zaterdag 28 augustus 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Huiszwaluw

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen


Modder verzamelende huiszwaluwen, een nu verdwenen beeld.


Huiszwaluw
Delichon urbicum



De huiszwaluw is een kleine zwaluwsoort. Hij is net iets groter dan de oeverzwaluw. De bovendelen zijn duidelijk donker, zwart met blauwe schouderveren, en ook de ondervleugels zijn donkerblauw. Het onderlichaam en de keel zijn geheel wit. Het meest duidelijke kenmerk is wel de witte stuit. De oorspronkelijke broedplaatsen liggen in berggebieden met kliffen. In Nederland is de huiszwaluw voor zijn nestplaatsen gebonden aan de mens. Karakteristiek is dat ze vaak onder dakranden nestelen.


Broeden voornamelijk op het platteland

De eerste huiszwaluwen komen in april terug uit hun overwinteringsgebieden in tropisch Afrika. Het merendeel arriveert echter pas in mei. In augustus en september verlaten ze Nederland weer. Soms zijn nesten in een kolonie tot ver in september bezet. In de zeventiger jaren van 20e eeuw is de huiszwaluw met 250.000 tot 500.000 paren een talrijke broedvogel in Nederland. Minder nestgelegenheden door een andere bouwwijze van huizen (o.a. gladde afwerking en minder overstekende randen) en de afname van insecten zijn mede oorzaken van een forse terugval daarna. Pas rond de eeuwwisseling keert het tij en volgt een licht herstel. De huidige broedpopulatie bestaat uit 70.000-100.000 paren (gegevens 2013-2015), voornamelijk op het platteland. Omvangrijke aantallen in de steden zijn nagenoeg verdwenen, onder meer door bebouwing van braakliggende terreinen en het ontbreken van nestmaterialen. Er trekken 50.000-200.000 huiszwaluwen (gegevens 2008-2012) over Nederland van en naar hun broed- en overwinteringsgebieden. (bron: sovon.nl)













   
             Figuur 80: alle waarnemingen (566) van de huiszwaluw per jaar met het totaal boven de kolom.



Verdwenen als broedvogel uit de buurt

De grafiek in figuur 80 laat zien hoe onregelmatig het aantal waarnemingen van de huiszwaluw zijn tijdens de hele tellingenreeks: hoog, laag, hoog en weer laag om daarna nagenoeg te verdwijnen. De huiszwaluw is geen broedvogel in de Dongevallei. Wel is hij er vaak gezien in die periode. In het meest noordelijke teldeel is de huiszwaluw nogal eens aangetroffen terwijl hij modder voor de bouw van zijn nest verzamelt. In de wijken rondom dit deelgebied was de huiszwaluw broedvogel. In de periodes met de hoogste aantallen waarnemingen zijn diverse malen tot enkele tientallen modder verzamelende vogels aangetroffen. Samen met andere zwaluwen, die ook niet of juist wel in de Dongevallei broeden, foerageren huiszwaluwen boven de plas aan de Reuverlaan. In de nazomer zijn soms grote groepen aangetroffen. Inclusief jonge vogels van dat jaar variëren de aantallen van 5 tot 42 exemplaren.


Uit de grafiek is te concluderen dat het broeden in de buurt nu verleden tijd is. De soort ontbreekt nagenoeg de laatste jaren. In de Dongevallei zijn niettemin de omstandigheden voor de huiszwaluwen gelijk gebleven. De ondiepe poel waar modder voor de nesten wordt verzameld is nog steeds uitermate geschikt voor dat doel. Die poel ligt in een plas-dras omgeving en wordt open gehouden door de regelmatige bezoeken van de Schotse Hooglanders. Het is niet duidelijk waarom de soort niet meer broedt in de omgeving. Het ongeschikt worden van de nestlocaties is een voor de hand liggende conclusie, maar dat is niet onderzocht.



Kleine zonnedauw, talrijk in 2006 en 2007, nu sterk afgenomen in de Dongevallei door vermesting en verdichting van de bodem.





Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


dinsdag 24 augustus 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Boerenzwaluw














   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen

Mannelijke boerenzwaluw.

Boerenzwaluw
Hirundo rustica



Lange, korte en geen staartpunten

De boerenzwaluw is de bekendste en talrijkste zwaluw in ons land. De bovenzijde, de helft van de onderkant van de vleugels en de staart zijn blauwzwart, soms met een metaalachtige glans. De borst en een deel van de vleugels zijn beigewit. Tussen de lange staartpunten loopt aan het einde van de kortere staartveren een rij witte vlekjes. Een prachtig detail dat alleen opvalt als de staartpunten gespreid zijn. Deze buitenste staartpennen zijn het langst bij het mannetje; bij het vrouwtje zijn ze wat korter en bij jonge boerenzwaluwen klein en onopvallend. De boerenzwaluw vliegt rustig en moeiteloos. Hij is één met het luchtruim waardoor hij zich gracieus beweegt. Aan het begin van de zomer vliegt hij laag boven gazons en weilanden op zoek naar insecten. Hij is de enige vogelsoort die laag over de grond foerageert.




Ook in paardenstallen

De boerenzwaluw is in het laatste kwart van de vorige eeuw in aantal afgenomen. Modernisering van boerenbedrijven (hygiënemaatregelen) en voedselgebrek door intensivering van landgebruik zijn de oorzaken. Vanaf de eeuwwisseling herstelt en stabiliseert de populatie zich licht. Het toenemende aantal paardenhoudenrijen op het platteland compenseren voor een deel de afname van traditionele broedlocaties. De huidige broedpopulatie (2013-2015) bestaat uit 210.000-280.000 broedparen. Er trekken 50.000-200.000 boerenzwaluwen door Nederland (2008-2012). In de winter wordt hij hier niet aangetroffen. (bron: sovon.nl)




Geen broedvogel in de Dongevallei

Net als de gierzwaluw en de huiszwaluw broedt ook de boerenzwaluw niet in de Dongevallei. Hij bezoekt het gebied alleen om er te eten en te drinken. Van alle teljaren in de reeks zijn waarnemingen bekend. Zie de grafiek in figuur 79. In sommige jaren (2011-2015) is maar één waarneming vastgesteld, in andere jaren waren het er wat meer (2008-2009-2010-2016-2017-2018). In totaal gaat het om 173 waargenomen exemplaren, meestal in lage aantallen tegelijk (tussen 1 en 5). Flinke groepen (18 in 2006, 11 in 2007 en 17 in 2013) schroeven de totaalaantallen in die jaren flink op.



      Figuur 79: alle waarnemingen (173) van boerenzwaluwen per jaar met het totaal boven de kolom.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



vrijdag 13 augustus 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Oeverzwaluw

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen




Oeverzwaluw
Riparia riparia - broedvogel


Mini-zwaluw

De wetenschappelijke naam van de oeverzwaluw is Riparia riparia, wat oevervogel betekent. De aanwezigheid van water is belangrijk voor de oeverzwaluw, omdat hij vooral boven het water op zoek gaat naar insecten. De oeverzwaluw is de kleinste zwaluw die in onze omgeving voorkomt. Gedurende de winter verblijft hij in Afrika (de Sahel) en vanaf begin april komt hij in Nederland aan om zich voort te planten. Hij broedt in zelf gegraven nestgangen in verticale zandwanden. Dat zijn van oorsprong door hoog water gevormde steile oevers van beken en rivieren. Tegenwoordig zijn het veel vaker gronddepots, afgravingen en kunstmatige nestgelegenheden. De nestgang, met een lengte van soms meer dan een meter, graaft de oeverzwaluw met de poten uit. Een hele klus voor dit vogeltje. Het holletje aan het einde van de gang bekleedt hij met veertjes en grassprietjes.




De gehele bovenzijde van het lichaam, de onderzijde van de vleugels en de staartpunten van de oeverzwaluw zijn bruin. Op een duidelijke borstband na is het gehele onderlichaam wit bevederd. De staart is licht gevorkt. De vlucht is snel en wendbaar. Met sierlijke wendingen jaagt hij boven het water op insecten. Vaak is dat groepsgewijs en soms ook met andere zwaluwen, zoals de huiszwaluw.


De aantallen wisselen sterk

De landelijke aantallen van broedende oeverzwaluwen variëren enorm. Van voor de eeuwwisseling zijn fluctuaties bekend tussen piekjaren met 25.000 en jaren met amper 4.000 broedparen. De sterke schommelingen blijven doorgaan met pieken in 2000 (32.000) en 2011 (35.000.) De sterke wisselingen worden vaak veroorzaakt door droogte in de overwinteringsgebieden. Ook langdurige regen en koude in het broedseizoen zijn van invloed op de broeduitkomsten. Natuurontwikkelingsprojecten en veranderingen aan de rivieren dragen weer bij aan toenames. In de laatste atlasperiode (2013-2015) is het aantal broedparen vastgesteld op 20.000-30.000. (bron: sovon.nl)


Dongevallei - een vrij constante situatie

De Dongevallei is geheel door mensen ingericht. De waterstand wordt door stuwen en pompen nagenoeg het gehele jaar op een vrij constant peil gehouden. De hoogte van het water fluctueert slechts enkele decimeters. Van sterke schommelingen van de waterstand is nooit sprake en afgekalfde oevers komen dan ook niet voor in de Dongevallei. Alleen in enkele besloten delen daalt de waterstand bij het langdurig ontbreken van neerslag en bij hoge temperaturen. Er zijn dan ook slechts enkele plekjes met stukjes steile oever waar mogelijk enkele oeverzwaluwen of een ijsvogel zouden kunnen broeden. In de loop van de tijd is dat maar een beetje uitgebreid met wortelkluiten van omgevallen bomen. Daarom zijn er al in 2003 voorzieningen getroffen om de oeverzwaluw broedgelegenheid te bieden.


Aanvankelijk lage bezetting

Op 21 april 2003 werd een langwerpig wal van zand gestort op de oostelijke oever van de plas ten zuiden van de Reuverlaan. Tot en met 2009 werd de wand tijdens elk broedseizoen door oeverzwaluwen bezet. De nesten werden zowel aan de westkant, langs het water, als aan de oostkant gegraven. Tijdens meerdere jaren is vastgesteld dat verschillende gangen niet werden afgemaakt. Ze waren vaak niet dieper dan één tot enkele decimeters. Dat wijst op ongeschiktheid van het materiaal: het zand is erg los waardoor het nest snel instort, aan de buitenkant van de wal en ook van binnen. Ook vervuiling in de vorm van stukken plastic en stenen vormen een belemmering bij het graven van de nestgangen.




De oeverzwaluwwand in 2012 op de achtergrond en na het onderhoud op de foto hieronder.




Ongeschikte broedlocatie

Het aantal broedende oeverzwaluwen in de Dongevallei is in de eerste helft van de tellingenreeks erg laag in verhouding tot de afmetingen van de wand. Zie figuur 78. Bovendien is de presentie onregelmatig en zonder enige lijn. Na een stijging van de territoria van 3 in 2006 naar 13 in 2007 vallen de aantallen daarna weer terug. Schommelingen zijn geen onbekend beeld en komen vaker voor, zowel bij kunstmatige broedvoorzieningen als in natuurlijke situaties. De eerste waarneming in 2008 leek weer veelbelovend: 14 stuks werden gezien. Verder in het jaar waren de aantallen echter beperkt en uiteindelijk konden maar 6 territoria worden vastgesteld. In 2009 lag dat aantal met 4 territoria nog lager. In 2010 liep het bestand terug tot de waarneming van één niet broedende oeverzwaluw. De wand was zo ver ingestort dat de oeverzwaluwen het niet meer als een geschikte broedlocatie zagen.



      Figuur 78: alle vastgestelde territoria (315) van oeverzwaluwen per jaar met het totaal boven de kolom.



Uitblijvend succes

Aan het begin van 2011 werd de wal opgeknapt. Aan de zijde van de plas werd een brede laag extra zand aangebracht. Vrij kort na deze restauratie werd echter al vastgesteld dat opnieuw ’laagwaardig’ zand was gebruikt. Al snel veroorzaakt het te ’losse’ zand weer instortingen. De 10 bewoonde nestgangen zijn in dat jaar als territorium genoteerd. Door instortingen, gravende konijnen en rovende zwarte kraaien zijn er geen of maar enkele jonge oeverzwaluwen uitgevlogen in 2011. In het voorjaar van 2012 werden opnieuw delen van de wand handmatig verticaal afgestoken om de oeverzwaluwen een kans te geven. Helaas ook zonder het resultaat van succesvolle broedgevallen.


Nieuwe start

G. Stooker nam het initiatief om in de winter van 2012-2013 een kunstmatige oeverzwaluwwand voor de bestaande wal te laten bouwen en organiseert het onderhoud. Het verwachte resultaat in het broedseizoen 2013 bleef achterwege. De opvulling achter de wand bevatte veel leem en kiezels (3-5 cm). Een ondoordringbaar barrière voor de oeverzwaluwen. Een eerste herstelpoging, het opnieuw opvullen van (alleen) de nestgangen met zand van de oude wal leverde het opvolgende broedseizoen direct een positief resultaat op! De drie daar opvolgende jaar werden goede resultaten geboekt, zoals de grafiek laat zien.


De nestgangen worden jaarlijks schoongemaakt en opnieuw gevuld. Opvallend is het hard opdrogen van het zand in de openingen. De grove poreuze stenen waaruit de wand is opgebouwd zorgen voor snelle verdamping van het vocht uit het zand. Gewoonlijk worden deze wanden gemaakt van glad betonnen platen met voorgeboorde gaten. Het gebruiken van ongeschikt zand werd als oorzaak gezien van het ontbreken van broedende oeverzwaluwen in 2017. Meer aannemelijk is echter dat de populatie niet is teruggekeerd van hun overwinteringsgebied in de Sahel. De Sahara oversteken blijft een risicovolle onderneming. Met een cameraval is echter vastgesteld dat er al op 27 maart 2017 enkele oeverzwaluwen in het gebied zijn aangekomen. Daarna zijn nog viermaal oeverzwaluwen gesignaleerd, niet meer dan 6 stuks in totaal. Op wat krasjes in enkele nestgangen na zijn er geen sporen van pogingen tot nestbouw gezien. Mogelijk hebben enkele jonge, onervaren vogels het wel gered. In 2018 lopen de aantallen vastgestelde broedgevallen weer op en in 2019 is het niveau van 2014 weer nagenoeg geëvenaard. Dit laatste jaar was succesvol met tientallen uitgevlogen jongen waaronder meerdere tweede broedsels.


Oeverzwaluwen tellen, geen sinecure

Oeverzwaluwen tellen is geen sinecure. Het is moeilijk om van de kriskras bij de broedlocatie en boven de aangrenzende plas vliegende oeverzwaluwen het juiste aantal vast te stellen. Het komt vaak op een schatting neer, vooral als de aantallen hoger zijn, zoals in de tweede helft van de tellingenreeks. Een schatting gebaseerd op het aantal vastgestelde broedparen en de uitgevlogen jongen valt veel hoger uit en is ook niet erg nauwkeurig. Er is dan ook alleen een tabel van de vastgestelde territoria afgebeeld. In een periode van ruim een maand, van half mei tot half juni, worden drie telsessies van een à twee uren uitgevoerd om alle bezette nestgangen in kaart brengen. Daarnaast wordt gecontroleerd of deze nestgangen voldoende diep zijn uitgegraven. Soms worden niet afgebouwde nestgangen gebruikt om even neer te strijken! Het observeren van de kolonie tijdens het vaststellen van de bewoonde nesten en via camera’s toont ook gedrag dat vragen oproept. Bijvoorbeeld waar ze elders naar voedsel zoeken. Soms is er 10-15 minuten geen enkele oeverzwaluw in de buurt.




Reacties maar adkolen@kpnmail.nl









dinsdag 10 augustus 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Veldleeuwerik

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen






Veldleeuwerik
Alauda arvensis


De veldleeuwerik is een kleine grijsbruine vogel, licht van onderen en met soms wat opstaande veren op de kop. De snavel is bruin en de poten zijn roodbruin. De zangvlucht is onmiskenbaar: hangend of zwevend in de lucht stoot hij een niet aflatende stroom muzikale klanken uit. Aan die zang of (korte) roepen wordt de soort vaak het hele jaar door herkend. Ook in zachte winters is de veldleeuwerik wel ergens in Nederland te horen.


De veldleeuwerik is een vogel van open gebieden en hij broedt voornamelijk in grasland. Door wijzigingen in het agrarische gebruik is hij voor een groot deel overgegaan naar bouwland en heidevelden. Door verdere intensivering in de landbouw krijgt de soort het ook daar moeilijker. Heidevelden bieden nog enig perspectief. Sinds 1980 is de populatie veldleeuweriken in Europa met 60% afgenomen. In sommige landen, waaronder Nederland, nog meer. Een voorzichtige raming van de periode 1973-1977 bedraagt 500.000-750.000 broedparen staat in schril contrast met de laatst vastgestelde populatie (2013-2015) van 10.000-40.000 broedparen. (bron: sovon.nl)


Gedurende de gehele tellingenreeks is de veldleeuwerik maar beperkt aanwezig in de Dongevallei. In vijf teljaren is hij tijdens negen telrondes waargenomen. Zesmaal 1 en driemaal 2: in totaal 12 exemplaren. Eén waarneming was in maart en de overige waarnemingen vonden in augustus, oktober en november plaats.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



maandag 9 augustus 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Kuifleeuwerik

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen





Kuifleeuwerik
Galerida cristata – broedvogel 



Rechtopstaande kuif

De kuifleeuwerik is een redelijk grote leeuwerik. Hij is iets groter dan de veldleeuwerik en heeft een meestal rechtopstaande kuif en een spitse snavel. De kuif van de kuifleeuwerik is steeds zichtbaar, ook platgedrukt op het achterhoofd. De korte kuif van de veldleeuwerik is dat niet. De rug van de kuifleeuwerik is bruingrijs gestreept, de onderdelen zijn grijswit met beige. De flanken zijn licht gestreept. Van de staart zijn de buitenste veren roze, in tegenstelling tot de witte van de veldleeuwerik. In de vlucht worden kenmerken als de rossige ondervleugels en de vrijwel streeploze grijze stuit zichtbaar. Hij vindt zijn leefgebied in stedelijke gebieden, braakliggende gronden en industrieterreinen, spoorbermen, duinen en soms weide- en akkerranden. Na de neergang van de kuifleeuwerik trachtte de laatste restpopulaties zich in aanbouw zijnde woonwijken te handhaven.


Uitgestorven

In ”Nederlandsche Vogelen 1770-1829” (Nozeman & Sepp) staat de kuifleeuwerik samen met de boomleeuwerik nog als zeer zeldzaam vermeld. Vanaf het midden van de 19e eeuw maakte de kuifleeuwerik in Nederland een indrukwekkende opmars. Vanaf circa 1970 ging de populatie echter ernstig achteruit. De Nederlandse broedpopulatie nam af van 3.000-5.000 paren in 1973-1977 naar 60-80 paren in 1998-2000 en minder dan 10 vanaf 2009. In de recent gepubliceerde broedvogelgegevens (2018) staan de laatste broedende kuifleeuweriken vermeld. Dat was in de periode 2013-2015 in Venlo en het laatste broedgeval was in de Haverleij bij Den Bosch. Daarna is hij hoogstwaarschijnlijk uitgestorven in Nederland. De precieze oorzaak van het verdwijnen van deze typische vogel is niet helemaal duidelijk. Als een van de verklaringen wordt de veranderende stedenbouw gezien (bron: sovon.nl). Bebouwingen zijn dichter geworden en woonwijken worden sneller opgeleverd. Langdurig braakliggende gronden komen bijna niet meer voor. Ook op industrieterreinen nemen open terreinen af of ze worden ingezaaid. Gelukkig komen er nog miljoenen kuifleeuweriken voor in het zuiden en oosten van Europa. Wie weet?


Reeshof, het laatste Tilburgse bolwerk

De Tilburgse natuuronderzoeker Harry Vercruijse deed 10 jaar lang (1978-1988) onderzoek naar de kuifleeuwerik in onze stad. Naast het noteren van waarnemingen keek hij ook naar bijzonderheden. Afwijkingen door (mogelijk) insecticiden en een overschot aan mannetjes kwamen aan het licht, misschien omdat vrouwtjes meer kwetsbaar zijn door het broeden en verzorgen van de jongen op de bodem. Meer mensen, honden en katten (verstoringen) en verdere verzuring van de bodem noemt hij ook als oorzaken van de achteruitgang. In 1987 zijn in de hele stad 44 territoria van kuifleeuweriken vastgesteld. In 1986 waren er dat nog 13, waarvan een deel in de Reeshof. (bron: Lezing voor VWG KNNV door Harry Vercruijse op 18 februari 2005).

























Een stuk van deze nog nagenoeg kale omgeving maakte in 2005 deel uit van het laatste territorium van de kuifleeuwerik in Tilburg.



Binnen de grenzen van de Dongevallei is op 15 maart 2005 een paar kuifleeuweriken waargenomen. Het was op een open en kaal terrein in het meest zuidelijke teldeel. De waarneming was voldoende voor het vaststellen van een territorium in de Dongevallei. In de volgende jaren 2006-2008 zijn kuifleeuweriken waargenomen in de in aanleg zijnde wijk Koolhoven, zuidelijk van de Spoorlijn Tilburg-Breda. Eigen waarnemingen bevestigen daar 2 en later 1 territorium. Daarna werd het stil rondom de kuifleeuwerik in Tilburg.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



zondag 8 augustus 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Grote bonte specht

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen





Grote bonte specht
Dendrocopos major - broedvogel



’Kick kick kick’

De grootste van de drie bonte spechten is de grote bonte specht. Het verenkleed is zeer gevarieerd. Naast zwart op de vleugels en de staart is de onderzijde vuilwit. De vleugels met grote witte ovale vlakken hebben ook fijne witte lijnen. Met op de kop en de hals wit naast zwart is het echt een ’bonte’ specht. Het rood van de onderstaartdekveren en de rode nekvlek - alleen bij het mannetje - maken het geheel compleet. De korte stijve staartveren ondersteunen de vogel bij het klimmen langs stammen en takken van bomen. Het belangrijkste daarbij zijn de krachtige klauwen met gebogen nagels om zich vast te grijpen. De grote bonte specht is het merendeel van het jaar te horen door het scherpe en luid klinkende ‘kick kick kick’, zijn alarm- of contactroep. Het roffelen, het territoriumgeluid, klinkt vanaf het einde van de winter tot ver in het voorjaar.


Toename door meer oude bomen


De grote bonte specht is voornamelijk een standvogel, alhoewel jonge vogels wel omzwervingen maken. Uit het verleden zijn wel kleine invasies bekend. Vermoedelijk zijn het vogels uit het noorden of het oosten, die vanwege voedselgebrek zijn vertrokken. Ten tijde van de eerste broedvogelatlas (1973-1977) spreekt men van 10.500-17.000 broedparen. Die aantallen zijn opgelopen tot 75.000-100.000 broedparen volgens de eind 2018 verschenen: ’Vogelatlas van Nederland’, waarvoor de gegevens van 2013 tot 2015 verzameld zijn. In de loop van de tijd zijn alle gebieden met bomen bezet door grote bonte spechten. De sterkste aanwas vond al voor de eeuwwisseling plaats door uitbreiding en het ouder worden van de bossen. (bron: sovon.nl)



    Figuur 77: alle waarnemingen (42) grote bonte spechten per jaar opgeteld met het totaal boven de kolom.


Toekomstige broedvogel

De grote bonte specht komt in vrijwel geheel Nederland voor, als er maar bomen staan. Die zijn er aanvankelijk nauwelijks in de Reeshof. De meeste bomen in dit stadsdeel en ook de aanplanten in de Dongevallei zijn nog vrij jong. Toch is in het eerste jaar van de tellingenreeks - op vrijdag 22 oktober - al een grote bonte specht waargenomen. Een verrassing in dit toch erg open gebied. Hij ontbrak enkele jaren en verscheen verder in zeer laag aantal. Elke waarneming was bijzonder. Nog steeds is hij geen algemene verschijning, zie de aantallen in figuur 77. Toch nemen de waarnemingen langzaam toe en ontwikkelt zich een voorzichtig stijgende lijn. Gek genoeg wordt die door het lage aantal waarnemingen in 2017 en 2018 onderbroken. In 2019 is de stijging weer te zien en ook het daaropvolgende jaar valt hoger uit (11). De grote bonte specht komt voor in stedelijk gebied en broedt er ook. Met het dikker worden van de bomen in de Dongevallei zal hij zich binnen enkele jaren hier ook als broedvogel vestigen.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


zaterdag 7 augustus 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Groene specht

 

   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen




Groene specht
Picus viridis - broedvogel


Miereneter

De groene specht heeft ongeveer het formaat van een gaai en is kleiner dan de zwarte specht. Het lichaam is vrij fors, de staart kort en de snavel krachtig en lang. De bovenkant van het verenkleed is groengrijs met geel. De onderkant is vaal grijzig. De kruin is bedekt met rode veren die naar achteren tot aan de hals doorlopen. Rond de ogen bevindt zich een zwart masker en daaronder een zwarte snorstreep. Alleen bij het mannetje is de kern van de snorstreep rood. Verder zijn er geen zichtbare verschillen tussen de geslachten. Jonge vogels hebben een gevlekt verenkleed. De vlucht van de groene specht is diep golvend, waarbij de vleugels na een reeks slagen steeds tegen het lichaam worden gevouwen.





Het grootste deel van het voedsel van de groene specht bestaat uit mieren. Binnen deze beperkte voedselkeuze is deze specht niet eenkennig. Naast rode bosmieren in bosgebieden vindt de groene specht ook prooien in meer open landschap, zoals de zwarte wegmier, de gele weidemier en de glanzende houtmier (bron: mieren.nl). Met de krachtige en lange snavel kan de groene specht trechtervormige gaten maken in een mierenhoop of in de bodem. Daarbij kan hij zijn tong tot 10 cm ver uitsteken en zo de mieren tot ver in de tunnels volgen. De zachte punt van de tong is bedekt met slijmachtig vocht uit de speekselklieren, waaraan de mieren blijven kleven.



Sporen in de sneeuw van een naar mieren zoekende groene specht.


Doet het beter

De groene specht is vooral een vogel van kleinschalige agrarische landschappen met nogal wat oude bomen. Uitgestrekte bosgebieden zijn vaak alleen aan de randen bezet en rondom grote open vlaktes. In Brabant heeft de soort zich verplaatst van dichte bossen naar meer open en parkachtige landschappen. Vanaf 1975 halveerde de populatie door afname van de rode bosmier ten gevolge van vergrassingen en de toename van bramen in de bossen. Door bezetting van populierbossen, houtsingels en andere nieuwe aanplanten nam het aantal groene spechten na 1990 weer toe. Verwonderlijk is het hoe goed de groene specht het in geheel Zeeland doet: daar neemt hij toe vanaf de jaren tachtig in de vorige eeuw. In de periode 1998-2000 is de stand 4.500-5.500. Volgens de laatste gegevens (2013-2015) staat de stand op 8.000-9.500 broedparen. In de winter (2013-2015) zijn de aantallen op 25.000-30.00 geschat. (bron: sovon.nl)



Figuur 75: alle waarnemingen (182) van de groene specht per jaar met het totaal boven de kolom.


Lachende specht

De lachende zang van de groene specht is onmiskenbaar. Daar is hij (en ook zij) goed aan te herkennen. Ook de diep golvende vlucht is een goede herkenbare eigenschap. Terwijl hij zich al vroeg in het jaar laat horen is de groene specht buiten het broedseizoen vaak veel rustiger, zwijgzamer. Op de bodem zoekend naar mieren wordt hij vaak niet opgemerkt. Daarom is hij mogelijk ook wel eens gemist. Meerdere waarnemingen van de groene specht zonder het bekende geluid zijn in de loop der jaren vastgelegd. Dus een wat hogere aanwezigheid dan de waarnemingen aangeven is niet uitgesloten. De grafiek in figuur 75 laat alle opgetelde waarnemingen zien. In sommige jaren zijn de waarnemingen zeer beperkt. Met nogal wat fluctuaties is er in het geheel wel een stijgende lijn te zien. De meeste groene spechten zijn van oktober tot met februari waargenomen. In het voorjaar en in de zomer zijn de aantallen het laagst.



Figuur 76: alle territoria (9) van de groene specht per jaar met het totaal boven de kolom.



Niet alleen in de Dongevallei

De Dongevallei is een lang en smal gebied met een lengte van circa 2,5 km en een wisselende breedte van 150 tot 300 meter. De afmetingen van het territorium van een groene specht zijn meestal erg groot, weet ik uit ervaring. De aan de Dongevallei grenzende gazons en de flinke bomen die in de buurt staan, zijn voor de groene specht ook interessant. Daar is de soort dan ook waargenomen. Tijdens 9 van de 16 teljaren is er één territorium van de groene specht in de Dongevallei vastgesteld. Zie figuur 76. Delen van de vastgestelde territoria vallen waarschijnlijk buiten het telgebied. Een nest kan ook buiten de Dongevallei zijn uitgehakt. Hoewel bij deze telmethode niet actief naar nesten wordt gezocht, is er in de Dongevallei nooit een nest van de groene specht gevonden. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de telroute het gehele gebied bestrijkt, maar dat niet alle delen van dichtbij bekeken worden. Zo wordt het grote eiland noordelijk van de Reuverlaan alleen bezocht om nesten van ganzen te zoeken. Ook zijn er in het zuidelijke deel twee grote terreinen door water omgeven. Deze worden alleen op afstand bekeken. De opgeschoten berken, wilgen en zwarte elzen hebben inmiddels een flinke omvang en nestbouw is daar niet uitgesloten.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


woensdag 4 augustus 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 IJsvogel

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen


Foto van 18 februari 2005: 
Al voor de aanleg van de ijsvogelwandjes werden maatregelen getroffen om de ijsvogel in de Dongevallei tot nestbouw te verleiden.



IJsvogel
Alcedo atthis - broedvogel



Tisjiiii en een blauwe flits

Uit een schelle hoge roep ‘tisjiiii’, soms enkele malen achtereen, en een blauwe flits bestaat vaak de kortstondige ontmoeting met een ijsvogel. Met wat geluk en geduld is de ijsvogel met een verrekijker op afstand te volgen. Zittend op een tak langs het water valt het vogeltje ondanks de felle kleuren vaak niet op. Bij toeval kun je de duikvluchten naar vis gadeslaan. Niet al zijn pogingen zijn succesvol, zal je opvallen! De ijsvogel komt wijdverbreid voor. Hij broedt in Europa, Noordwest-Afrika, Azië en Indonesië tot aan de Solomon-eilanden. Vogelpopulaties met een groot verspreidingsgebied bestaan uit diverse ondersoorten. Er worden 8 ondersoorten ijsvogels onderscheiden die qua uiterlijk enigszins verschillen. De Europese ondersoort is de Alcedo atthis ispida. De Alcedinidae (de familie van de ijsvogels) zijn gedrongen vogels met een korte hals, een veelal korte staart, een grote kop en een lange sterke dolksnavel. Gewoonlijk zijn ze fel gekleurd, maar soms ook valer. Sommige zijn aquatisch en foerageren op vis. Andere zijn terrestrisch, leven in savannen en bossen en eten insecten en gewervelde dieren. IJsvogels vallen onder de orde Coraciiformes - Scharrelvogels -, die 93 soorten telt.


Zachte of strenge winter reguleert de populatie

Onze ijsvogel heeft een lengte van 16,5-17,5 cm, niet veel groter dan de huismus van 14-16 cm. De ijsvogel lijkt door de grotere kop en langere snavel veel forser dan de huismus. De kopveren van de ijsvogel sluiten in een punt aan op de rugveren, wat de indruk van een grotere kop versterkt. De borst heeft een roodbruine kleur, die doorloopt tot de buik en de onderstaartdekveren. Buik en onderstaart vormen één geheel. De ijsvogel nestelt meestal in het oosten en zuiden van het land, langs langzaam stromende beken met steile wanden. Na een paar zachte winters komt er ook een aanzienlijke aantal tot broeden in minder klassieke biotopen, zoals in het westen en noorden van het land, waar veel kunstmatige nestgelegenheden zijn aangelegd. Onder invloed van watervervuiling en de strengste winter van de eeuw (1962/63) is de stand in de jaren zestig van de twintigste eeuw gedecimeerd. Met enkele dips ten gevolge van opnieuw koude tot strenge winters herstelt de soort zich in het laatste kwart van de eeuw. Een opeenvolging van zachte tot zeer zachte winters in combinatie met verbeterde broedomstandigheden - schoner water en herstel van natuurlijke beekoevers - doet de soort goed. In het topjaar 2008 nestelen er naar schatting meer dan 1000 paren in ons land (bron: sovon.nl). Behoorlijk koudere winters doen de stand weer dalen. Na de winter van 2008/2009 resteert in Brabant nog maar 25% van de populatie.


Blijvers en trekkers

De Nederlandse ijsvogel blijft na het broedseizoen in het broedgebied of zwerft wat rond. Gewoonlijk over korte afstanden. Tussen eind augustus en half oktober stijgt het aantal behoorlijk door aanvulling van vogels uit het buitenland (500-2.000 in 2008-2012). Door wegtrek en sterfte dalen de aantallen daarna weer. Op dit moment telt Nederland 450-550 broedparen (2018) en 1.500-4.000 ijsvogels in de winterperiodes (2013-2015). (bron: sovon.nl)


De ijsvogel betrapt

Door middel van een cameraval voor een van de 5 kunstmatige ijsvogelwanden in de Dongevallei zijn van 2016 tot 2018 bijzondere beelden van de ijsvogel gemaakt. Deze beelden geven mij een andere kijk op van de soort. Het gedrag en het uiterlijk van de ijsvogel is uitvoerig vastgelegd. De vele aaneengeregen korte opnames vormen kleurige studieobjecten. Talrijke kijksessies leveren verrassende ervaringen op. Het eerste opvallende feit is dat de ijsvogel goed en langdurig kan bidden. Het stil voor zijn nestgang hangen kan een kolibrie hem niet verbeteren. Direct ook wordt de agressie tussen soortgenoten zichtbaar. In een van de eerste opnames trekt een mannetje ijsvogel een ander mannetje aan de snavel een nestgang uit: een ongewenst indringer? Enkele beelden van een ijsvogel die een starre houding aanneemt, wijzen op een in de buurt verschijn-ende concurrent. In de vele close-ups die zijn vastgelegd komt het fraaie uiterlijk van de ijsvogel bijzonder mooi in beeld. Details worden duidelijk belicht. De lengte van de lange snavel, fors in verhouding met de rest van het lichaam, wordt zo van dichtbij pas echt duidelijk. De lengte van de snavel bedraagt bij een volwassen exemplaren, 3,5 tot 4,5 cm. Dat is ongeveer een kwart van de lengte van het gehele lichaam.


Als kleine diamanten

De close-ups tonen het donkerblauw op de kop en de verspreid staande fraaie lichtblauwe vlekjes op de vleugels. Deze schitteren soms als kleine diamanten. Het licht doet veel met ijsvogelveren. Door een andere lichtinval verspringt het kobaltblauw zomaar naar groen. Dit wordt veroorzaakt door de fijne structuren in de veren (niet door de pigmenten). Meerdere opnames laten kleurwijzingen zien.























Een van de 5 aangelegde broedlocaties voor de ijsvogel in de Dongevallei.

Het mooiste is wel een goede blik op de lichtblauwe staart, omzoomd met een donkerblauwe rand. Roodbruin en verschillende nuances blauw kennen we vooral van de ijsvogel. Maar wit is ook een belangrijk onderdeel van het verenkleed. De twee flinke witte vlekken in de hals en de nog grotere onder de snavel vallen in de vlucht helemaal niet op. De beelden van dichtbij tonen duidelijk het formaat van het wit. De witte halsvlekken hebben ook een signaalfunctie.


Met de snavel vooruit het nest in en uit

Een tweetal bijzondere observaties: ”Een mannelijke ijsvogel zit soms langdurig te rusten op een tak bij het nest. Bewegende beelden tonen echter ook een onrustige vogel die bijna voortdurend actief is. Het lijf gaat steeds op en neer, zoals bij een witte kwikstaart. Vooral de staart beweegt heen en weer. Deze wordt waarschijnlijk gebruikt, zoals ook bij andere vogels, om het evenwicht te bewaren.” ”In verschillende periodes wordt veel vis aangevoerd, vaak behoorlijk grote, soms meer dan de helft van de lengte van de vogel zelf. Meestal gaat de vogel met een gevangen vis even op tak voor het nest zitten, soms zwaar ademend door de geleverde inspanningen. Vaak is de vis verder weg gevangen en niet meer in leven. De vis wordt dan in de juiste positie gedraaid, met de kop naar voren om hem zo in de bek van de hongerige jongen te kunnen stoppen. Andersom zou een vlotte inname belemmerd worden door de schubben en vinnen. Nog levende vis is in de buurt gevangen en wordt door slagen op de zitstok bewegingsloos gemaakt. De oudervogel die de vis aanvoert, gaat altijd met de snavel naar voren de nestholte in en komt er achterwaarts weer uit. Pas in de opening keert de vogel zich om zo weg te kunnen vliegen. In het nest en de nestgang is onvoldoende ruimte om te draaien.”


    De ijsvogel eet naast veel vis ook waterinsecten en soms een kikker, zie foto!


Dongevallei: geschikte ijsvogelbiotoop

De ijsvogel is geen onbekende vogel in de regio Tilburg. In onze omgeving ken ik deze prachtige vogel al sinds het begin van de tachtiger jaren van de vorige eeuw. Hij komt hier - gezien de aanwezige biotopen - natuurlijk al veel langer voor. Natte natuurgebieden zoals Moerenburg, het Noorderbos en de Dongevallei zijn vaste leef- en broedgebieden. Ook daarbuiten, bij parkvijvers, langs het Wilhelminakanaal, in de Piushaven en in waterrijke woonwijken als de Blaak en de Reeshof, is hij veelal geen onbekende. De aantallen blijven echter laag. De ijsvogel is gevoelig voor vorstperiodes. Enkele weken ijsvorming dunt een lokale populatie behoorlijk uit. Gelukkig is er een toppopulatie ijsvogels in de Biesbosch, op maar 30 km afstand. Via een ’waterweg’ (het Wilhelminakanaal) is deze met Tilburg verbonden en is aanvulling mogelijk als een territorium onbezet raakt. Ook voor een geroutineerde vogelteller is het waarnemen van een ijsvogel geen alledaags gebeuren. Alert zijn op het geluid en het typische vlieggedrag zijn de voorwaarden om ze te kunnen opmerken. De Dongevallei is rijk aan geschikte visjes en de mogelijkheden om ze te vangen zijn toegenomen. Zwarte elzen aan de talrijke oevers die het gebied rijk is, zijn vanaf het begin aanwezig. Door het af en toe afzetten van de oudere exemplaren blijven het geschikte visplekken. Sommige wateren zijn in delen van het jaar niet erg helder. Als er weinig doorstroming is, speelt de sterk ijzerhoudende bodem een rol en verandert het water in een bruine troebele op ’bruine bonensoep’ lijkende massa. De waterstand van de gehele Dongevallei is door middel van stuwen en pompen geregeld. De stand fluctueert niet veel, hooguit 4 decimeter. Alleen ín extreem droge periodes verlaagt de waterstand meer in het meest noordelijke teldeel. Aangesloten op hemelwaterafvoer (sinds 2011) wordt dit bij de eerste regenbui weer aangevuld. Al met al is de Dongevallei een geschikte biotoop voor de ijsvogel.


    Figuur 72: alle waarnemingen (188) van de ijsvogel per jaar met het totaal boven de kolom.


Gezien in de gehele Reeshof

De ijsvogel is in alle jaren van de tellingenreeks in de Dongevallei gezien. De aantallen waarnemingen zijn laag naar mijn gevoel. De cijfers in de grafiek in figuur 72 bekijkende realiseer ik me dat het een moeilijk waarneembare soort is. Ook als ik met mijn kano de Biesbosch doorkruis, zie ik hem soms niet. Niet alleen de Dongevallei, maar de hele met watergangen dooraderde Reeshof is geschikt als voedsel- en broedgebied voor de ijsvogel. Vooral tijdens de eerste helft van de tellingenreeks komen berichten uit de wijk van broedende en foeragerende ijsvogels. Aantallen en locaties zijn daar helaas niet van bekend. In de Dongevallei is de ijsvogel in de eerste 3 maanden van de verschillende jaren maar weinig waargenomen. De meeste waarnemingen vallen van april tot en met oktober (12 tot 27). Opvallend is het lage aantal in november en de stijging in december. Zie figuur 73. De hogere aantallen zijn vooral in juni, juli, augustus en september (28, 27, 24 & 24) vastgelegd. Vooral in de jaren dat een territorium is vastgesteld, zijn de meeste ijsvogels gezien. Dan zijn ze druk met het aanvoeren van voedsel, vooral visjes, en dan zijn ook jonge ijsvogels gezien.



      Figuur 73: alle waarnemingen van ijsvogels per maand met het totaal boven de kolom.


Succesvolle broedvogel in de Dongevallei

De eerste twee territoria in de Dongevallei zijn in 2010 en 2011 vastgesteld. Zie figuur 74. In beide jaren is geen nest aangetroffen. In 2010 vallen de waarnemingen vooral binnen een besloten omgeving, vrij dicht bij elkaar. Het is niet uitgesloten dat ergens op een onopvallende plek toch een nestgang is gegraven. In 2011 zijn voldoende geldige waarnemingen geregistreerd voor een territorium binnen de grenzen van de Dongevallei, maar is ook geen nest aangetroffen. Broedende ijsvogels zijn ook in andere delen van dit stadsdeel aangetroffen. Het is daarom dan ook aannemelijk dat dit nest buiten de grenzen van de Dongevallei ligt. In de nazomer van 2013 zijn op initiatief van G. Stooker vijf kunstmatige nestgelegenheden voor ijsvogels aangelegd. Ze liggen verspreid over het gebied. In 2016 is de eerste bezetting vastgesteld, in het meest noordelijke teldeel. Er is minimaal één jonge ijsvogel gezien en via camerabeelden zijn meerdere broedsels gefilmd. In 2017 zijn 3 territoria vastgesteld in drie verschillende kunstmatige nestgelegenheden. In twee gevallen gaat om meerdere broedsels. Vanuit de opening van het meest noordelijke nest zijn jonge ijsvogels gehoord. Ook in 2018 klonk daar gebedel om voedsel. Meer zuidelijk in het gebied is nog een nest bezet. In het laatste teljaar (2019) zijn 4 territoria vastgesteld waaronder nesten met meerdere broedsels. Er zijn ook jonge vogels gezien. Drie nestgelegenheden werden bezet. Van een 4e territorium is geen nest gevonden. In dat jaar zijn voor de eerste maal de BMP-tellingen (broedvogeltellingen) uitgevoerd via de Avimap-app van Sovon en dus niet handmatig zoals tot dan toe. Mogelijk heeft de automatische clustering invloed op de hoogte van het aantal vastgestelde territoria.



      Figuur 74: alle vastgestelde territoria (12) van ijsvogels per jaar met het totaal boven de kolom.





Reacties naar adkolen@kpnmail.nl