vrijdag 30 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004 -2019 Aalscholver




   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen


Aalscholver

Phalacrocorax carbo



Witte broedvlek

De aalscholver is overwegend donker van kleur en met een lengte van 80 tot 100 cm is het een vrij forse vogel. Het lijf en vooral de hals zijn lang en slank. Ook de staart heeft een behoorlijke lengte. Afwijkend van kleur is de gele snavelbasis. Jonge vogels hebben een lichte borst. Pas na 4 of 5 jaar broeden aalscholvers voor het eerst. Al vroeg in het jaar krijgen volwassen aalscholvers witte broedvlekken op kop en dijen. De hier voorkomende ondersoort Phalacrocorax carbo sinesis (continentale vorm) heeft tijdens het broedseizoen witte veren op oorstreek en de achterkop. Rustende aalscholvers in de Dongevallei.


Niet kieskeurige viseter

De aalscholver vliegt met een gestrekte nek maar vaak is er ook een knik in te zien. Hij zwemt met een diep gelegen lichaam en omhoog geheven snavel. De aalscholver maakt een sprongetje voor hij onderduikt om te jagen. Hij eet uitsluitend vis - verschillende soorten. Hij is daarin niet kieskeurig; het aanbod is vooral bepalend. Hij is een kundige visser en hij gaat wel tot 8 meter diep om vissen te achtervolgen. Onder water stuwt hij zich voort met de vleugels, niet met de poten (Marcel Boer, De Nederlandse vogelfamilies. In: Het Vogeljaar 2019-2). Beide ouders voeren de jongen met opgebraakte vis. In kleine wateren zoals vaak in Noord-Brabant vist de aalscholver gewoonlijk solitair. Op grote troebele wateren zoals bijvoorbeeld het IJsselmeer, gaan ze vaak in grote groepen op jacht. Ik heb gezien hoe ze dan steeds over elkaar heen vliegen en duiken en zo de vissen voor zich uit jagen.


Vertienvoudiging landelijk aantallen

De aalscholver is een koloniebroeder die soms, indien het voldoende veilig is, op de bodem broedt. Meestal bouwen aalscholvers hun nesten echter in bomen. De soort is in West- en Oost-Europa flink toegenomen. Door het bestrijden van ernstige watervervuiling en het wegvallen van vervolging in de vorige eeuw hebben aalscholvers zich op vele plaatsen opnieuw kunnen vestigen. Kolonies aalscholvers vind je zowel nabij zoete als zoute wateren. Van de rond 60 kolonies liggen de grootste in het IJsselmeergebied, gevolgd door de Waddeneilanden, het Deltagebied en de Hollandse duinen.


De landelijke aantallen zijn vertienvoudigd sinds het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze positieve tendens vloeit voort uit een sterk toegenomen Nederlandse broedpopulatie, die voor een deel in eigen land overwintert. Ook in het Oostzeegebied en in Noord-Duitsland nam de aalscholver tot voor kort toe. Het hele jaar door herbergen IJsselmeer en Markermeer de grootste concentraties, gevolgd door het Deltagebied en de grote rivieren.



                 


Bij het verschijnen van de Avifauna van Noord-Brabant 1967 bleek dat de soort in onze provincie ontbrak sinds 1959. In de Biesbosch werden ze wel af en toe gezien, maar bestreden om het griendhout te beschermen tegen vervuiling door ontlasting. De eerste decennia van 1900 waren er wel flinke aalscholverkolonies in Noord-Brabant, vooral in de Biesbosch en de Langstraat. Vanaf 1980 stijgen de aantallen jaarvogels en vanaf 1990 de aantallen broedvogels jaarlijks met 5%. De Nederlandse broedvogelpopulatie bestaat uit 20.400-20.800 paren (2018) en in de winter verblijven er 29.000-38.000 exemplaren (2013-2015) in ons land. (bron: sovon.nl)
    



      Figuur 5: alle waarnemingen (1.689) van aalscholvers per jaar met het totaal boven de kolom.


Vaste foerageer- en rustplaatsen in de Dongevallei

De aalscholver is geen broedvogel van de Dongevallei. Hij wordt vooral rustend en foeragerend aangetroffen in het gebied. Er zijn twee vaste rustplekken: de loopsteiger in het meest noordelijke deel (teldeel 1), en een vooruitstekende landtong aan de zuidwestzijde van de plas aan de Reuverlaan. In bomen rustende aalscholvers worden nauwelijks aangetroffen. Er is voldoende rust in het gebied om dat op de bodem te kunnen doen. Even buiten de Dongevallei en ook elders in de Reeshof rusten ze soms op lichtmasten. Verspreid over het gebied worden vissende aalscholvers gezien. Geliefde plekken zijn daar, waar het water gewoonlijk redelijk helder is. Dat is het resterende gekanaliseerde deel van de Donge in het noorden parallel aan de Langendijk. En vooral de plas aan de Reuverlaan. Enkele keren is het in groepsverband vissen van aalscholvers op de plas aan de Reuverlaan waargenomen. Maar gewoonlijk foerageren ze solitair of (soms) enkele exemplaren in de buurt van elkaar. Aanvankelijk werden weinig aalscholvers in de Dongevallei gezien. Na vijf jaar komt het aantal waargenomen aalscholvers per jaar op een min of meer stabiel niveau. De grafiek in figuur 5 laat jaarlijkse schommelingen en een licht dalende lijn na 2012 zien.



Figuur 6: alle waarnemingen aalscholvers per maand met het totaal boven de kolom.


Zeer lage aantallen in het voorjaar en de zomer

De piek van de aanwezigheid van aalscholvers in de Dongevallei ligt vooral in het najaar en het begin van de winter. Doortrekkende en tijdelijk verblijvende vogels doen de aantallen stijgen. De drie eerste maanden van de verschillende jaren laten een iets lagere maar stabiele aanwezigheid zien. Zie figuur 6. Dit lagere niveau wordt veroorzaakt door afwezigheid in vorstperiodes maar voornamelijk door de toenemende zachte winters. Vooral de laatste jaren zoeken aalscholvers soms al in januari de broedkolonies op. Verder in het voorjaar en in de zomer zijn ze er nauwelijks. Tijdens vier teljaren van de tellingenreeks zijn in mei geen aalscholvers gezien. In juni ontbreekt de soort tijdens drie teljaren, in juli in één teljaar.




De loopbrug over het water van het meest noordelijke teldeel is een vaste rustplaats van aalscholvers en andere vogelsoorten.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl




donderdag 29 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Fuut


 

   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl .


Ad Kolen




Fuut

Podiceps cristatus - broedvogel
  

De balts is een fameus schouwspel

De fuut is de grootste en bekendste futensoort in het merendeel van Europa. De balts is een fameus schouwspel. Het is spectaculair te zien hoe het paar met gestrekte halzen naar elkaar toe zwemt. Met de borsten tegen elkaar rijzen ze op uit het water. De vogels schudden hierbij met de kop en bieden elkaar plantenmateriaal aan. Zo snel als de balts begint, zo abrupt eindigt die weer. De fuut heeft een karakteristiek, langwerpig lichaam. Hij ligt laag op het water. De snavel is lang, recht en dun en boven op de kop heeft hij de onmiskenbare zwarte pluimen. Daaronder een rode in zwart overgaande wangkraag, die ook opgezet kan worden. Het winterkleed is een stuk eenvoudiger met grijs, zwart en veel wit. De fuut is een goede zwemmer en jaagt onder water op vis. Met zijn krachtige poten ontwikkelt hij hoge snelheden. Hij heeft geen zwemvliezen maar gelobde tenen, zoals andere futensoorten en bijvoorbeeld de meerkoet.


                      


Stabiele broedvogel in Noord-Brabant

Met wel wat lichte schommelingen is het totaalbeeld van de in Noord-Brabant broedende futen de laatste 25 jaar stabiel. Sinds 1980 nemen de aantallen in onze provincie met 5% per jaar toe. In 15 jaar is de stand verdubbeld. Landelijk gezien is situatie ongeveer gelijk met een licht dalende tendens de laatste jaren. De landelijke broedpopulatie bestaat uit 11.000-16.000 paren in de periode 2013-2015. In de winter zijn er tussen de 20.000 en de 25.000 futen in Nederland. (bron: sovon.nl)





Licht stijgende trend

De aantallen in de Dongevallei waargenomen futen wisselen nogal per jaar. Zie figuur 2. Een dal in het aantal waarnemingen van 2007 tot en met 2009 wordt afgewisseld met een hoog aantal in 2011, waarna een stabiele periode volgt tot aan het einde van deze tellingenreeks. Het totaalbeeld laat slechts een licht stijgende trend zien. Het aantal van de eerste telling wijkt niet veel af van die van de laatst



Figuur 2: alle waarnemingen (1.083) van futen per jaar met het totaal boven de kolom.


Stabiele broedpopulatie

De broedpopulatie futen in de Dongevallei is ook stabiel. Zie figuur 3. De eerste helft van de reeks zijn het bijna jaarlijks drie paren die tot broeden komen. Daarna zijn er wat kleine schommelingen te zien en eindigt de reeks met vier territoria, waarvan één bij de zuidelijke gebiedsgrens met het nest mogelijk buiten de Dongevallei. Van twee broedsel zijn dat jaar donsjongen gezien.












Figuur 3: alle vastgestelde territoria (45) van futen per jaar met het totaal boven de kolom.


Lage overleving pullen

Tijdens alle jaren zijn jonge futen gezien. De aantallen liggen niet hoog in verhouding tot de vastgestelde territoria. Slechts eenmaal zijn vier jongen gezien en slechts vijfmaal zijn de waargenomen broedsels gelijk aan het aantal vastgestelde territoria. Gewoonlijk telt een broedsel één tot drie jongen; de helft bestaat uit één exemplaar. Dit zegt niet veel over de werkelijke broedresultaten.


                   


Er zijn nesten met vier tot zes eieren gevonden. Hier komt de kleine overlevingskans van de pullen in beeld. Er zijn diverse oorzaken mogelijk. Predatie en zeker ook voedselgebrek zijn er twee van. In het vaak troebele water in het gebied is het moeilijk vissen vangen. Dat paren, mogelijk met jongen, ineens niet meer waargenomen worden in het broedseizoen, is ook een gevolg daarvan. In het gehele stadsdeel de Reeshof zijn vele wateren waarin ze hun heil kunnen zoeken. Ook aalscholvers doen dat. In de Dongevallei zijn meerdere waterverbindingen met de omgeving. De ouders kunnen zo met hun gevolg het gebied uit zwemmen. Ook bij andere soorten zoals knobbelzwanen is dat vastgesteld.



Figuur 4: alle waarnemingen van futen per maand met het totaal boven de kolom.


Piek in juni

De grafiek in figuur 4 geeft aan dat futen in de wintermaanden nauwelijks aanwezig zijn in de Dongevallei. Vooral in december en januari ontbreken ze nogal eens. Bij ijsvorming zoeken ze open water op, meestal elders. Eind februari en verder in maart verschijnen de broedparen. Daarna lopen de aantallen op. De piek ligt in juni waarna de aantallen weer afnemen. De daling in juli en augustus laat zien dat een deel van de broedvogels met hun kroost uit het gebied verdwijnt.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl







woensdag 28 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Dodaars

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl .


Ad Kolen

                          Dodaars

  (Tachybaptus ruficollis)





Kleine fuut

De dodaars is de kleinste van de drie algemeen voorkomende soorten futen in ons land. Met een korte hals, een erg kleine rechte snavel en een gedrongen lijf is het echt een ’dotje’, een schuwe vogel die zich langdurig in de oevervegetatie kan verstoppen. Tijdens het foerageren, blijft de dodaars vaak lang onder water. Hij duikt naar visjes, waterinsecten, larven en schaal- en schelpdieren. Soms komt hij op een heel andere plaats weer boven water of wordt niet meer gezien! In de zomer is de dodaars meestal donkerbruin met roodbruine wangen en een witgele vlek aan de basis van de snavel. In de winter is de bovenzijde donkerbruin en verder is het verenkleed vrij licht. Een jonge dodaars heeft, zoals een jonge fuut, een in de lengte gestreept verenkleed. Enkele uren nadat hij uit het ei is gekomen, kan een dodaars al zwemmen. Het nest bestaat uit waterplanten en is aan waterplanten verankerd. Al rottende geven die planten warmte af, wat het broeden bevordert.


Landelijk herstel

Volgens de ’Vogelatlas van Nederland’ waarvoor de gegevens van 2013 tot 2015 verzameld werden, gaat het weer goed met de dodaars in Nederland. Tussen de twee vorige atlassen met gegevens uit 1973-1977 en 1988-2000 nam de verspreiding nog met 9% af. Op de laatst verschenen verspreidingskaarten zijn 26% meer atlasblokken (5x5 km) bezet dan in de jaren zeventig van de vorige eeuw. De huidige landelijke populatie (2013-2015) bestaat uit 2100-2900 broedparen en 5200-6500 dodaars in de winter. In Noord-Brabant zijn de broedvogels ook weer toegenomen en zijn de laatste 12 jaren geen grote veranderingen in aantal vastgesteld. De winterwaarnemingen in onze provincie zijn na een vrij stabiele periode in de laatste decennia van de vorige eeuw nu in een stijgende lijn beland. (bron: sovon.nl)

















Figuur 1: alle waarnemingen (38) van dodaars per jaar met het totaal boven de kolom.


Uitblijvende waarnemingen

Na een voorzichtig begin bij aanvang van de tellingenreeks blijven in de Dongevallei de waarnemingen na 2009 volledig uit. Zie figuur 1. In de beginperiode ging het om winterwaarnemingen met een uitschieter in september. De Dongevallei is een lange smalle groene zone in een drukke woonomgeving. De breedte varieert van enkele tientallen meters tot hooguit tweemaal 75 meter. Door de jaren heen is de bebouwing tot dicht op de omheiningen uitgebreid. Bufferzones zijn weggevallen en ook de wijdere omgeving is inmiddels bebouwd. Dat heeft invloed op meerdere vogelsoorten zoals bijvoorbeeld fazant, grasmus en mogelijk ook de dodaars. Een tweede oorzaak is de waterkwaliteit. Het water in de Dongevallei is vaak troebel, niet doorzichtig en heeft een bruine kleur, die wordt veroorzaakt door de sterk ijzerhoudende bodem. In periodes dat er weinig neerslag valt en er weinig doorstroming is steekt dat de kop op. De hoofdstroom van de Donge heeft daar minder last van dan de aftakkingen en sommige kleinere plassen. Andere viseters zoals aalscholvers en futen lijken daar ook last van te hebben, maar zijn minder schuw dan de dodaars en vissen overal in het gebied.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


dinsdag 27 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Grafieken

 

 

   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl .



Ad Kolen

Grafieken

Bij de beschrijvingen van de verschillende vogelsoorten in deze rapportage zijn meestal grafieken toegevoegd. Ze verhelderen de teksten door de aantallen waargenomen vogels zichtbaar te maken. De gedurende de tellingenreeks verzamelde gegevens geven inzicht in het wel en wee van de vogelbevolking in de Dongevallei gedurende een periode van 16 jaren. Door de cijfers in drie verschillende contexten te plaatsen worden meerdere aspecten belicht.


Er worden drie verschillende grafieken gebruikt:

A. Aantallen per jaar
Door alle aantallen van de 24 afzonderlijke tellingen per jaar op te tellen komt het verloop van de hele tellingenreeks in beeld. In de horizontale as staan de jaartallen: van 2004 tot 2019. De verticale kolommen geven de totaalaantallen van de waarnemingen van de betreffende vogelsoort per jaar aan.

B. Aantallen per maand
Door alle aantallen waarnemingen van vogels van alle maanden afzonderlijk op te tellen, komen andere aspecten naar voren. Deze grafieken laten zien hoe gedurende de twaalf afzonderlijke maanden het aantalsverloop is van de waarnemingen van één vogelsoort tijdens de gehele tellingenreeks. Ze halen de verschillende gebeurtenissen uit de jaarcyclus van de desbetreffende vogel naar voren, zoals overwinteren, trek, paarvorming en het broedseizoen. Andere aspecten die aan een of enkele maanden gebonden zijn, zoals weersomstandigheden, worden zo ook uitgelicht.

C. Territoria per jaar
Van de vogelsoorten waarvan duidelijk is dat de Dongevallei een geschikt broedgebied voor ze is, zijn territoria (broedparen) vastgesteld volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project. In deze grafieken staan in de horizontale as de jaartallen: van 2004 tot 2019. De verticale kolommen geven het totaal aantal vastgestelde territoria van de desbetreffende vogelsoort per jaar aan.






Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


maandag 26 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Motivatie en methodes

  


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl .



Ad Kolen

Motivatie en methodes





Bij het tellen en inventariseren van vogels is mijn drijfkracht vooral het plezier dat ik aan vogelen beleef. Dit genoegen staat voorop. Het genieten van het uiterlijk en het gedrag en het steeds ervaren van nieuwigheden stellen mijn onophoudelijke belangstelling tevreden. Veel genoegen beleef ik in het bijzonder aan het jaren achtereen bestuderen van vogels in eenzelfde omgeving, waarbij steeds meer de gehele lokale flora en fauna en het landschap in beeld komen. Het is boeiend te ervaren dat schommelingen in aantallen en soorten het gevolg zijn van omstandigheden ter plaatse. Zo zijn bijvoorbeeld de weersomstandigheden op de dag van de telling en de weersinvloeden over een korte of lange termijn vaak bepalend. Ook het weer in de rest van Nederland, in Europa en in de overwinteringsgebieden - bijvoorbeeld Afrika - telt mee. Het al dan niet terugkeren van een broedpopulatie oeverzwaluwen is mede afhankelijk van het weer tijdens de tocht over de Sahara. Bij meerjarige tellingen zijn beheersmaatregelen en natuurlijke successies eveneens bepalende factoren. In de Dongevallei heb ik af- en toenames van landelijke en Europese vogelpopulaties vastgesteld. Dit in een relatief kleine omgeving doen is een inspirerende ervaring en geeft energie om in mei en juni om 04.00 u. op te staan om de broedvogels te inventariseren.


Nuttig gebruik

De gegevens zijn verzameld over een periode van 16 jaren, steeds het jaar rond. Nuttig gebruik ervan geeft extra voldoening. Het is voor mij waardevol te weten dat de gegevens door Sovon worden gebruikt om vast te stellen hoe de aantallen van de Nederlandse broedvogels zich ontwikkelen. Ook het delen van deze informatie met andere belangstellenden en belanghebbenden d.m.v. publicaties is voor mij belangrijk. De broedvogelgegevens zijn gewoonlijk in of direct na het broedseizoen verwerkt en ingevoerd op de Sovon-site. Het bureauwerk rond jaartellingen vergt echter vele malen meer tijd dan het veldwerk. Tijdgebrek was de oorzaak van het ’vooruit schuiven’ van het verwerken van alle gegevens. Wel verschenen eerder meer beknopte publicaties over vogels in de Dongevallei van mijn hand over de jaren 2014, 2005-2007 en 2008.


Jaartelling & BMP


Wanneer het om vogels gaat worden (natuur)gebieden gewoonlijk op waarde geschat aan de hand van de soorten en aantallen broedvogels. Wat in de rest van het jaar aan vogels aanwezig is - lang of kort -, is niet altijd bekend. Het is dan ook boeiend om het jaar rond een gebied te bezoeken. Een voor mij goed werkende en in de Dongevallei uitgevoerde methode is tweemaal per maand alle vogels tellen. In het broedseizoen (15 maart t / m 15 juli) heb ik geïnventariseerd volgens de richtlijnen van het Broedvogel Monitoring Project (BMP) van Sovon. De door mij gebruikte methode geeft geen volledig, maar wel een redelijk goed beeld van wat er jaarlijks aan vogels in het gebied voorkomt. Deze werkwijze gebruik ik in meer gebieden, zodat onderlinge vergelijkingen mogelijk zijn.


                    
       Ook in de winter wordt gewoonlijk vroeg in de ochtend aan de tellingen begonnen.

Vroeg beginnen

Vergelijkingen tussen de verschillende jaren zijn alleen mogelijk als steeds op dezelfde manier wordt geteld. Alle telronden zijn daarom vanaf een vaste route gedaan. De route start in zuidelijke richting vanaf de Reuverlaan en volgt de buitenrand van het gebied. Vanaf 2019 is afwisselend in zuidelijke en noordelijke richting gelopen. In het broedseizoen is altijd bij zonsopgang begonnen. Daarbuiten is getracht om de tellingen voor 12.00 uur af te ronden. Het begin ligt dan ook meestal kort na zonsopgang, zeker in de winterperiode. Alle vogels binnen vaste grenzen van het gebied zijn genoteerd. Daarbij is de omheining, die is aangelegd om de grazers binnen te houden, als grens aangehouden. Alle getelde vogels hebben een relatie met het gebied: dus wel jagende en zoekende vogels, maar niet de overvliegers.


Van handmatig naar automatisch

Bij het vaststellen van territoria volgens de BMP-methode wordt op broedgedrag van vogels gelet. Dan zijn ’nest-indicerend, geldige waarnemingen, datumgrenzen, fusie-afstanden, territorium-indicerend en minimale eisen’ de termen die gebruikt worden voor doorslaggevende factoren. Tot en met 2018 zijn alle BMP gegevens per telling handmatig ingetekend op veldkaarten en later op soortkaarten verwerkt met de door Sovon aangegeven symbolen. Na het uitwerken heb ik de vastgestelde territoria handmatig ingevoerd op de Sovon-site. Alle richtlijnen, zoals duidelijk omschreven in de uitgaven ‘Handleiding Sovon Broedvogelonderzoek’ (Nijmegen, 1996 - 2004 - 2011 – 2016), zijn strikt aangehouden. Vanaf 2019 zijn via de app ‘Avimap’ van Sovon de gegevens al in het veld ingevoerd. Via automatische clustering zijn aan het einde van het broedseizoen automatisch de aantallen territoria bepaald.


Territorium, paren ……

Territorium, paren, broedparen, broedplaatsen, nestplaatsen: het zijn termen die veelal door elkaar gebruikt worden wanneer aantallen broedvogels aangeduid worden. Ze duiden echter iets anders aan, want het aantal territoria in een gebied hoeft niet gelijk te zijn aan het aantal broedgevallen. Het begrip ’territorium’ wordt bij de broedvogelbeschrijvingen in dit rapport als algemene term gehanteerd als synoniem voor paar, broedpaar, broedplaats, broedgeval en nestplaats. Wanneer waarnemingen van een soort aan bepaalde eisen voldoen (ze zijn bijvoorbeeld verricht binnen een vastgestelde periode), mogen ze worden meegeteld, ongeacht of het broeden daadwerkelijk is geconstateerd. De aanwezigheid van de vogels in de broedtijd geeft aan dat het gebied geschikt is voor de soort. Dat geen nest of jongen zijn geconstateerd, kan velerlei oorzaken hebben (in vroeg stadium mislukt, over het hoofd gezien, nestplaats buiten onderzoeksgebied).




Een paar wild eenden.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl




zondag 25 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 De Dongevallei


 

   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl .



Ad Kolen

De Dongevallei


In de door de gemeente Tilburg en Heidemij Advies in 1996 uitgegeven brochure ’Project Dongezone’, met de ondertitel ’Een ecologische verbindingszone door de woonwijk Reeshof’, wordt de aanduiding Dongezone gebruikt voor het gebied dat tegenwoordig algemeen bekend is als Dongevallei. Het doel van het Project Dongezone was om de stad uit te breiden en tegelijkertijd de natuur te verbeteren.


     
Kaal in het begin, 7 februari 2004.


Verbindingszone

In het begin van de jaren 90 van de 20e eeuw zijn op verschillende niveaus definitieve plannen gemaakt voor de gebieden ten westen van Tilburg, inclusief de daar stromende Oude Ley / Donge. Van het oorspronkelijke plan om dit gebied deel te laten uitmaken van de ecologische hoofdstructuur van Nederland stapte men af. In het provinciale beleid werd de Oude Ley / Donge aangegeven als verbindingszone tussen de natuurkerngebieden Regte Heide / Riels Laag en de Lange Rekken. Om hieraan invulling te geven nam het Waterschap de Dongestroom deze aanbeveling op in ’Het Natuurproject Oude Ley / Donge’ dat betrekking heeft op het tracé tussen de Goorstraat - op het landgoed Ooievaarsnest - en het Wilhelminakanaal. Langs dit tracé zijn verschillende trajecten uitgevoerd om de landschappelijke en ecologische waarden van het beekdal te vergroten. In 2004 is Waterschap Dongestroom opgegaan in Waterschap Brabantse Delta.


Lage natuurwaarde

De Dongevallei heeft eind 20e eeuw nog amper kenmerken van een laaglandbeek. De morfologie en de afvoer lijken niet op de natuurlijke situatie die er ooit was. De beek is over de gehele lengte rechtgetrokken. De afvoer van het water, waarvan de kwaliteit slecht is, wordt door middel van vele kunstwerken geregeld. Het beoogde plangebied kent een grote gevarieerdheid in bodembouw. Plaatselijk is er diepe kwel vanuit de bodem. De natuurwaarde van het gebied is erg laag. De gronden zijn vooral intensief gebruikte landbouwgronden.


