woensdag 12 mei 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Nijlgans

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen




                       



Nijlgans

Alopochen aegyptiaca - broedvogel



Geen eend, geen gans

De nijlgans is ingedeeld in de orde van de eendachtigen (Anseriformes). Daaronder vallen alle zwanen, ganzen en eenden. De nijlgans staat hoog op de poten en lijkt uiterlijk niet echt op een gans, maar ook niet op een eend. De nijlgans heeft geen nauwe verwanten. Hij valt, met enkele andere families, een beetje tussen de eend en de gans in, zoals ook bijvoorbeeld de bergeend (Tadorna tadorna) en de casarca (Tadorna ferruginea). De laatste twee soorten zijn wel verwant aan elkaar; ze zijn van het zelfde geslacht. De houding van de nijlgans is opgericht en het verenkleed is vooral beige en wat roodachtig bruin. Opvallende kenmerken zijn de zwarte buikvlek en het donkere masker om de ogen. In de vlucht steken de groene spiegel en de grote witte velden sterk af op de verder donkere vleugels. De poten en de snavel zijn roze. De nijlgans is, evenals de grote Canadese gans, dominant en luidruchtig aanwezig. Beide soorten gedragen zich in het broedseizoen agressief tegenover andere vogelsoorten. 

Nijlganzen zijn gewoonlijk standvogels en trekken niet weg. Maar soms verplaatsen ze zich tot op enkele honderden kilometers van het broedgebied of de plaats waar ze geboren zijn. De aard van de nestlocatie van de nijlgans kan zeer uiteenlopen. Een enkele keer broedt hij op de bodem in dichte vegetatie, onder een struik bijvoorbeeld. Hij broedt soms op gebouwen, gebruikt boomholtes, of kaapt het nest van een roofvogel, blauwe reiger of ooievaar. Ook wat grotere nestkasten neemt hij zonder meer in beslag. Weidegebieden met veel sloten en andere waterrijke gebieden hebben de voorkeur als biotoop. Stedelijke omgevingen, in het bijzonder stadsparken, komen echter steeds meer in beeld. De nijlgans broedt dus gewoonlijk in de buurt van water maar soms ook op grote afstand daarvan. Het voedsel is meestal plantaardig: grassen, kruiden, zaden en oogstresten.


Vosgans

Een andere naam voor de nijlgans is vosgans, naar de kleur van de vogel: roodbruin - de kleur van een vos. Het is eigenlijk een vertaling van de genusnaam, Alopochen: alópex = vos, chen = gans. De oude Egyptenaren vereerden hem als een heilig dier en schilderden of tekenden de vogel vaak op beelden en muren. De nijlgans broedt van oorsprong in Afrika, bijvoorbeeld in het Nijldal ten zuiden van de Sahara. De oude Egyptenaren, de Romeinen en de Grieken hielden nijlganzen al in gevangenschap. Sinds de 17e eeuw wordt de soort veelvuldig als siervogel in West-Europa gehouden. In Engeland broeden al 150 jaar nijlganzen in het wild. Na ontsnappingen vanaf 1967 heeft zich ook in Nederland, vanuit Zuid-Holland, een vrij vliegende populatie nijlganzen ontwikkeld. Het westen van Nederland en de riviergebieden zijn de kerngebieden. Inmiddels komen ze in heel Nederland voor en broeden ze nagenoeg overal. De populatie is in 2000 geschat op ruim 4.900 broedparen. Over de periode 2013-2015 is het aantal broedparen gestegen tot 6.900-11.400. Voor de winterperiode geeft de Vogelatlas 32.000-45.000 exemplaren aan. (bron: sovon.nl)




    Figuur 24: alle waarnemingen (632) van nijlganzen per jaar met het totaal boven de kolom.



Van zwervers naar een vaste populatie

Na een begin met lage aantallen laten enkele jaren in de eerste helft van de tellingenreeks flinke uitschieters zien. Zie de grafiek in figuur 24. De hoge aantallen worden veroorzaakt door de aanwezigheid van groepen van meer dan 10 nijlganzen tijdens één telling, zoals een rondzwervende familiegroep van 11 stuks in 2008. Aan het einde van het broedseizoen van 2010 strijken plotseling 17 nijlganzen neer in een van de noordelijke teldelen. In 2011, op 30 oktober, sta ik ineens oog in oog met 24 nijlganzen die snel weer opvliegen. Tot zover worden de aantallen vooral bepaald door kort verblijvende groepen op zoek naar voedsel of een rustplaats. In 2012 zijn de aantallen gedaald tot op het niveau van het eerste jaar, met hooguit 2 nijlganzen per telling. Dit is het begin van een vrij snel stijgende trend. De nijlgans is in de verschillende jaren geleidelijk meer en meer te zien. Vanaf 2016 is de nijlgans tijdens nagenoeg alle tellingen per jaar aanwezig in de Dongevallei.



                       


Verjaagt soortgenoten in het broedseizoen

De nijlgans jaagt soortgenoten weg uit zijn territorium. In sommige jaren worden in de Dongevallei tijdens het broedseizoen felle schermutselingen tussen paren nijlganzen waargenomen. Die gaan gepaard met rauwe kreten en spelen zich vaak af in de lucht. In sterk contrast daarmee groeperen ze vanaf de nazomer en in de winter in aantallen van meer dan 100 exemplaren bij elkaar. In de Dongevallei is dat nooit waargenomen. Slecht achtmaal zijn meer dan 10 nijlganzen tegelijk aangetroffen met een maximum van 24.


   
Figuur 25: alle vastgestelde territoria (11) van  nijlganzen per jaar met het totaal boven de kolom.


Weinig jongen gezien

De jaren waarin één of meer territoria zijn vastgesteld, zijn zichtbaar gemaakt in figuur 25. De meeste territoria zijn vastgesteld door voldoende waarnemingen van een of meerdere paren nijlganzen binnen de voor deze soort geldende datumgrenzen (15 maart – 15 mei). Alleen de laatste twee teljaren van deze reeks zijn donsjongen gezien. In 2018 waren dat 11 en in 2019 7 & 8 juist uitgekomen jonge nijlganzen.







Reacties naar adkolen@kpnmail.nl