Langs de rijkelijk begroeide oevers van de door de Brand stromende Zandley
zijn libellen, vlinders en andere insecten talrijk.
Ad Kolen
Met regelmaat de vogels volgen in een bepaald gebied is
een zeer boeiende activiteit. Door op een gestandaardiseerde wijze via een
vaste route de aantallen en hun gedrag vast te leggen zijn op termijn interessante
ontwikkelingen te volgen. Het gebied wordt op deze wijze vertrouwd en de andere
bewoners bekenden. Het betreffende gebied in dit geval is De Brand bij Udenhout
en de bekenden zijn hier de vlinders.
Het woord vlinderen staat onder andere voor het zich
bewegen of verplaatsen op de wijze van een vlinder; fladderen. Dat ga je
vanzelf ook doen als je ze wilt volgen. Van een zich in een rechte lijn
verplaatsen is bij vlinders geen sprake, heb ik ondertussen ondervonden.
Mijn kennis van vlinders is beperkt maar deze
'fladderaars' boeien me echter al een tijdje. Snel details in je gedachte
vastleggen werkt bij ook deze soort goed. Hun gedrag is echter meer
onberekenbaar.
Pogingen enkele jaren terug, om in de Biesbosch een
oranje luzernevlinder te bemachtigen, liepen op niets uit. De soort was talrijk
aanwezig maar liet zich niet in mijn netje vangen. Ook maar beter,
beschadigingen zijn snel aangebracht. Het zijn fragile beestjes. Vangen is dus geen
optie!
Vlinders zien is ook afhankelijk van de temperatuur en
de wind, ook dat is ondertussen duidelijk. Een warme zonnig dag met nauwelijks
wind, als vandaag leek dus wel mogelijkheden te bieden.
Al snel na mijn eerste
stappen in dit mooiste stukje Brabant, verschijnen er wonderlijke schepsels. Een
kleine ijsvogelvlinder (Limenitis populi) warmt zich op in een beukenbos. Een
zonnig plekje op het afgevallen blad is blijkbaar het meest geschikt. Nog
regelmatig wordt deze bonte verschijning gezien in de loop van de dag. De
randen en open plekken in bossen zijn het meest in zwang. Neerstrijken doen ze
steeds op een plekje waar ook de zon kan komen. De vlucht is vaak met open gespreide
vleugels wat de herkenning eenvoudiger maakt. De witte vakjes op de vleugels,
met donkere achtergrond, zijn typerend.
Kleine ijsvogelvlinder van boven gezien.
’Witjes’ fladderen
overal om me heen. Ze zijn erg talrijk, vooral het groot koolwitje (Pieris
brassicae) laat zich vaak zien. Soms zitten ze even stil en kunnen goed bekeken
worden. Na enige tijd is het onderscheid met het kleine koolwitje (Pieris rapae)
helder. Deze gelijkende soort is duidelijk kleiner en de donkere vlekken en
tekeningen zijn erg vaag.
Grijsgroen gezoomde aderen op de
achtervleugel zijn een duidelijk kenmerk van het klein geaderd witje (Pieris
napi). Het vrouwtje heeft donkere vlekken en een veeg op de voorvleugel. Van
zowel het mannetje als het vrouwtje zijn de vleugels grijs bestoven en is de
onderzijde geelachtig getint.
Het nog kleinere boswitje (Leptidea
sinapis), is in zijn kleine eenvoud, een prachtige verschijning. Een teer
vlindertje dat echter alleen in Limburg gezien wordt. Het zeer dunne,
uitstekende achterlijfje, buiten de lange vleugels uitstekend, is op een foto, genomen
op de Sint Pieterberg op waarneming.nl te zien.
De Citroenvlinder (Goneptyrex rhamni) is
wel een algemene verschijning in de Brand en op vele andere plaatsen in ons
land. Op de details letten, zoals bij vogels is bij vlinders zeker van belang
om ze te kunnen determineren. Nog meer zelfs, het formaat is veel kleiner dan
van de meeste vogels. Citroenvlinders hebben ook hun eigen specifieke
kenmerken. Het citroen gele mannetje en het vaal gele vrouwtje hebben beide een
oranje vlek op de vleugel. Op de duidelijke spitse vleugelpunten lettende is
het onderscheid met ’de witjes’ snel te zien!’
Het koevinkje (Aphantopus
hyperanthus) en het bruin zandoogje (Manolia jurtina), zijn soorten, die vooral
door hun bewegelijkheid, niet altijd eenvoudig van elkaar te onderscheiden
zijn. Vooral de mannetjes zijn in de vlucht door hun donkere vleugels erg
gelijkend. Als ze gaan zitten en de vleugels spreiden is het verschil wel te
zien. Het mannetje bruin zandoogje heeft slechts één vlekje op de bovenzijde
van de donkere vleugel. Het mannetje van het koevinkje heeft er meerdere. De
vrouwtjes hebben meer kleuren, ook de onderzijden van de vleugels van beide
geslachten bevatten meerdere verschillen.
Een wonderlijke verschijning,
steeds zwevende boven bloeiende grassen! De lange voelsprieten zijn typisch,
puntige knotsen met een kromming aan het einde. Als er een gaat zitten is het
snel duidelijk. Zwarte vleugels met rode vlekken in paren wijzen uit dat het om
een Sint-Jansvlinders gaat. Verrassend hoe anders ze zijn in de vlucht!
Ruim 4 uurtjes ’vlinderen’ en dan
meer dan 10 verschillende soorten van elkaar kunnen onderscheiden geeft een
goed gevoel.
Ook vlinders kijken is leuk,
wordt vervolgd!