Gefaseerd in vijf jaar aangelegd

Van 1996 tot 2000 wordt de Dongevallei aangelegd tussen de spoorlijn Tilburg-Breda en het Wilhelminakanaal. Het meest noordelijke deel ging het eerst op de schop. Aan beide zijden van de ’genormaliseerde’ en verplaatste beek is van een strook van ongeveer 75 meter de overbemeste bovenste laag afgegraven. Dit is voorzichtig uitgevoerd om de onderliggende bodemstructuur intact te laten. De loop van de beek is meanderend gemaakt, plaatselijk verlegd en opgesplitst om een groot eiland te creëren. Er zijn diverse poelen van uiteenlopend formaat gegraven en er zijn open vlaktes gecreëerd en permanente laagtes aangelegd met het oog op ruigtes en hooilandvegetaties. Aanvankelijk beseften de meeste bewoners niet dat de zandvlaktes een natuurgebied in wording zijn. Al snel bezetten pioniersgrassen, -planten, mossen en ook vogels het zand.


               
Natuur tussen woonwijken, 6 juni 2004.


Met beleid aangelegd

Bij de aanleg van de Dongevallei is met verschillende aspecten rekening gehouden en is gestreefd naar gunstige natuur-ontwikkelingsmogelijkheden. Zo is voorkomen dat voedingsstoffen (versneld) vrijkomen. De graafwerkzaamheden zijn met een gladde bak uitgevoerd zodat geen losgewoelde grond achterblijft. Er is voorkomen dat de grond verdicht. Werkzaamheden werden achteruitrijdend verricht, zodat het afgegraven terrein onberoerd zou blijven. Lage en natte terreindelen zijn het meest gevoelig voor verdichting en daarom is vanaf de waterlopen gewerkt. Uitvoerders maakten gebruik van voertuigen met geringe gronddruk en waar nodig zijn rijplaten gebruikt. Er zijn geen gronddepots aangelegd binnen de Dongevallei. Omdat droge grond het minst gevoelig is voor verdichting, zijn de werkzaamheden bij voorkeur bij droog weer of vorst uitgevoerd. Gestreefd is om een microreliëf achter te laten. Door wat slordig te werken en niet te egaliseren zijn hoogteverschillen van twee decimeter achtergebleven.


Inheemse beplantingen

In de gebiedsdelen waar bos en struweel zijn gepland, is de hoofdstructuur van de beplanting aangebracht. Hierbij is er vanuit gegaan dat die zich door natuurlijke processen verder ontwikkelt. Voor het bosplantsoen is gebruik gemaakt van inheems genetisch materiaal van lokale of regionale oorsprong. Dit materiaal is het best aangepast aan de lokale klimatologische omstandigheden. Het grote eiland nabij de Reuverlaan, waar de hoofdgeul en een parallelgeul omheen lopen, is beplant met struiken (zwarte bes, Gelderse roos, wegedoorn) en bomen (zwarte populier, kraakwilg, ruwe iep, flapperiep). Het idee achter het beplantingsplan is een min of meer ondoordringbaar struweel te vormen - wat het inmiddels ook is - waar vogels en andere dieren zich kunnen verschuilen. De dichte begroeiing bestaat momenteel voornamelijk uit zwarte elzen en berken. Het grootste deel van de aanplant was al na enkele jaren afgestorven door de zeer natte bodemgesteldheid.


Half natuurlijke laaglandbeek

Het streefbeeld is de Dongevallei te ontwikkelen tot een half natuurlijke laaglandbeek. Aan de hand van modelstudies wordt geconcludeerd dat deze potentie in ruime mate aanwezig is. Het gebied is uitgestrekt en de abiotische condities zijn verschillend en zo ook de passende eigenschappen van de inrichting van het gebied. In een schetsontwerp is een vertaling van het streefbeeld weergegeven (Inrichtingsplan Dongezone). De gemeente Tilburg heeft als doelstelling de Dongezone op een zo hoog mogelijk, maar realistisch niveau te laten fungeren als verbindingszone voor de kenmerkende dieren- en plantensoorten van een laaglandbeeksysteem.




Een prachtig natuurlijke beeld op 16 juni 2016.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl






zaterdag 24 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 De Donge




   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl .



Ad Kolen




De brede waterloop langs de Reuverlaan verbindt de verschillende takken van de Ley tot de Donge.


De Donge


De Donge is een van zuid naar noord stromende laaglandbeek in Noord-Brabant. De aard van een laaglandbeek is dat hij geen duidelijke bron heeft. Hij ontstaat als gevolg van het samenstromen van grond- en regenwater vanuit een groot gebied, waardoor de beek geleidelijk vorm krijgt. Tot aan de huidige Reeshof is voor deze beek de naam Ley in gebruik. In Brabant is Ley een veel gebruikte naam voor waterlopen. Vooral in de omgeving van Tilburg is het een soortnaam geworden, waarvan de schrijfwijze varieert. Historisch is de vorm met een ‘korte ei’ de juiste schrijfwijze (zoals in Oude Lei). In Vlaanderen en westelijk van Tilburg is de officiële benaming nu Lei. De naamgeving Lei komt van ’waterleiding’ wat tot in de twintigste eeuw een algemeen gebruikte aanduiding was voor de vele gegraven wateren ter ontwatering van de natte woeste gronden.


Begin tussen Alphen en Baarle-Nassau

De Donge begint als de Ley in het grensgebied tussen Alphen en Baarle-Nassau. Vanuit dit gebied, dat 27 meter boven zeeniveau ligt, stroomt hij naar het noorden. De rechteroever van de beek wordt drie kilometer lang gevormd door de hooggelegen Regte Hei die de waterscheiding vormt tussen het stroomgebied van de beek en dat van de Dommel. De overgang tussen het in 1992 vernatte beekdal Riels Laag en de droge heide (hoogteverschil 5-10 meter) vormt een bijzondere biotoop voor flora en fauna. De Regte Hei is ook voor de mens een aantrekkelijke vestigingsplaats geweest: op de heide liggen zeven paalkrans-grafheuvels uit de Bronstijd (2000-800 voor Christus), een bewijs voor vroege bewoning. In de vorige eeuw was de Ley bij Riel belangrijk bij het leerlooien. Het beekje werd aan de rand van het dorp in scherpe lange meanders geleid. Hierin werden huiden gehangen om zout en andere verontreinigen weg te spoelen.


Tegengestelde opvattingen

Grote delen van veel beken in Brabant zijn tijdens de vorige eeuw gekanaliseerd met als doel het water snel af te voeren voor de landbouw. Tegenwoordig zijn de opvattingen hierover tegengesteld: het land moet weer functioneren als een spons die het water opzuigt en geleidelijk afgeeft. Dit is niet alleen om de grondwaterstand op peil te houden, maar ook om te voorkomen dat de grote rivieren bij zware regenval overstromen, wanneer er plotseling te veel water vanuit de zijbeken zou komen. De vroeger rechtgetrokken beken laat men nu weer meanderen. Landschappelijk is een meanderende beek ook aantrekkelijker dan een kaarsrecht getrokken kanaal. De “vernatting” langs de Regte Hei is een voorbeeld in de rij van geplande projecten om de natuurwaarden van de beek te vergroten. In ‘De Toekomstvisie van het stroomgebied de Donge’ (1997) heeft het waterschap Brabantse Delta dit uitvoerig beschreven.


Beek aantrekkelijker gemaakt

Langs de bouwde kom van Riel gaat de beek verder naar het noorden. Zowel voor als voorbij de A58, in natuurterrein ‘De Kaaistoep’, hebben herstelde meanders en een aangelegde dode arm er een aantrekkelijk gebied van gemaakt. Duikers leiden het water verder onder wegen en een spoorweg door. Via de bosgebieden van de voormalige Tilburgse Waterleiding Maatschappij en langs de golfbaan Prise d’ eau wordt de Reeshof bereikt. Hier stroomt de Ley samen met de Hultense Ley om verder de Donge te vormen. Deze verbinding ontstaat verderop via de brede waterloop die vanaf de Reuverlaan de Dongevallei instroomt. De Hultense Ley ontstaat ten noorden van Alphen en neemt de Groote Ley op die tussen Alphen en Gilze ontstaat. Parallel aan de Broekdijk maakt hij verbinding met de andere Leijtak om samen de Dongevallei te bereiken en als de Donge verder te stromen. De Dongevallei is ingericht als ecologische verbindingszone.


Verlaagd waterpeil

Bij de aanleg van de Reeshof is ten behoeve van de ontwatering van de woongebieden het waterpeil van de Donge verlaagd en is men overgegaan op een constant peil in plaats van een zomer- en winterpeil. Nog voor de realisatie van de woningbouw is het peil afgestemd op de eisen van de omliggende landbouwgronden. De waterkwaliteit van de Donge is relatief slecht. Oorzaken hiervan zijn uitspoeling van fosfaten, nitraten en residuen van bestrijdingsmiddelen vanuit de bovenstroomse landbouwgebieden en lozingen van de rioolwaterzuivering te Riel. Het oppervlaktewater van de Donge bevat vooral een hoog gehalte aan sulfaat, zware metalen (cadmium, kwik, koper, nikkel en zink) en bestrijdingsmiddelen.



De Donge stroomt het Wilhelminakanaal in.


Verbinding boven- en onderstroom hersteld

Tot nu toe vormde de onderbreking van de continuïteit van het beekdal aan de rand van de Dongevallei een groot probleem. De Donge is in het verleden verlegd en werd over een lengte van 1 km opgeheven. De stroom buigt hier af naar het noorden om via een stuw in het Wilhelminakanaal uit te komen. Momenteel wordt het ’Projectplan Waterwet Beekherstel en EVZ Reeshof-weide en Lange Rekken’ gerealiseerd. Het wordt in opdracht van en door de gemeente Tilburg in samenwerking met het Waterschap Brabantse Delta en Staatsbosbeheer uitgevoerd. Het project betreft de aanleg van een nieuwe beek, waardoor de verbinding tussen de boven- en benedenstroomse Donge wordt hersteld. Er wordt zo een verbinding gemaakt tussen de Dongevallei en de Lange Rekken. Langs de nieuwe beekloop wordt een ecologische verbindingszone aangelegd. Bij deze realisatie staat de ontwikkeling van het natuurnetwerk centraal, waardoor de biodiversiteit wordt versterkt en de land-

Een nieuw aangelegde beek herstelt de verbinding. schappelijke waarden worden vergroot. Tegelijkertijd is het beekherstel, het oplossen van vismigratieknelpunten, het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de belevingswaarden van natuur en landschap een belangrijk doel. Het project is de realisatie van ongeveer 18 ha droge en natte natuur in het uitloopgebied van de woonwijk Reeshof. Het wordt gecombineerd met de bouw van een woonblok, een zorgcentrum voor mensen met autisme en de aanleg van een volkstuinencomplex. Als gevolg van deze ingrepen zal een deel van de bestaande waterstaatkundige elementen veranderen; een groot deel van de huidige waterstaatkundige situatie blijft echter intact.




Een nieuw aangelegde beek herstelt de verbinding.  


Donken aan de Aa

De oude loop van de Donge wordt, voorbij het onderbroken gedeelte, al decennia lang met water van de Groote en de Hultense Ley gevoed. De herstelde loop gaat daarmee samen om in natuurgebied de Lange Rekken via buizen onder het Wilhelminakanaal te worden doorgevoerd. De Donge vervolgt zijn loop door de bebouwing van Dongen. Het dorp kende voorheen ook tientallen leerlooierijen. Deze gebruikten de beek voor spoelwater van huiden en als afvoerkanaal van reststoffen. Dit gebruik, waardoor het water kwalijke geuren verspreidde, is niet meer toegestaan. De kwaliteit van het water, hier met een zandige bodem en vier meter breed en een halve meter diep, is nu verbeterd en helder. In de bebouwde kom van Dongen passeert de beek een villawijk, vervallen bedrijfsterreinen, nieuwbouw met balkons boven het water en parkachtige groenstroken. Over een lengte van 3 km zijn er in totaal drieëndertig bruggen. De naam van de beek en die van de plaats Dongen zijn wederkerig van elkaar afgeleid. Dongen is ontstaan op (zand) donken langs het beekje. Dat heette toen de Aa, zoals zoveel waterlopen in Brabant. Het beekje heeft zelfs de naam Aesloot gehad. Donken aan de Aa werd in de loop der tijden uitgesproken als Donken-Aa, vervolgens als Donghe-Aa, wat ten slotte weer verbasterd werd tot Dongen. De Donge is door zijn ligging in een laag, moerassig gebied de staatkundige grens geworden tussen de Meierij van ’s Hertogenbosch en de Baronie van Breda. Vóór de gemeentelijke herindeling van 1 januari 1997 bepaalden de oevers van het beekje over meerdere en lange trajecten de grens tussen diverse burgerlijke gemeenten.


Tussen hoge dijken door

Buiten Dongen komt de beek vanuit het Brabantse zand in een poldergebied. Hier gaat hij langs grote akkers met grootschalige afwateringssystemen en langs veel graslanden. Bij ’s Gravenmoer is de westelijke oever ook wijds. Op de oostelijke oever is nog iets te zien van het oorspronkelijke slagenlandschap met lange, smalle kenmerkende percelen. Daar heeft de Donge aan beide kanten redelijk hoge dijken, die stammen uit de tijd dat de Donge vrij in de Amer uitmondde. Bij springvloed kon het water tot diep in het land opstuwen. Tot de vijftiger jaren was de Donge tot een kilometer voorbij ’s Gravenmoer bevaarbaar. Daar was een beetwortelfabriek gevestigd. Ook de haven van ’s Gravenmoer was toen bereikbaar en werd gebruikt voor het verschepen van turf en later hooi. Twee kilometer voorbij ’s Gravenmoer is een kruising (separatiepunt) van waterwegen met een open verbinding met het Zuiderafwateringskanaal. Nog bijna twee kilometer verderop is een dijk in de Donge gelegd om een aftakking van het fietspad naar Raamsdonkveer aan te leggen. De dijk laat water door via een duiker. Verder gaat de Donge onder het verkeersknooppunt Hooipolder en de oude weg Oosterhout-Raamsdonkveer door. Onder Raamsdonk is de beek kronkelig en hij eindigt bij een dam nabij de A58.


Economische functie afgenomen

Tussen Geertruidenberg en Raamsdonksveer is de Donge een rivier te noemen. Hij is er breder dan in de rest van het stroomgebied. Hier is - of liever was - de economische functie voor de industrie duidelijk zichtbaar. Het belang van de industrie langs dit deel van de Donge is ondertussen sterk afgenomen. Tot 2005 waren er drie scheepswerven gevestigd aan de oost- en westoever van de rivier. Deze zijn verplaatst naar een locatie aan de Amer, omdat de gemeente Geertruidenberg het gebied heeft gereserveerd voor woningbouw. Tot het midden van de twintigste eeuw bestond de Donge in Geertruidenberg uit twee takken. Het Noordergat en het Zuidergat. Het Zuidergat is afgedamd en gedempt. In de laatste jaren van de twintigste eeuw is het Wilhelminakanaal vanaf de brug in de A 59 in noordelijke richting naar de Amer doorgetrokken. De Amertak geeft directe aansluiting op de Amer en mondt uit tussen de jachthaven van Drimmelen en de Amercentrale.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



vrijdag 23 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 De geschiedenis van de Reeshof





   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl .



Ad Kolen


                                                                                                          Mossen en korstmossen de eerste bodembedekkers.
                     

De geschiedenis van de Reeshof


De Dongevallei bevindt zich aan de westelijke rand van Tilburg in de woonwijk de Reeshof. De Reeshof ligt op flinke afstand van het centrum van Tilburg. De lengte van de spoorlijn Tilburg-CS naar Tilburg Reeshof is 6,5 km. Er wonen nu, na het gereed komen van de wijk Koolhoven, circa 43.000 mensen in de Reeshof. De eerste wijk, de Gesworen Hoek, werd tussen 1978 en 1988 aangelegd.



Natte hooi- en weidegronden

Mijn opa had tijdens meerdere decennia vóór en ook tijdens de Tweede Wereldoorlog een boerderij aan de Reitse Hoevenstraat in de wijk Het Zand. De historische gebouwen staan er nog, maar de omringende landerijen zijn in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw geheel met woningen bebouwd. Uit familieoverlevering is bekend dat er ook gronden in de huidige Reeshof, de Kievit en de Witsie door de familie Kolen werden gebruikt. Menigmaal heb ik gehoord dat de bodem er erg nat was. Pas na half juni konden ze gebruikt worden als hooi- en weidegronden. Ik was dan ook verbaasd, toen ik hoorde van de grootse bouwplannen voor het gebied. Verdere ontwatering had ondertussen blijkbaar al plaatsgevonden! Voor de lokale, voornamelijk agrarische bevolking waren de bouwplannen een ingrijpende transformatie. Waar toen koeien werden gemolken, is een VINEX-wijk uit de grond gestampt. VINEX staat voor de ontwikkeling van megawijken in het kader van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordeningen Extra. De rijksnota voorzag in de uitbreiding van het totale woningbestand in Nederland met ongeveer 1 miljoen nieuwe woningen. De oneindige horizon ligt nu verstopt achter winkelcentra, flats en lange rijen huizen.


’De Tilburgsche Heide’


De gronden ten westen van Tilburg waren in vroegere eeuwen zogenaamde ‘gemene gronden’. Dit waren woeste gronden voor gemeenschappelijk gebruik. Ze vormden een sterk open landschap, een uitgestrekt gebied met verre horizonten en relatief weinig bossen. Het stond op een kaart uit 1837-1838 vermeld als ‘de Tilburgsche Heide’. De heidevelden lagen op redelijk hoge gronden en waren overwegend met dopheide begroeid. In de heide lagen vennen die permanent gevuld waren met regenwater. De grootste vennen van het Tilburgse grondgebied lagen in het gebied van de huidige Reeshof, vooral in de omgeving van de Lage en Hoge Witsie. Het gebied werd aan het einde van de achttiende eeuw omschreven als een plek ’’midden in de barre heide’. Kort daarop werden moerassen en heidevelden ontgonnen en kwam langzaam land- en bosbouw op gang. Ver van de stad, ver van moderne ontwikkelingen bleef het gebied zijn geïsoleerde karakter behouden. Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw was het hoofdzakelijk een afgelegen agrarisch gebied met geringe, verspreide bebouwing. De ruilverkaveling in de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw deed het gebied verder in aanzicht veranderen. De natuur veranderde ook, voornamelijk door de flinke verlaging van de waterstand. Sloten tot ver in de Reeshof legden het gebied droog.



Landgoed de Reijshof

De Reeshof dankt zijn naam aan het landgoed de Reijshof, letterlijk Reij’s hof. De eerste eigenaar was een gepensioneerde Franse legerkapitein: Charles Reij de Carle. Het landgoed bestond uit een in 1763 gebouwd landhuis met bijgebouwen. Er hoorden heideontginningen bij, die gedeeltelijk met bomen beplant werden. De omgeving van de Reijshof heette vóór die tijd Campen Hoeve en ook wel Heihoef. De gronden werden oorspronkelijk uitgegeven aan de Heer van Tilburg, Gijsbert van Hogendorp, als compagnon van de legerkapitein. Nadat de Heer van Tilburg zich terugtrok, kwamen de gronden in bezit van kapitein Charles Reij de Carle. De door de Heer van Tilburg in bezit genomen gronden, bestaande uit hei- en moerasgebieden en wild gras, waren ‘gemene gronden’. Een deel van de Tilburgse inwoners tekende bezwaar aan tegen deze aanslag op het gemeenschappelijke bezit. Drossaard Hendrik Maes schaarde zich bij hen. In Den Haag klaagden ruim 80 Tilburgse inwoners de Heer van Tilburg aan voor de inbeslagname van de gemeenschappelijke gronden, die via een akte uit 1329 in bezit waren gekomen van de Tilburgse ingezetenen. Na rijp beraad stelde de Staten-Generaal de inwoners in het gelijk, maar oordeelde ook dat niemand gebaat was bij teruggave aan de natuur. Door een geringe storting in de dorpskas werd de Heer van Tilburg de eigenaar van meer dan 100 hectare grond.


