Ad
Kolen
Van
vogelsoorten die verwant zijn, die gelijkenis met elkaar hebben, is de geslachtnaam
hetzelfde. Merels zijn van het geslacht
Turdus(Lijsters.) In dat rijtje staan bekende soorten als Zanglijster, Grote
lijster, Koperwiek en Kramsvogel. Verwantschap met de Merel is te horen aan
sommige geluiden van Kramsvogels. Ook Koperwieken stoten klanken uit die veel
weg hebben van Merelgeluiden. Doch alle vogelsoorten, ook de lijsterachtigen,
hebben een soortspecifieke zang en roep. De roep van de Kramsvogel is
karakteristiek.
Koperwiek
en Kramsvogel zijn geen broedvogels van onze omgeving. In de herfst trekken ze,
vaak in een zeer hoge aantallen, over en door Nederland. Gedurende de winter is
ons land een geliefde plek om te overwinteren voor Kramsvogels en vele andere
vogelsoorten. Afhankelijk van de weersomstandigheden hier, en in noordelijke
streken trekken Kramsvogels ’s winters in meer of mindere aantallen Nederland
in. Bij koude worden ze ook in steden en dorpen talrijk gezien. De aanhoudende
zachte weersomstandigheden, zijn er oorzaak van dat Kramsvogels zich nauwelijks
hebben laten zien deze winter. In december werden ze wel, in wat lage aantallen,
in Tilburg-Noord aangetroffen.
De
tsjak-tsjakvogel, noemt een bevriende vogelaar de Kramsvogel. Het tsjak-tsjak
klinkt massaal als een groep Kramsvogels overvliegt. Het is een kenmerkende
geluid. Bij alarm ratelen ze. De zang, meerdere keren in het oosten van Europa
gehoord, is een reeks van kwetterende klanken. Tijdens het laatste voorjaar
Kramvogels als algemene, overal broedende vogels in dorpen en stadjes in
bergstreken in Roemenië leren kennen.
Mijn
eerste ontmoeting met deze vogelsoort was een gedenkwaardige. Voorzichtige
beginnende stappen in het vogelen werden aangewakkerd door een veld vol
Kramsvogels, meer dan 100. Even buiten Tilburg-Noord, in ’De Brand’, ze
zelfstandig gedetermineerd met Petersons vogelgids in de hand. Een stimulans om
meer vogels te leren kennen.
Vliegende
Kramsvogels zijn, naast het geluid dat ze meestal maken, herkenbaar aan de
licht golvende vlucht. Juist iets groter dan een Merel, is het een forse plompe
vogel die zich hier meestal in flinke groepen voort beweegt. Zoals de meeste
lijsters staan ook deze meestal rechtop
in het veld. Een herkenbaar silhouet. Een duidelijk determinatiekenmerk
is ook de wat lichtere, grijsblauwe stuit.
De
kop is grijs met een vuilwitte wenkbrauwstreep, ook de wang is wat opvallend
getekend. De bruine rug en vleugels steken af tegen de lichtere, grijsblauwe onderrug
en stuit. De daarop volgende zwarte staart maakt de bovenzijde van de
Kramsvogel contrastrijk. De borst is oranje en de flanken zijn beige. Beide
zijn bedekt met flinke bruine vlekken, die puntig zijn van dichterbij gezien.
Kortom een onmiskenbaar mooie vogel, in het bijzonder als de zon er op schijnt.
Van
oorsprong zijn Kramsvogels bosvogels. Nu verblijven ze meer in open landschap
en in de winter in de stad zelfs. Ze eten regenwormen en allerlei soorten
insecten en hun larven. In de winter in Nederland foerageren ze vaak op
afgevallen fruit in boomgaarden en moestuinen. Allerlei soorten bessen; van
o.a. meidoorn, wegedoorn, liguster, kornoelje en klimop behoren ook tot hun
menu.
Aan
het begin van de 19e eeuw hebben Kramsvogels zich, vooral in
zuidwestelijke richting, uitgebreid. Noordoost Polen was de verspreidingsgrens.
nu broeden ze vanaf zuidoost Frankrijk tot Scandinavië en in Siberië. Sinds
1972 werden regelmatig broedsels aangetroffen in Nederland. In België werd het
1e broedgeval in 1967 vastgesteld.
Een
tegenovergestelde trend is zich echter aan het ontwikkelen in heel Europa. De
soort neemt weer af om onverklaarbare redenen. Op de top van deze uitbreiding
broedde zo’n 800 paren in Nederland.
In
de winter blijven de Kramsvogels echter wel volop komen, gelukkig maar !!!
In de
nieuwsbrief ’vogelsenzo’ staan de artikelen uitgebreider.
|