vrijdag 13 augustus 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Oeverzwaluw

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen




Oeverzwaluw
Riparia riparia - broedvogel


Mini-zwaluw

De wetenschappelijke naam van de oeverzwaluw is Riparia riparia, wat oevervogel betekent. De aanwezigheid van water is belangrijk voor de oeverzwaluw, omdat hij vooral boven het water op zoek gaat naar insecten. De oeverzwaluw is de kleinste zwaluw die in onze omgeving voorkomt. Gedurende de winter verblijft hij in Afrika (de Sahel) en vanaf begin april komt hij in Nederland aan om zich voort te planten. Hij broedt in zelf gegraven nestgangen in verticale zandwanden. Dat zijn van oorsprong door hoog water gevormde steile oevers van beken en rivieren. Tegenwoordig zijn het veel vaker gronddepots, afgravingen en kunstmatige nestgelegenheden. De nestgang, met een lengte van soms meer dan een meter, graaft de oeverzwaluw met de poten uit. Een hele klus voor dit vogeltje. Het holletje aan het einde van de gang bekleedt hij met veertjes en grassprietjes.




De gehele bovenzijde van het lichaam, de onderzijde van de vleugels en de staartpunten van de oeverzwaluw zijn bruin. Op een duidelijke borstband na is het gehele onderlichaam wit bevederd. De staart is licht gevorkt. De vlucht is snel en wendbaar. Met sierlijke wendingen jaagt hij boven het water op insecten. Vaak is dat groepsgewijs en soms ook met andere zwaluwen, zoals de huiszwaluw.


De aantallen wisselen sterk

De landelijke aantallen van broedende oeverzwaluwen variëren enorm. Van voor de eeuwwisseling zijn fluctuaties bekend tussen piekjaren met 25.000 en jaren met amper 4.000 broedparen. De sterke schommelingen blijven doorgaan met pieken in 2000 (32.000) en 2011 (35.000.) De sterke wisselingen worden vaak veroorzaakt door droogte in de overwinteringsgebieden. Ook langdurige regen en koude in het broedseizoen zijn van invloed op de broeduitkomsten. Natuurontwikkelingsprojecten en veranderingen aan de rivieren dragen weer bij aan toenames. In de laatste atlasperiode (2013-2015) is het aantal broedparen vastgesteld op 20.000-30.000. (bron: sovon.nl)


Dongevallei - een vrij constante situatie

De Dongevallei is geheel door mensen ingericht. De waterstand wordt door stuwen en pompen nagenoeg het gehele jaar op een vrij constant peil gehouden. De hoogte van het water fluctueert slechts enkele decimeters. Van sterke schommelingen van de waterstand is nooit sprake en afgekalfde oevers komen dan ook niet voor in de Dongevallei. Alleen in enkele besloten delen daalt de waterstand bij het langdurig ontbreken van neerslag en bij hoge temperaturen. Er zijn dan ook slechts enkele plekjes met stukjes steile oever waar mogelijk enkele oeverzwaluwen of een ijsvogel zouden kunnen broeden. In de loop van de tijd is dat maar een beetje uitgebreid met wortelkluiten van omgevallen bomen. Daarom zijn er al in 2003 voorzieningen getroffen om de oeverzwaluw broedgelegenheid te bieden.


Aanvankelijk lage bezetting

Op 21 april 2003 werd een langwerpig wal van zand gestort op de oostelijke oever van de plas ten zuiden van de Reuverlaan. Tot en met 2009 werd de wand tijdens elk broedseizoen door oeverzwaluwen bezet. De nesten werden zowel aan de westkant, langs het water, als aan de oostkant gegraven. Tijdens meerdere jaren is vastgesteld dat verschillende gangen niet werden afgemaakt. Ze waren vaak niet dieper dan één tot enkele decimeters. Dat wijst op ongeschiktheid van het materiaal: het zand is erg los waardoor het nest snel instort, aan de buitenkant van de wal en ook van binnen. Ook vervuiling in de vorm van stukken plastic en stenen vormen een belemmering bij het graven van de nestgangen.




De oeverzwaluwwand in 2012 op de achtergrond en na het onderhoud op de foto hieronder.




Ongeschikte broedlocatie

Het aantal broedende oeverzwaluwen in de Dongevallei is in de eerste helft van de tellingenreeks erg laag in verhouding tot de afmetingen van de wand. Zie figuur 78. Bovendien is de presentie onregelmatig en zonder enige lijn. Na een stijging van de territoria van 3 in 2006 naar 13 in 2007 vallen de aantallen daarna weer terug. Schommelingen zijn geen onbekend beeld en komen vaker voor, zowel bij kunstmatige broedvoorzieningen als in natuurlijke situaties. De eerste waarneming in 2008 leek weer veelbelovend: 14 stuks werden gezien. Verder in het jaar waren de aantallen echter beperkt en uiteindelijk konden maar 6 territoria worden vastgesteld. In 2009 lag dat aantal met 4 territoria nog lager. In 2010 liep het bestand terug tot de waarneming van één niet broedende oeverzwaluw. De wand was zo ver ingestort dat de oeverzwaluwen het niet meer als een geschikte broedlocatie zagen.



      Figuur 78: alle vastgestelde territoria (315) van oeverzwaluwen per jaar met het totaal boven de kolom.



Uitblijvend succes

Aan het begin van 2011 werd de wal opgeknapt. Aan de zijde van de plas werd een brede laag extra zand aangebracht. Vrij kort na deze restauratie werd echter al vastgesteld dat opnieuw ’laagwaardig’ zand was gebruikt. Al snel veroorzaakt het te ’losse’ zand weer instortingen. De 10 bewoonde nestgangen zijn in dat jaar als territorium genoteerd. Door instortingen, gravende konijnen en rovende zwarte kraaien zijn er geen of maar enkele jonge oeverzwaluwen uitgevlogen in 2011. In het voorjaar van 2012 werden opnieuw delen van de wand handmatig verticaal afgestoken om de oeverzwaluwen een kans te geven. Helaas ook zonder het resultaat van succesvolle broedgevallen.


Nieuwe start

G. Stooker nam het initiatief om in de winter van 2012-2013 een kunstmatige oeverzwaluwwand voor de bestaande wal te laten bouwen en organiseert het onderhoud. Het verwachte resultaat in het broedseizoen 2013 bleef achterwege. De opvulling achter de wand bevatte veel leem en kiezels (3-5 cm). Een ondoordringbaar barrière voor de oeverzwaluwen. Een eerste herstelpoging, het opnieuw opvullen van (alleen) de nestgangen met zand van de oude wal leverde het opvolgende broedseizoen direct een positief resultaat op! De drie daar opvolgende jaar werden goede resultaten geboekt, zoals de grafiek laat zien.


De nestgangen worden jaarlijks schoongemaakt en opnieuw gevuld. Opvallend is het hard opdrogen van het zand in de openingen. De grove poreuze stenen waaruit de wand is opgebouwd zorgen voor snelle verdamping van het vocht uit het zand. Gewoonlijk worden deze wanden gemaakt van glad betonnen platen met voorgeboorde gaten. Het gebruiken van ongeschikt zand werd als oorzaak gezien van het ontbreken van broedende oeverzwaluwen in 2017. Meer aannemelijk is echter dat de populatie niet is teruggekeerd van hun overwinteringsgebied in de Sahel. De Sahara oversteken blijft een risicovolle onderneming. Met een cameraval is echter vastgesteld dat er al op 27 maart 2017 enkele oeverzwaluwen in het gebied zijn aangekomen. Daarna zijn nog viermaal oeverzwaluwen gesignaleerd, niet meer dan 6 stuks in totaal. Op wat krasjes in enkele nestgangen na zijn er geen sporen van pogingen tot nestbouw gezien. Mogelijk hebben enkele jonge, onervaren vogels het wel gered. In 2018 lopen de aantallen vastgestelde broedgevallen weer op en in 2019 is het niveau van 2014 weer nagenoeg geëvenaard. Dit laatste jaar was succesvol met tientallen uitgevlogen jongen waaronder meerdere tweede broedsels.


Oeverzwaluwen tellen, geen sinecure

Oeverzwaluwen tellen is geen sinecure. Het is moeilijk om van de kriskras bij de broedlocatie en boven de aangrenzende plas vliegende oeverzwaluwen het juiste aantal vast te stellen. Het komt vaak op een schatting neer, vooral als de aantallen hoger zijn, zoals in de tweede helft van de tellingenreeks. Een schatting gebaseerd op het aantal vastgestelde broedparen en de uitgevlogen jongen valt veel hoger uit en is ook niet erg nauwkeurig. Er is dan ook alleen een tabel van de vastgestelde territoria afgebeeld. In een periode van ruim een maand, van half mei tot half juni, worden drie telsessies van een à twee uren uitgevoerd om alle bezette nestgangen in kaart brengen. Daarnaast wordt gecontroleerd of deze nestgangen voldoende diep zijn uitgegraven. Soms worden niet afgebouwde nestgangen gebruikt om even neer te strijken! Het observeren van de kolonie tijdens het vaststellen van de bewoonde nesten en via camera’s toont ook gedrag dat vragen oproept. Bijvoorbeeld waar ze elders naar voedsel zoeken. Soms is er 10-15 minuten geen enkele oeverzwaluw in de buurt.




Reacties maar adkolen@kpnmail.nl