Landhuis met gracht en vijver

Het landgoed de Reijshof was gevestigd in het deel van de Reeshof waar nu het Reeshofpark ligt, niet zo ver van de Dongevallei, destijds een bijzonder afgelegen gebied. Het landhuis was, volgens een schilderij van Vrijmoet uit 1787, een langgerekt gebouw van 15 meter lang met een smalle deur in het midden. Het huis had geen verdiepingen en onder het schuine rieten dak met in het midden een spits uitlopend torentje hing een klokje. Rondom het huis lag een gracht. Via een poort kwam men bij het huis en de tuin met een vierkante vijver.


Enige landbouw en veeteelt in de prehistorische tijd

In de prehistorische tijd was er, volgens C. Weijters van Heemkundekring Tilborch, hoogstwaarschijnlijk al sprake van enige landbouw en veeteelt in dit gebied. Van de zuidrand van Tilburg, de Regte Heide, is bekend dat er prehistorische bewoning is geweest. Veel minder bekend is dat de prehistorische mens ook in de omgeving van de Reeshof verbleef. Rond 1785 werden bij de ontginning van de heide op landgoed de Reijshof twee bronzen bijlen gevonden. Ze werden aangetroffen nabij de Reeshofweg en stammen uit de bronstijd van 1700 tot 700 voor Christus. Deze ‘kokerbijlen’, de oudste vondsten van Tilburg, zijn de eerste beschreven bronzen bijlen van Nederland.


’Woeste gronden’ als vloeivelden

De Hoge Witsie, ook wel De Kievit genoemd, ten noordwesten van Tilburg was tot ver in de twintigste eeuw een onontgonnen gebied van vloei, riet- en heidevelden. In 1898 besloot de gemeente Tilburg deze ‘woeste gronden’ in gebruik te nemen als 'vloeivelden’. Dit als eerste in Nederland opgezette ‘proefproject’ moest het vuile water van de Tilburgse fabrieken aan de westzijde van stad via verschillende systemen zuiveren. Na de in 1901 aangelegde 4,5 ha vloeiweide en drainageveld werd het geheel uitgebreid tot 6 ha ten gevolge van de - volgens de gemeente Tilburg - goede resultaten. Volgens de Gezondheidscommissie van het Rijk was in 1917 de reiniging van het afvalwater verre van voldoende. Desondanks en ondanks het gemor daarover door naburige gemeenten werd in 1918 besloten om de bestaande velden uit te breiden. Rond 1930 was in de Hoge Witsie ongeveer 55 ha vloei- en drainageveld in gebruik. In 1974 stopte het project vanwege capaciteitsproblemen. De aanvoer van afvalwater werd te groot. Aanvankelijke plannen voor een project van 241 hectare, dat voldoende zou moeten zijn voor de gehele gemeentelijke vuilwaterafvoer, zijn vanwege de aanleg van het Wilhelminakanaal niet uitgevoerd. De drainagevelden zijn vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw bebouwd met allerlei gewassen als erwten, kool, bonen, rabarber, bieten en haver. De Hoge Witsie ontwikkelde zich als landbouwgebied met veel graslanden en tuinbouw.


Landgoed geen succes

Het landgoed de Reijshof was niet erg succesvol en maar een betrekkelijk kort leven beschoren. Het exploiteren van de ontgonnen heidevelden was nauwelijks rendabel. De onvruchtbare gronden waren moeilijk te verpachten. Kapitein Reij de Carle was al na enkele jaren de enige eigenaar en kon geen winst maken. Meerdere malen moest hij vrijstellingen van lasten en heffingen bij de Raad van State aanvragen. De verliesgevende exploitatie en meerdere conflicten met het dorpsbestuur noopten hem het gehele landgoed te verkopen op 27 juli 1789. Na diverse, eveneens weinig succesvolle eigenaren is het geheel bij openbare verkoop in februari 1813 gekocht door meerdere eigenaren. In 1816 is het landgoed in vieren opgedeeld en vanaf dat moment worden het herenhuis en de boerderij niet meer beschreven. Wanneer precies (ergens tussen 1813-1816) en waarom de afbraak heeft plaats gevonden, is niet duidelijk.


Ook geen winst voor vennootschap Nationaal Grondbezit

De vennootschap Nationaal Grondbezit kocht in 1917 de grond waarop eerder landgoed de Reijshof had gestaan, een groot complex van diverse gronden waarvan delen nog niet ontgonnen waren. Ook zij konden niet echt winst maken en deden alles in 1934 van de hand. Het gebied behield zijn agrarische functie. Daarna bewerkten boeren gemiddeld zo’n 10 tot 15 ha in eigendom zijnde gronden. In de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw kwam het gebied in de stedelijke invloedssfeer te liggen. Er werden plannen ontwikkeld voor woonwijken en gronden aangekocht.


’De Gigant’


Eerder al, eind jaren zestig van de vorige eeuw, had de gemeente Tilburg plannen om in dit gebied een industrieterrein te ontwikkelen. Een gebied zo groot als de helft van de Reeshof, de nu als Gesworen Hoek en (delen van) Huibeven en Heerenvelden bekend staande woonwijken, zou daarvoor in beeld zijn. Dit alles om autofabrikant Volkswagen te verleiden om de grote fabriek ’De Gigant’ in Tilburg te vestigen. De lobby van de gemeente Tilburg mocht niet baten en de miljoeneninvestering ging uiteindelijk naar de Verenigde Staten. De industriële bestemming van het gebied werd ingetrokken en de bestemming werd weer als vanouds agrarisch. Begin jaren zeventig van de twintigste eeuw is men begonnen met de planning van de grootste nieuwbouwwijk van Tilburg: de Reeshof. In 1978 is men daadwerkelijk begonnen.




Grote bekerzwam en haarmossen zijn er snel bij.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl