dinsdag 24 april 2012

Bonte gele dovenetel




Ad Kolen

Prachtige plaatjes, gele bloemen op de voorgrond met een historisch gebouw er achter. Mooier kun je het niet voorstellen. Boven de 'Sint Jan onthoofding kerk' en onder het 'Witte kasteel', beide in Loon op Zand.



Vorig jaar is de Kasteelweide 'opgeknapt'; gras in gezaaid, omzoomd met stenen banden, bankjes geplaatst en drainage aangebracht. De aan de Kasteellaan grenzende houtsingel werd uitgedund en van verschillende planten voorzien. Geheel klaar voor allerlei evenementen.

Dagelijks rij ik er tweemaal aan voorbij op de fiets. Dan ineens vallen de gele bloempjes op. Hele drommen zijn ontsproten tussen de narcissen en de nog iele varens. Ze zijn er niet aangeplant maar kwamen er al voor. De 'opknapbeurt' gaf ze ruimte en wat meer licht.

De bonte gele dovenetel (Lamiastrum galeobolon argentatum) is een ondersoort van de gele dovenetel. Het is een cultivator die veel in verwilderde vorm op nog al wat plaatsen in onze omgeving voorkomt.


 De plant groeit op half beschaduwde tot beschaduwde plaatsen in loofbossen vaak op plaatsen die door tuinafval zijn bemest.

De bonte gele dovenetel heeft anders dan de groene bladeren van de gele dovenetel, vele, vrij grote witte of zilverige vlekken op de bladeren.  De vlekken sluiten vaak onderling aan elkaar.


Dovenetels lijken op brandnetels maar de bladeren hebben geen brandharen die prikken. Ze zijn zelfs geen familie van elkaar maar de gelijkenis is zo sterk dat ze vroeger de naam Urtica mortua (dode brandnetel) hadden. De grote brandnetel heeft de wetenschappelijke naam Urtica dioica L. eb de kleine Urtica urens L.

zondag 8 april 2012

Oeverzwaluwwand weer ingestort!


Ad Kolen

Vorige week vrijdag (30 april) heb ik de Oeverzwaluwwand in de Dongevallei in de Reeshof te Tilburg voor een deel afgestoken. Met schop en hak werd een wat stevig uitziende deel van de bestaande wand bewerkt. Een deel van de wand, over een lengte van ruim 5 meter, was weer verticaal tot een hoogte van meer dan 1,5 meter.

In het begin van vorig jaar was het geheel van een flinke laag extra zand aan de voorzijde voorzien. Helaas werd opnieuw 'laagwaardig' zand gebruikt met als gevolg instortingen van de wand met daarin bewoonde nesten.

Om dit broedseizoen voor Oeverzwaluwen niet opnieuw verloren te laten gaan ondernam ik actie vorige week. Mijn spierpijn ten spijt was het echter vergeefs werk. Vandaag zagen we tijdens de broedvogeltelling dat het bewerkte stuk weer geheel was ingestort.

Het zand is zo los dat het echt niet geschikt is voor een broedwand voor vogels. Ook voor het opvullen van een permanente broedvoorzienig, opgetrokken uit stenen is het niet geschikt. Het gevolg zal inwendige instortingen zijn in de nestgangen als het toch gebruikt gaat worden!


Op de bovenstaande foto zijn de beschadigde nestgangen van de broedpogingen van de Oeverzwaluwen te zien. Door de vele instortingen was de wand niet meer horizontaal en konden konijn, over mogelijk predatoren als de vos of Zwarte kraaien de nesten uitgraven! Daar ze vroeg waren begonnen is het wel mogelijk dat enkele nesten al waren uitgevlogen!

woensdag 4 april 2012

De Fitis, een indrukwekkende kleinigheid!


Fitis.                                                                    Foto: van internet.

Ad Kolen

De Fitis (Phylloscopus trochilus) is een grijsachtig bruingroen vogeltje (11-12,5 cm groot) met een geelwitte onderzijde. De Tjiftjaf (Phylloscopus collybita) en meerdere andere zomervogeltjes lijken daar op eerste gezicht nogal op. De kleur van de poten, meestal licht bij de Fitis en gewoonlijk donker bij de Tjiftjaf zou het onderscheid tussen deze 2 soorten kunnen zijn. Maar daar zijn uitzonderringen op. De zang is derhalve het beste en snelste determinatiekenmerk om deze nauwe verwanten uit elkaar te houden.

Kleine details
Toch zijn er wel meer kleine details die het onderscheid tussen Fitis en Tjiftjaf uitmaken. Door de ongedurige bewegingen die beide, toch wel kleine vogelsoorten maken zijn die echter nauwelijks waar te nemen. Bij goed zicht is een opvallende lichte wenkbrauwstreep te zien bij de Fitis. Het vage lichte streepje boven het oog van de Tjiftjaf valt nauwelijks op. Met de staart omlaag slaan is gedrag wat bij de Fitis ontbreekt maar bij de Tjiftjaf regelmatig gezien kan worden. Vogelringers, kunnen met de vogel in de hand, aan de handpennen zien om welke soort het gaat. Deze grootste slagpennen in de vleugels zijn bij de Fitis langer.

Zang als een neerdwarrelend blad
Het kenmerkende liedje van de Fitis begint met slagen die lijken op die van een Vink. Ze worden plots afgebroken en eindigen in een ietwat melancholiek, treurig klinkend deuntje wat in volume en toonhoogte af neemt. Verder wordt deze zang vaak als zoet en weemoedig omschreven of als een neerdwarrelend blad. De zang van de Fitis is het meest uitbundig bij zonnig weer. Sommige mensen horen in het liedje; ”Het is nu wel zonnig, maar straks gaat weer het re-ge-nen”! Zelf als ze niet zingen is voor ‘getrainde oren’ onderscheid te horen. Tussen de roepjes van de Fitis en de Tjiftjaf is een subtiel verschil waar te nemen. De zachtere roep van Fitis klinkt vragend. Die van Tjiftjaf is als uitroepend te omschrijven! Het trage monotone herhalen van zijn naam, in de zang van de Tjiftjaf behoeft geen nadere uitleg. Toch hebben mensen die de 1e keer op dit liedje gewezen worden er wel moeite mee het uit andere geluiden te onderscheiden.










                              



                                Sonogram van de Fitiszang.

Zomervogel
Fitissen zijn zomervogels waarvan de eerste eind maart vanuit het winterverblijf in tropisch Afrika bij ons terug keren. Tot in mei gaat dat door. Aanvankelijk zijn daar veel doortrekkers bij. Pas later, verder in april, is het aantal zingende vogels van een stabiel aantal, de broedvogels dus. Die laten zich tot ver in mei onophoudelijk horen. Vanaf eind mei en verder in juni en juli wordt het langzaam stiller en stiller. Vanaf eind juli tot in september verlaten Fitissen onze streken weer voor een lange tocht naar Afrika, ten zuiden van de Sahel. Hoewel er erg veel Fitissen door ons land trekken worden ze nauwelijks opgemerkt. Ze trekken vooral tijdens de nacht, in de ochtend wordt daar soms nog een staartje van waargenomen. Deze doortrekkers komen vooral uit Noord-Duitsland, Denemarken en Scandinaviƫ. Daar broeden 15 tot 20 miljoen paren.

Achtste in de top tien
Fitissen zijn levendige en rusteloze vogeltjes, die door boomkruinen en struiken struinen op zoek naar eten. Hun voedsel bestaat uit een grote diversiteit aan insecten die ze oppikken van bladeren en twijgen. In Noord- en West-Europa is het een van de talrijkste vogelsoorten. Het broedgebied strekt zich verder uit via Scandinaviƫ tot in Oost-Siberiƫ. In Nederland broeden wel en half miljoen paren. Daarmee staan ze op de 8e plaats in de top tien van de Nederlandse broedvogels. De Tjiftjaf is nog talrijker. Die staat met 550.000-600.000 broedparen op de 5e plaats.

Het nest, een overdekt bouwsel
Het nest van de Fitis is een overdekt bouwsel van grassen, plantenstengel, wortels en mossen. Het is bolvormig met een naar beneden gerichte zijingang. De binnenkant is met fijnere stengels, wortels en veren afgewerkt. Het ligt verborgen tussen de bodemvegetatie of onder lage bladerbedekking aan de randen van bomen en struiken. Ook onder struiken of aan de voet van een heg bouwen ze hun nest en soms iets boven de grond.

Afbeelding van het nest van een Fitis uit Elseviers Broedvogelgids.


Toenemende aantallen
Het indrukwekkende van de Fitis zit hem voor mij in het gedrag. Hij weet zijn plaats te vinden in een veranderend biotoop. Wat na de opeenvolgende natuurlijke processen of door ingrepen als beheer meer of minder geschikt wordt als broedgebied. De biotoop van een Fitis is een open gebied met wat bomen en struiken. In jonge bossen kan de soort enorme dichtheden bereiken. In het Noorderbos ten noorden van Tilburg en in de Dongevallei in de wijk De Reeshof werd vastgesteld dat de voorwaarden voor deze soort steeds beter worden. De aantallen territoria nemen voortdurend toe, tot op heden. In de Dongevallei steeg het aantal territoria van 8 in 2004 naar 14 in 2011. In het Noorderbos van 8 in 2003 naar 30 in 2011. In de Dongevallei worden volgens beheersafspraken grote delen open gehouden. Als dit beheer wordt gecontinueerd zal waarschijnlijk een zekere stabiliteit ontstaan in het jaarlijkse aantal broedende Fitissen. Buiten het maaien van de paden en wat extensieve begrazingen wordt in het Noorderbos nauwelijks beheer uitgevoerd. Wanneer zal hier de stijging van het aantal territoria ophouden? Een boeiende vraag die de toekomst zal uitwijzen. Naar verwachting heeft de populatie broedende Fitissen in het Noorderbos de top nog niet bereikt.

Dalende aantallen broedvogels
Snuffelen in oude gegevens, verzamelt in het Quirijnstokpark in Tilburg Noord leveren een voorbeeld op van het ongeschikt worden van een gebied voor deze vogelsoort. Het Quirijnstokpark is in 1975 gereed gekomen. In het nog kaal en open park kwam de Fitis natuurlijk volop voor. Gegevens van de jaren 1987 tot 1995 laten een dalend aantal broedvogels zien, van 6 naar 1 territorium. Daarna ontbreken van enkele jaren de gegevens. Onregelmatige, later verzamelde cijfers wijzen uit dat de soort er in 2001 nog broedde (2 territoria), in 2003 niet, in 2007 ook niet en 2008 weer wel (1 territorium) en in 2009 weer niet. Wat duidelijk maakt dat met het toenemen van het volume van de bomen en struiken de biotoop minder en uiteindelijk ongeschikt wordt voor Fitissen. Oplevingen tussendoor hebben te maken met grote snoei- en kapactiviteiten in het park. Toen was het weer even meer open!

Het Quirijnstokpark, waar de Fitis niet meer voor komt!

Terwijl de Fitis het veld ruimde vond een soort als de Boomklever in het Quirijnstokpark ondertussen een nieuw leefgebied. Al met al interessante ontwikkelingen die het ’vogelen’ zo leuk en steeds boeiender maken.

Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


Kijk ook eens op het weblog: vogelsenzo; Quirijnstokpark  
                        http://vogelsenzo-quirijnstokpark.blogspot.com/