de 1e Merel is duidelijk gericht op de vogel die later in beeld komt. Deze maakt even later, veel subtieler echter, dezelfde bewegingen. De staart en de vleugels worden daar niet bij ingezet.

Een opvallend schouwspel dat ik niet eerder mocht waarnemen. Je zou zeggen dat het imponeergedrag is en naar verwachting met territoria te maken heeft. Soms kunnen mannetjes Merels met veel kabaal flink naar elkaar uithalen. Dit gaat echter allemaal vrij rustig en eindigde na enkele minuten.

Herkent iemand dit en weet er eventueel een verklaring voor?


Kijk ook eens op het weblog: vogelsenzo; Quirijnstokpark  
                        http://vogelsenzo-quirijnstokpark.blogspot.com/

woensdag 7 maart 2012

De Zandleij

De waterstand van de huidige, rechtgetrokken Zandleij wordt door stuwen geregeld.

Ad Kolen

Al vele eeuwen verloopt de afwatering van Tilburg van nature middels het grondwater en een stelstel van waterlopen naar een drietal beken. De waterlopen, ook wel als waterleidingen aangeduid, ontstonden in het Holoceen na het warmer worden van het klimaat en het toenemen van de neerslag. De Beken; de Leij, de Donge en aan de noordzijde van de stad de Zandleij ontstonden al eerder, in het Pleistoceen.

Tilburg op een dekzandrug
Tilburg bevindt zich op een dekzandrug, ligt in 3 afwateringsgebieden en behoort tot 3 waterschappen. De waterscheidingen lopen dwars door de stad. De Donge en de Leij stromen vanuit het zuiden in noordwestelijke en oostelijke richting langs het hoger gelegen centrum van Tilburg. Respectievelijk ontspringende nabij Baarle-Nassau en onder Weelde in België. De situatie van de Zandleij ligt wat anders. De bron van de Zandleij bevindt zich thans in het gebied gelegen tegen het Noorderbos, genaamd De Zandleij. Oorspronkelijk is de Zandleij een samenstroming van 3 beekjes nabij Udenhout. De eigenlijke bovenstroom van de Zandley begon in het Zand en de Zandsche Bosschen. Langs de Tongerlose Hoeve liep het beekje in noordelijker richting door de Hasselt en de Stokhasselt. Met 2 ander waterlopen; de Heikantsche de Lindsche vormden ze de beek. Deze liep door Udenhout en Helvoirt en mondde uit in de Bossche Sloot, die op zijn beurt weer in de Diesse uitkwam. In 1910 veranderde de situatie door het graven van het Drongelse kanaal. Vanaf toen werd daarin, in de buurt van Cromvoirt, afgewaterd en belandde het zo in de Bergshe Maas.


Belangrijke rol voor beken
Zowel de Zandleij als de Donge en de Leij hebben in de loop van de geschiedenis een belangrijke rol gespeeld in de afvoer van regen- en afvalwater van Tilburg. Het stelsel van waterlopen, dertig in totaal, voerde aanvankelijk alleen regenwater naar de hoofdstromen. Maar in de 19e eeuw werden die geleidelijk aan steeds meer gebruikt voor de afvoer van afvalwater. Het stijgend aantal inwoners en het toenemen van industrie maakte de aanleg van riolering in Tilburg noodzakelijk. Vanaf 1870 werd daaraan begonnen. Daarnaast werd door het steeds weer verbreden en uitdiepen van de waterlopen de afvoer van regen- en afvalwater verbeterd. Waar het naar toe ging was een ander probleem. Tegen 1870 werd het punt waarop de natuurlijke zuiverende werking van het water van de verschillende beken en de capaciteit om het afvalwater af te voeren overschreden.

De Leijkwestie
Tilburg verplaatste het probleem van het vuile water naar minder bewoonde delen van de stad en via de beken naar elders. Vooral Berkel-Enschot en Oisterwijk hadden daar problemen mee (de Leijkwestie.) Vanaf begin 1900 werden vloeivelden aangelegd in de Wietse, aanvankelijk als proef, om het water te zuiveren. Later werd een waterzuivering gebouwd in Moerenburg.

Conflict
In die zelfde periode, voerde een aantal textielfabrieken aan de Goirkestraat hun water af op de Zandleij.  Samen met ander afvalwater was Tilburg daardoor de grootse gebruiker en vervuiler van deze beek. Ook hier ontstond een conflict, met Udenhout deze keer. Dit werd opgelost door het aanleggen van vloeivelden en drainagevelden langs de Zandleij. Tussen 1919 en 1929 werden ze door werkeloze textielarbeiders en bouwvakkers aangelegd op de heide tussen Tilburg en Loon op Zand. Het was meest graafwerk wat gewoon met de schop werd uitgevoerd.

 In het Noorderbos zijn volop overblijfselen van de vloeivelden achtergebleven zoals dit slibdepot.

Het vuil bleef achter
Dit systeem verbeterde de kwaliteit van het water in de Zandleij aanzienlijk en functioneerde tot na  1970 toen de huidige zuiveringsinstallatie Noord in gebruik werd genomen. Het gehele complex bestond uit 130 percelen van circa een ha., variërend van 80 tot 120 are. Daartussen bevond zich een stelsel van aan- en afvoersloten gemaakt van zanddijken met een bodem van leem. Centraal in het oostelijk deel was een pompstation waar, van uit een bak, drie pompen het water door drie buizen opstuwden om het verder via het slotenstelsel naar de beoogde vloeivelden te transporteren. Op verschillende plaatsen kon het water via betonnen afsluiters, waarin metalen platen geschoven werden, gestopt of doorgelaten worden. Zo werden de verschillende percelen bevloeid, waarna het water langzaam de bodem infiltreerde. Het vuil bleef achter op de bodem en het gezuiverde water werd opgevangen in drainagebuizen om via een stelsel van afvoersloten afgevoerd te worden naar de Zandley. Men zag dat toen niet als vervuiling maar als ”het in cultuur brengen van niets opbrengende woeste gronden”.

In het Noorderbos zijn volop overblijfselen van de vloeivelden achtergebleven zoals deze afsluiter.

Het Noorderbos:
Na veel perikelen rondom bodemvervuiling en mislukte aanplanten werd uiteindelijk het Noorderbos op 27 maart 2003 officieel geopend op de plaats waar decennia lang het Tilburgse stads- en industriewater gezuiverd werd. In de huidige situatie wordt nog steeds het gezuiverde afvalwater via de Zandleij door het gebied afgevoerd. Tijdens matige tot strenge vorstperiode zoals in het begin van februari van dit jaar blijft het enigszins opgewarmde water steeds open waardoor bijzondere situaties ontstaan. Op een zaterdag in februari trekt dit, enige open water in de omgeving, verschillende soorten vogels aan zoals; Grote zilverreiger, Grote gele kwikstaart, Watersnip, Witgatje, Waterpieper, Aalscholver en Grote zaagbek.


maandag 5 maart 2012

Kraanvogels in de lucht


Foto van Kraanvogels bij het Lac du Der Chantecoq in Frankrijk in februari 2008.

Ad Kolen


Vrijdagavond (02-03-2012) om 21.28 u. krijg ik een e-mail bericht van Arnold van Rijsewijk met de volgende inhoud: ”Ik hoorde zo juist (21.15 u.) een groep Kraanvogels overvliegen vanuit onze tuin aan de van Bylandtstraat (in Tilburg binnen de Ringbaan.) Ze vlogen laag of het waren er veel, want ik hoorde ze al terwijl ik binnen zat, maar kreeg ze niet te zien.” Na een retour berichtje te hebben verstuurd ga ik even naar buiten om te luisteren, wie weet!! Ik woon in Tilburg Noord, parallel aan de Vlashoflaan. Tot mijn verbazing hoor ik na enkele minuten (21.45 u.) de bekende roep van Kraanvogels hoog boven me. Het zijn er veel, ze klinken zowel links als rechts van me. Latere pogingen, tot na 11.00 u. leveren niets meer op.

Eerder deze dag en ook eerder in de week had ik in berichten van organisaties die zich met Kraanvogels bezig houden gelezen, van zowel uit Spanje en Duitsland als uit Frankrijk, dat er verplaatsingen van vele duizenden Kraanvogels plaats vinden op dit moment.

Foto van Kraanvogels bij het Lac du Der Chantecoq in Frankrijk in februari 2008.

Vandaag (maandag 05-03-2012) fiets ik na een dag werken van Waalwijk naar Tilburg, zoals ik dat 4 keer per week doe. Er staat een stevige wind en het regent. In gedachte verzonken rijdende juist voorbij het Witte Kasteel aan de rand van Loon op Zand (17.25 u.) door een open stuk word ik opgeschrikt door de bekende luide geluiden van Kraanvogels. Ze bevinden zich recht boven me! Dwars op de weg vliegen ze in westelijk richting in een breed front. Er is een lichte opsplitsing in 2 groepen te zien. Ze vliegen niet zo hoog en maken veel geluid.


Foto van Kraanvogels bij het Lac du Der Chantecoq in Frankrijk in februari 2008.

Snel begin ik te tellen. Al gauw zit ik op meer dan 70 stuks. Dan wordt het schatten verder want ze verdwijnen snel uit het zicht. Ik schat het totaal op 140 maar het zijn er waarschijnlijk meer. Bijna uit zicht buigen ze iets in zuidwestelijk richting af. Ze zien waarschijnlijk water, in de verte liggen het Blauwe meer en het Leikeven. Ze vliegen niet echt in de trekrichting, die is noordoost. Waarschijnlijk trachten ze een plek te vinden om te overnachten en wat te eten eventueel. Gewoonlijk trekken Kraanvogels meer oostelijk van onze omgeving over. Niet eerder zag ik er zo veel in de buurt, prachtig!

zondag 4 maart 2012

De Patrijs gaat er van door!


Ad Kolen

Naast de onvermijdelijke groei van exoten (Canadese- en Nijlganzen o.a.) gaat het met een aantal vogelsoorten wel goed. Meerdere soorten zijn stabiel (Aalscholver/Sperwer), andere weten zich te handhaven en herstellen (Roodborsttapuit/Gekraagde roodstaart) of maken een groei door (bosvogels.) Dat geld zeker niet voor alle vogelsoorten. Ondanks de vele inspanningen glipt een aantal vogelsoorten, voornamelijk weide- en akkervogels, ons door de vingers. Alle maatregel ten spijt, gericht op het herstel en behoud van biotopen, nemen de aantallen van meerdere soorten af.
Niet alleen in Nederland maar ook in de rest van West-Europa verdwijnen tot voor kort vrij algemene soorten in ras tempo. Veel veranderde er in agrarische gebieden en nog steeds. Vogelsoorten kunnen zich niet snel genoeg aanpassen of hun leefgebied verdwijnt eenvoudig.

Ten noorden en ten oosten van Tilburg, waar ik het meeste buiten verblijf, verdwenen een aantal vogelsoorten of namen sterk in aantallen af. Zo’n 30 jaar naar vogels kijken is boeiend. Soorten leren en daarvan genieten houdt je lang bezig. Dan wordt het meer bewust, krijg je inzicht. Kom je er achter waar en waarom een vogelsoort daar leeft. Je leert de biotopen kennen met de bijbehorende vogelsoorten.

Dan verdwijnen soorten en wordt het een ander verhaal. Tijdens jaarlijkse vogeltrektellingen zie je de aantallen van Veldleeuwerik (Alauda arvensis) en Graspiepers (Anthus pratensis) afnemen. Vaak wijt je het aan de weersomstandigheden, tot je beseft dat ze echt veel minder overtrekken.

In het Noorderbos en omgeving daalde het aantal Graspiepers. In 2002 broedde er nog één paar. Daarna waren het alleen trekkers en overwinteraars. Van 180 exemplaren (het totaal van 24 tellingen) in 2003 daalde de presentie gestaag naar totaal 5 in 2010. In 2011 ontbraken Graspiepers tijdens alle tellingen.

Patrijs (Perdix perdix.)  Foto: Walter Appels.

De Patrijs (Perdix perdix) onderging een soortgelijk lot. Tot en met 2008 broedde ze met 1 of 2 paren in het Noorderbos. Ook in de omgeving zag je ze met enige regelmaat het jaar rond. Vanaf 2009 stortte de populatie ten Noorden van Tiburg geheel in. Het broeden stopte en de laatste 2 teljaren ontbraken Patrijzen helmaal in het Noorderbos en omgeving.

In wat verder noordelijk gelegen gebied tussen Kaatsheuvel en Sprang-Capelle voltrok zich hetzelfde. Stukje bij beetje werden delen van het gebied afsnoept voor bebouwing of kregen een andere bestemming tot er in 2010 voor het laatst Patrijzen gezien werden.

De Patrijs is er vandoor in mijn omgeving, maar wie weet kunnen ze nog bewogen worden terug te komen!