vrijdag 30 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004 -2019 Aalscholver




   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen


Aalscholver

Phalacrocorax carbo



Witte broedvlek

De aalscholver is overwegend donker van kleur en met een lengte van 80 tot 100 cm is het een vrij forse vogel. Het lijf en vooral de hals zijn lang en slank. Ook de staart heeft een behoorlijke lengte. Afwijkend van kleur is de gele snavelbasis. Jonge vogels hebben een lichte borst. Pas na 4 of 5 jaar broeden aalscholvers voor het eerst. Al vroeg in het jaar krijgen volwassen aalscholvers witte broedvlekken op kop en dijen. De hier voorkomende ondersoort Phalacrocorax carbo sinesis (continentale vorm) heeft tijdens het broedseizoen witte veren op oorstreek en de achterkop. Rustende aalscholvers in de Dongevallei.


Niet kieskeurige viseter

De aalscholver vliegt met een gestrekte nek maar vaak is er ook een knik in te zien. Hij zwemt met een diep gelegen lichaam en omhoog geheven snavel. De aalscholver maakt een sprongetje voor hij onderduikt om te jagen. Hij eet uitsluitend vis - verschillende soorten. Hij is daarin niet kieskeurig; het aanbod is vooral bepalend. Hij is een kundige visser en hij gaat wel tot 8 meter diep om vissen te achtervolgen. Onder water stuwt hij zich voort met de vleugels, niet met de poten (Marcel Boer, De Nederlandse vogelfamilies. In: Het Vogeljaar 2019-2). Beide ouders voeren de jongen met opgebraakte vis. In kleine wateren zoals vaak in Noord-Brabant vist de aalscholver gewoonlijk solitair. Op grote troebele wateren zoals bijvoorbeeld het IJsselmeer, gaan ze vaak in grote groepen op jacht. Ik heb gezien hoe ze dan steeds over elkaar heen vliegen en duiken en zo de vissen voor zich uit jagen.


Vertienvoudiging landelijk aantallen

De aalscholver is een koloniebroeder die soms, indien het voldoende veilig is, op de bodem broedt. Meestal bouwen aalscholvers hun nesten echter in bomen. De soort is in West- en Oost-Europa flink toegenomen. Door het bestrijden van ernstige watervervuiling en het wegvallen van vervolging in de vorige eeuw hebben aalscholvers zich op vele plaatsen opnieuw kunnen vestigen. Kolonies aalscholvers vind je zowel nabij zoete als zoute wateren. Van de rond 60 kolonies liggen de grootste in het IJsselmeergebied, gevolgd door de Waddeneilanden, het Deltagebied en de Hollandse duinen.


De landelijke aantallen zijn vertienvoudigd sinds het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze positieve tendens vloeit voort uit een sterk toegenomen Nederlandse broedpopulatie, die voor een deel in eigen land overwintert. Ook in het Oostzeegebied en in Noord-Duitsland nam de aalscholver tot voor kort toe. Het hele jaar door herbergen IJsselmeer en Markermeer de grootste concentraties, gevolgd door het Deltagebied en de grote rivieren.



                 


Bij het verschijnen van de Avifauna van Noord-Brabant 1967 bleek dat de soort in onze provincie ontbrak sinds 1959. In de Biesbosch werden ze wel af en toe gezien, maar bestreden om het griendhout te beschermen tegen vervuiling door ontlasting. De eerste decennia van 1900 waren er wel flinke aalscholverkolonies in Noord-Brabant, vooral in de Biesbosch en de Langstraat. Vanaf 1980 stijgen de aantallen jaarvogels en vanaf 1990 de aantallen broedvogels jaarlijks met 5%. De Nederlandse broedvogelpopulatie bestaat uit 20.400-20.800 paren (2018) en in de winter verblijven er 29.000-38.000 exemplaren (2013-2015) in ons land. (bron: sovon.nl)
    



      Figuur 5: alle waarnemingen (1.689) van aalscholvers per jaar met het totaal boven de kolom.


Vaste foerageer- en rustplaatsen in de Dongevallei

De aalscholver is geen broedvogel van de Dongevallei. Hij wordt vooral rustend en foeragerend aangetroffen in het gebied. Er zijn twee vaste rustplekken: de loopsteiger in het meest noordelijke deel (teldeel 1), en een vooruitstekende landtong aan de zuidwestzijde van de plas aan de Reuverlaan. In bomen rustende aalscholvers worden nauwelijks aangetroffen. Er is voldoende rust in het gebied om dat op de bodem te kunnen doen. Even buiten de Dongevallei en ook elders in de Reeshof rusten ze soms op lichtmasten. Verspreid over het gebied worden vissende aalscholvers gezien. Geliefde plekken zijn daar, waar het water gewoonlijk redelijk helder is. Dat is het resterende gekanaliseerde deel van de Donge in het noorden parallel aan de Langendijk. En vooral de plas aan de Reuverlaan. Enkele keren is het in groepsverband vissen van aalscholvers op de plas aan de Reuverlaan waargenomen. Maar gewoonlijk foerageren ze solitair of (soms) enkele exemplaren in de buurt van elkaar. Aanvankelijk werden weinig aalscholvers in de Dongevallei gezien. Na vijf jaar komt het aantal waargenomen aalscholvers per jaar op een min of meer stabiel niveau. De grafiek in figuur 5 laat jaarlijkse schommelingen en een licht dalende lijn na 2012 zien.



Figuur 6: alle waarnemingen aalscholvers per maand met het totaal boven de kolom.


Zeer lage aantallen in het voorjaar en de zomer

De piek van de aanwezigheid van aalscholvers in de Dongevallei ligt vooral in het najaar en het begin van de winter. Doortrekkende en tijdelijk verblijvende vogels doen de aantallen stijgen. De drie eerste maanden van de verschillende jaren laten een iets lagere maar stabiele aanwezigheid zien. Zie figuur 6. Dit lagere niveau wordt veroorzaakt door afwezigheid in vorstperiodes maar voornamelijk door de toenemende zachte winters. Vooral de laatste jaren zoeken aalscholvers soms al in januari de broedkolonies op. Verder in het voorjaar en in de zomer zijn ze er nauwelijks. Tijdens vier teljaren van de tellingenreeks zijn in mei geen aalscholvers gezien. In juni ontbreekt de soort tijdens drie teljaren, in juli in één teljaar.




De loopbrug over het water van het meest noordelijke teldeel is een vaste rustplaats van aalscholvers en andere vogelsoorten.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl