woensdag 3 februari 2021

Noorderbos Nestkastonderzoek OPEN Verslag 2020








 

 Noorderbos Nestkastonderzoek OPEN

Verslag 2020

Koolmees dominant

Goed, maar niet vlekkeloos verlopen broedseizoen



Ad Kolen


De letters van het nestkastonderzoek OPEN staan voor Onderzoek, Processierupsbeperking, Educatie en Noorderbos. Het onderzoek heeft naast de betekenis van de letters ook een OPEN karakter.



Meetnet Nestkaarten

Naast de vogeltellingen en de broedvogelinventarisaties in het Noorderbos sinds 2003 ben ik in 2020 een meerjarig onderzoek naar het broedsucces van vogels gestart. Door het plaatsen van nestkasten wordt onderzoek gedaan naar de hoeveelheid eieren die de verschillende soorten vogels leggen en het aantal jongen dat uitvliegt. Het onderzoek loopt mee met het Meetnet Nestkaarten van Sovon, een belangrijke aanvulling op de broedvogelmonitoring. Aantalsveranderingen van broedvogels zijn vaak voor een deel te verklaren door gegevens over het broedsucces van de verschillende soorten.






Vijfenveertig nestkasten


In januari en februari 2020 zijn vijfenveertig nestkasten opgehangen, in drie reeksen. Het gaat om vijftien nestkasten voor spreeuwen, vijftien voor pimpelmezen en vijftien voor koolmezen. Nestkasten voor dezelfde vogelsoorten zijn op ruime afstand van elkaar geplaatst om conflicten te voorkomen. De invliegopeningen verschillen per vogelsoort. Voor pimpelmezen en andere kleine vogelsoorten als kuifmees, matkop en zwartkop is 28 mm aangehouden, voor koolmezen 32 mm en voor spreeuwen 45 mm. Het idee achter de verschillende afmetingen van de invliegopeningen is om onderzoek te kunnen doen naar zoveel mogelijk verschillende soorten vogels.



Met soms een heel kleurig nest.



Sterke concurrentie

Van een eerder onderzoek (Quirijnstokpark 1995 & 1996) is bekend dat er veel concurrentie is bij het gebruik van nestkasten. Tussen individuen van één vogelsoort is het meest dominante koppel meestal de winnaar. Als het gaat tussen een grotere en een kleinere soort, dan domineert de grote. Pimpelmezen verliezen het dus vaak van koolmezen. Maar zeker niet altijd zonder slag of stoot. De nestkastopeningen voor pimpelmezen van 28 mm blijken ruim uitgevallen. Zo zijn nagenoeg alle nestkasten ook voor koolmezen toegankelijk, blijkt uit de resultaten. In een pimpelmezenkast (KN-13) wordt bij een eerste controle een pimpelmees op een nest in aanbouw aangetroffen. Bij de tweede controle zit er een koolmees op het nest. Bloedvlekken op de klep zijn aanleiding voor nader onderzoek. Onder het nestmateriaal tref ik een dood gepikte pimpelmees aan. Van deze kast vliegen uiteindelijk 11 jonge koolmezen uit. In een andere pimpelmezenkast (NK-25) vind ik een dode koolmees. De vogel is dood gepikt, gezien de kale hals en kop. Er onder bevinden zich 4 eieren. Daaroverheen is door een andere koolmees een nieuw nest gebouwd, waarvan 9 koolmezen uitvliegen.


Veel koolmezennesten met 10 tot 13 eieren.



Verrassend veel koolmezen

Het aantal koolmezen in het Noorderbos is verrassend groot. Het voedselaanbod is goed, o.a. door de talrijk aanwezige eiken, en door de nestkasten is er volop nestgelegenheid. Waarschijnlijk hebben deze gunstige omstandigheden ook koolmezen uit andere omgevingen aangetrokken. Dit is echter niet met zekerheid te zeggen zonder nader onderzoek. In 2020 zijn over het gehele Noorderbos 43 territoria van koolmezen vastgesteld. Vóór 2020 zijn - in een oplopend aantal - nooit meer dan 18 territoria (in 2019) vastgesteld.


Spreeuwen leggen meestal minder eieren, 4 tot 6 in het Noorderbos.



Minder processierupsen

Alle nestkasten zijn opgehangen aan zomereiken, vaak langs eikenlanen, maar ook in geheel uit eiken bestaande bossen. Het aantal nesten van processierupsen was in 2019 op veel plaatsen groot, zo ook in het Noorderbos. Er was enige vrees of het onderzoek in 2020, door de mogelijke overlast van brandharen, wel doorgang kon vinden. In 2020 waren er in het Noorderbos en de omgeving van Tilburg minder nesten van de processierups. Hoe groot de invloed van de mezen op de aantallen processierupsen is, is niet duidelijk. Begin mei zijn er volop hongerige bekjes te vullen met rupsen. Ongetwijfeld zijn daar ook processierupsen bij, die dan nog geen haren hebben. Er zijn filmopnames gemaakt (door camera’s in nestkasten) van voederingen met groene rupsen; helaas is de soort rups niet vastgesteld. Wel is gezien dat een volwassen koolmees processierupsen at. Hij veegde eerst aan een tak de haren eraf. Tijdens de nestkastcontroles is enkele malen een beginnend nest (aan de kast) van processiekruisen in een vroeg stadium (zonder haren) aangetroffen. Eenmalige verwijdering was voldoende om ze uit de buurt te houden.



Een nest van een pimpelmees met 11 eieren en veel veren.




Wekelijks nestkastcontroles in het broedseizoen

Van de vijftien voor spreeuwen bestemde nestkasten zijn er maar twee door spreeuwen gebruikt om er te broeden. Een door de spreeuwen gebouwd nest (NK-33) is al voor de eileg door koolmezen overgenomen. Eén spreeuwenkast (NK-27) werd niet gebruikt; alle overige spreeuwenkasten zijn door koolmezen bezet. Ook één pimpelmeeskast (NK-28) is niet gebruikt om te broeden; wel om in te slapen gezien de achtergebleven poepjes en donsveertjes. Met tussenpozen van gewoonlijk een week zijn van 3 april tot 26 juni - in het broedseizoen - totaal veertien nestkastcontroles uitgevoerd. Daarbij is de kast steeds geopend en zijn alle opmerkelijke zaken genoteerd. Na het uitvliegen van een nest jonge vogels is de kast niet meer gecontroleerd. Een uitzondering daarop is NK-20, waarin twee opeenvolgende succesvolle broedsels zijn vastgesteld. In meerdere kasten is, zoals later blijkt, een tweede broedpoging ondernomen. Deze tweede legsels zijn niet gevolgd.



Spreeuwen komen het eerste uit, in de 3e week van april zijn er al jonge spreeuwen.



Spreeuwennest meestal smerig

Van de vijfenveertig nestkasten zijn er twee niet voor broeden gebruikt. Twee nestkasten zijn bezet door de spreeuw, zeven door de pimpelmees en vierendertig door de koolmees. Er zijn in totaal 425 eieren gelegd: 11 door de spreeuw, 68 door de pimpelmees en 346 door de koolmees. Uit de 11 door spreeuwen gelegde eieren zijn van de twee nesten 4 gezonde spreeuwen gevlogen. De niet uitgevlogen, waarschijnlijk dode jonge spreeuwen zijn niet achter gebleven. Ook de niet uitgekomen eieren zijn door de ouders verwijderd. De uitwerpselen van de jonge spreeuwen worden door de ouders voor een deel afgevoerd, gewoonlijk samen met wat nestmateriaal. De twee nesten van de uitgevlogen spreeuwen zijn smerig, vol met uitwerpselen, de een meer dan de ander. De pimpelmees en de koolmees zijn veel netter. Als een jonge vogel van deze soorten zijn behoefte moet doen, draait hij zich om en steekt het achterlijf naar boven. Een van de oudervogels neemt het uitwerpselpakketje daarna mee naar buiten.


Het prille begin, jonge pimpelmezen.



Pimpelmees: niet altijd succesvol

Zeven pimpelmeesparen produceerden gezamenlijk 68 eieren. Van 4 van de 7 legsels zijn uit alle eieren jongen gekomen en ook uitgevlogen. Eén legsel van 8 eieren was goed voor 8 jonge pimpelmezen. Ze overleden echter tussen twee controles in (volgens filmbeelden) en waren al door de ouders verwijderd. Aanvankelijk was uitvliegen al aangenomen als reden voor het ontbreken van de jongen. Van een ander legsel van 8 zijn 7 eieren achter gebleven.



Nog kaal en blind, 10 jonge koolmezen.



Koolmees: succes en drama

De 34 koolmeesbroedsels, waaronder één tweede legsel, zijn goed voor 346 eieren. Daarvan zijn 283 jonge koolmezen uitgevlogen. Van 13 legsels zijn alle eieren uitgekomen en zijn de jonge koolmezen uitgevlogen. Een laat broedsel (NK-18), met de eerste eieren pas in de tweede week van mei, wordt uiteindelijk verlaten. De afgekoelde eieren blijven in het nest achter. Van 2 legsels naast elkaar (NK-37 & NK 38) zijn de respectievelijk 11 en 8 jonge koolmezen van ruim een week oud dood in de nestkast aangetroffen. De oorzaak is niet duidelijk. In diverse artikelen over vergiftigingen van jonge mezen worden bestrijdingsmiddelen tegen de rupsen van de buxusmot als mogelijke oorzaak gezien. Ook middelen tegen luizen en teken bij honden kunnen fataal zijn voor jonge vogels. Veel mezen gebruiken hondenharen om hun nest af te werken. In de haren blijven resten van die middelen achter. In het Noorderbos worden veel honden uitgelaten en ook hondenharen aangetroffen (vanwege het kammen). Die zijn vaak in de afwerking van de nestkommen in de nestkasten gevonden.


Ver in de veren, 11 pimpelmezen, maar met nog wat donsveren nog niet helemaal klaar!




Positieve ervaringen

De ervaringen met het eerste jaar van dit meerjarenproject zijn positief. De overlast van de processierupsen is mogelijk, mede door dit project beperkt.. Uit de onderzoeksresultaten is te concluderen dat een flinke populatie mezen het goed doet in het Noorderbos. Dit merendeels jonge bosgebied biedt veel voedsel voor deze vogelgroep. Gezien het veelvuldige gebruik van de nestkasten zijn natuurlijke nestgelegenheden niet in overvloed aanwezig. De dominante koolmezen overheersen de andere kleine holenbroeders. Jammer, want daardoor blijft het aantal vogelsoorten dat onderzocht kan worden, beperkt.




Jonge koolmezen(12),  klaar om uit te vliegen.


Leerzaam

Ook het educatiedeel van dit project is aan bod gekomen. Tijdens de controles en het onderhoud van de nestkasten komen passanten met allerlei vragen en wordt er informatie gegeven. Onderzoekstechnisch was dit eerste deel van het project zeer leerzaam. Meer onderzoeksvragen zijn naar boven gekomen en aanpassingen aan de nestkasten blijken noodzakelijk. Om een breder scala aan vogelsoorten, vooral de kleinere soorten, te kunnen onderzoeken zijn de invliegopeningen van de nestkasten aangepast. Het gat van de pimpelmeeskasten is verkleind en er zijn geen grote openingen meer (spreeuwen). Het aantal nestkasten wordt voor het komende broedseizoen, volgens plan, met een reeks van 15 nestkasten aangevuld. Alle 6 reeksen bestaan het komende broedseizoen uit 8 nestkasten voor pimpelmees en 7 voor koolmezen. Op twee andere locaties (Quirijnstokpark & Dongevallei) wordt ter vergelijking met één reeks een gelijksoortige onderzoek uitgevoerd.



Met dank aan de sponsoren (VWG KNNV Tilburg, Boomrooierij Weijtmans, M Steendijk, H Bosman).





Vragen en reacties naar adkolen@kpnmail.nl