maandag 26 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Motivatie en methodes

  


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl .



Ad Kolen

Motivatie en methodes





Bij het tellen en inventariseren van vogels is mijn drijfkracht vooral het plezier dat ik aan vogelen beleef. Dit genoegen staat voorop. Het genieten van het uiterlijk en het gedrag en het steeds ervaren van nieuwigheden stellen mijn onophoudelijke belangstelling tevreden. Veel genoegen beleef ik in het bijzonder aan het jaren achtereen bestuderen van vogels in eenzelfde omgeving, waarbij steeds meer de gehele lokale flora en fauna en het landschap in beeld komen. Het is boeiend te ervaren dat schommelingen in aantallen en soorten het gevolg zijn van omstandigheden ter plaatse. Zo zijn bijvoorbeeld de weersomstandigheden op de dag van de telling en de weersinvloeden over een korte of lange termijn vaak bepalend. Ook het weer in de rest van Nederland, in Europa en in de overwinteringsgebieden - bijvoorbeeld Afrika - telt mee. Het al dan niet terugkeren van een broedpopulatie oeverzwaluwen is mede afhankelijk van het weer tijdens de tocht over de Sahara. Bij meerjarige tellingen zijn beheersmaatregelen en natuurlijke successies eveneens bepalende factoren. In de Dongevallei heb ik af- en toenames van landelijke en Europese vogelpopulaties vastgesteld. Dit in een relatief kleine omgeving doen is een inspirerende ervaring en geeft energie om in mei en juni om 04.00 u. op te staan om de broedvogels te inventariseren.


Nuttig gebruik

De gegevens zijn verzameld over een periode van 16 jaren, steeds het jaar rond. Nuttig gebruik ervan geeft extra voldoening. Het is voor mij waardevol te weten dat de gegevens door Sovon worden gebruikt om vast te stellen hoe de aantallen van de Nederlandse broedvogels zich ontwikkelen. Ook het delen van deze informatie met andere belangstellenden en belanghebbenden d.m.v. publicaties is voor mij belangrijk. De broedvogelgegevens zijn gewoonlijk in of direct na het broedseizoen verwerkt en ingevoerd op de Sovon-site. Het bureauwerk rond jaartellingen vergt echter vele malen meer tijd dan het veldwerk. Tijdgebrek was de oorzaak van het ’vooruit schuiven’ van het verwerken van alle gegevens. Wel verschenen eerder meer beknopte publicaties over vogels in de Dongevallei van mijn hand over de jaren 2014, 2005-2007 en 2008.


Jaartelling & BMP


Wanneer het om vogels gaat worden (natuur)gebieden gewoonlijk op waarde geschat aan de hand van de soorten en aantallen broedvogels. Wat in de rest van het jaar aan vogels aanwezig is - lang of kort -, is niet altijd bekend. Het is dan ook boeiend om het jaar rond een gebied te bezoeken. Een voor mij goed werkende en in de Dongevallei uitgevoerde methode is tweemaal per maand alle vogels tellen. In het broedseizoen (15 maart t / m 15 juli) heb ik geïnventariseerd volgens de richtlijnen van het Broedvogel Monitoring Project (BMP) van Sovon. De door mij gebruikte methode geeft geen volledig, maar wel een redelijk goed beeld van wat er jaarlijks aan vogels in het gebied voorkomt. Deze werkwijze gebruik ik in meer gebieden, zodat onderlinge vergelijkingen mogelijk zijn.


                    
       Ook in de winter wordt gewoonlijk vroeg in de ochtend aan de tellingen begonnen.

Vroeg beginnen

Vergelijkingen tussen de verschillende jaren zijn alleen mogelijk als steeds op dezelfde manier wordt geteld. Alle telronden zijn daarom vanaf een vaste route gedaan. De route start in zuidelijke richting vanaf de Reuverlaan en volgt de buitenrand van het gebied. Vanaf 2019 is afwisselend in zuidelijke en noordelijke richting gelopen. In het broedseizoen is altijd bij zonsopgang begonnen. Daarbuiten is getracht om de tellingen voor 12.00 uur af te ronden. Het begin ligt dan ook meestal kort na zonsopgang, zeker in de winterperiode. Alle vogels binnen vaste grenzen van het gebied zijn genoteerd. Daarbij is de omheining, die is aangelegd om de grazers binnen te houden, als grens aangehouden. Alle getelde vogels hebben een relatie met het gebied: dus wel jagende en zoekende vogels, maar niet de overvliegers.


Van handmatig naar automatisch

Bij het vaststellen van territoria volgens de BMP-methode wordt op broedgedrag van vogels gelet. Dan zijn ’nest-indicerend, geldige waarnemingen, datumgrenzen, fusie-afstanden, territorium-indicerend en minimale eisen’ de termen die gebruikt worden voor doorslaggevende factoren. Tot en met 2018 zijn alle BMP gegevens per telling handmatig ingetekend op veldkaarten en later op soortkaarten verwerkt met de door Sovon aangegeven symbolen. Na het uitwerken heb ik de vastgestelde territoria handmatig ingevoerd op de Sovon-site. Alle richtlijnen, zoals duidelijk omschreven in de uitgaven ‘Handleiding Sovon Broedvogelonderzoek’ (Nijmegen, 1996 - 2004 - 2011 – 2016), zijn strikt aangehouden. Vanaf 2019 zijn via de app ‘Avimap’ van Sovon de gegevens al in het veld ingevoerd. Via automatische clustering zijn aan het einde van het broedseizoen automatisch de aantallen territoria bepaald.


Territorium, paren ……

Territorium, paren, broedparen, broedplaatsen, nestplaatsen: het zijn termen die veelal door elkaar gebruikt worden wanneer aantallen broedvogels aangeduid worden. Ze duiden echter iets anders aan, want het aantal territoria in een gebied hoeft niet gelijk te zijn aan het aantal broedgevallen. Het begrip ’territorium’ wordt bij de broedvogelbeschrijvingen in dit rapport als algemene term gehanteerd als synoniem voor paar, broedpaar, broedplaats, broedgeval en nestplaats. Wanneer waarnemingen van een soort aan bepaalde eisen voldoen (ze zijn bijvoorbeeld verricht binnen een vastgestelde periode), mogen ze worden meegeteld, ongeacht of het broeden daadwerkelijk is geconstateerd. De aanwezigheid van de vogels in de broedtijd geeft aan dat het gebied geschikt is voor de soort. Dat geen nest of jongen zijn geconstateerd, kan velerlei oorzaken hebben (in vroeg stadium mislukt, over het hoofd gezien, nestplaats buiten onderzoeksgebied).




Een paar wild eenden.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl