donderdag 29 april 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Fuut


 

   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl .


Ad Kolen




Fuut

Podiceps cristatus - broedvogel
  

De balts is een fameus schouwspel

De fuut is de grootste en bekendste futensoort in het merendeel van Europa. De balts is een fameus schouwspel. Het is spectaculair te zien hoe het paar met gestrekte halzen naar elkaar toe zwemt. Met de borsten tegen elkaar rijzen ze op uit het water. De vogels schudden hierbij met de kop en bieden elkaar plantenmateriaal aan. Zo snel als de balts begint, zo abrupt eindigt die weer. De fuut heeft een karakteristiek, langwerpig lichaam. Hij ligt laag op het water. De snavel is lang, recht en dun en boven op de kop heeft hij de onmiskenbare zwarte pluimen. Daaronder een rode in zwart overgaande wangkraag, die ook opgezet kan worden. Het winterkleed is een stuk eenvoudiger met grijs, zwart en veel wit. De fuut is een goede zwemmer en jaagt onder water op vis. Met zijn krachtige poten ontwikkelt hij hoge snelheden. Hij heeft geen zwemvliezen maar gelobde tenen, zoals andere futensoorten en bijvoorbeeld de meerkoet.


                      


Stabiele broedvogel in Noord-Brabant

Met wel wat lichte schommelingen is het totaalbeeld van de in Noord-Brabant broedende futen de laatste 25 jaar stabiel. Sinds 1980 nemen de aantallen in onze provincie met 5% per jaar toe. In 15 jaar is de stand verdubbeld. Landelijk gezien is situatie ongeveer gelijk met een licht dalende tendens de laatste jaren. De landelijke broedpopulatie bestaat uit 11.000-16.000 paren in de periode 2013-2015. In de winter zijn er tussen de 20.000 en de 25.000 futen in Nederland. (bron: sovon.nl)





Licht stijgende trend

De aantallen in de Dongevallei waargenomen futen wisselen nogal per jaar. Zie figuur 2. Een dal in het aantal waarnemingen van 2007 tot en met 2009 wordt afgewisseld met een hoog aantal in 2011, waarna een stabiele periode volgt tot aan het einde van deze tellingenreeks. Het totaalbeeld laat slechts een licht stijgende trend zien. Het aantal van de eerste telling wijkt niet veel af van die van de laatst



Figuur 2: alle waarnemingen (1.083) van futen per jaar met het totaal boven de kolom.


Stabiele broedpopulatie

De broedpopulatie futen in de Dongevallei is ook stabiel. Zie figuur 3. De eerste helft van de reeks zijn het bijna jaarlijks drie paren die tot broeden komen. Daarna zijn er wat kleine schommelingen te zien en eindigt de reeks met vier territoria, waarvan één bij de zuidelijke gebiedsgrens met het nest mogelijk buiten de Dongevallei. Van twee broedsel zijn dat jaar donsjongen gezien.












Figuur 3: alle vastgestelde territoria (45) van futen per jaar met het totaal boven de kolom.


Lage overleving pullen

Tijdens alle jaren zijn jonge futen gezien. De aantallen liggen niet hoog in verhouding tot de vastgestelde territoria. Slechts eenmaal zijn vier jongen gezien en slechts vijfmaal zijn de waargenomen broedsels gelijk aan het aantal vastgestelde territoria. Gewoonlijk telt een broedsel één tot drie jongen; de helft bestaat uit één exemplaar. Dit zegt niet veel over de werkelijke broedresultaten.


                   


Er zijn nesten met vier tot zes eieren gevonden. Hier komt de kleine overlevingskans van de pullen in beeld. Er zijn diverse oorzaken mogelijk. Predatie en zeker ook voedselgebrek zijn er twee van. In het vaak troebele water in het gebied is het moeilijk vissen vangen. Dat paren, mogelijk met jongen, ineens niet meer waargenomen worden in het broedseizoen, is ook een gevolg daarvan. In het gehele stadsdeel de Reeshof zijn vele wateren waarin ze hun heil kunnen zoeken. Ook aalscholvers doen dat. In de Dongevallei zijn meerdere waterverbindingen met de omgeving. De ouders kunnen zo met hun gevolg het gebied uit zwemmen. Ook bij andere soorten zoals knobbelzwanen is dat vastgesteld.



Figuur 4: alle waarnemingen van futen per maand met het totaal boven de kolom.


Piek in juni

De grafiek in figuur 4 geeft aan dat futen in de wintermaanden nauwelijks aanwezig zijn in de Dongevallei. Vooral in december en januari ontbreken ze nogal eens. Bij ijsvorming zoeken ze open water op, meestal elders. Eind februari en verder in maart verschijnen de broedparen. Daarna lopen de aantallen op. De piek ligt in juni waarna de aantallen weer afnemen. De daling in juli en augustus laat zien dat een deel van de broedvogels met hun kroost uit het gebied verdwijnt.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl