dinsdag 19 november 2024

Ooievaar, een veld vol!






















 Een klein deel van de grote groep ooievaars bij Vijfhuizen en een grote zilverreiger.



Ad Kolen


Ooievaar, een veld vol!



Zondag 10 november 2024: Tijdens mijn maandelijkse vogeltelling voor de Stichting Nieuwe Warande, in het grootschalig agrarisch gebied ten noordoosten van Tilburg, vraagt een man met hond of ik de ooievaars gezien heb. "Ik heb juist een veld vol gezien, wel 150", zegt hij. "Dat is wel heel veel!" Is mijn reactie. Van de boomkwekerij aan de rand van het deelgebied Zwaluwen Bunders loop ik de richting het gehucht Vijfhuizen in het deelgebied Kouwenberg. Een weiland, noordelijk gelegen tegen Vijfhuizen, staat vol met ooievaars. Ik tel er 73 en een grote zilverreiger. Meerdere ooievaars vliegen ondertussen over me heen naar de graslanden grenzende aan de Houtsestraat. Vanaf het weiland bij Vijfhuizen is de groep zich over de omgeving aan het verspreiden. Ze worden aangetrokken door de recent gemaaide graslanden. Ik probeer een indruk te krijgen van het aantal van de hele groep. Vanaf het fietspad langs de Houtsestraat doe ik een snelle telling. Ze zijn steeds in beweging, dus snelheid is geboden. Het totaal komt op 155 ooievaars. Mogelijk zijn het er wat meer! De man heeft dus gelijk!




















Vanaf het weiland bij Vijfhuizen is de groep zich over de omgeving aan het verspreiden.



De Nieuwe Warande is een landelijk gebied dat ligt in het noordoosten van de gemeente Tilburg, ruwweg tussen de dorpskern van Udenhout en het stadsdeel Tilburg-Noord. Bestaande uit de deelgebieden Vijfhuizen, Quirijnstok, Kouwenberg, Zwaluwenbunders en Hazennest. Het wordt omlijnd door de Kalverstraat in het westen, de Houtsestraat in het noorden, de Waalwijkse weg in het noordoosten en de Waalwijksestraat, die samen met de Kraan de oostgrens vormt. In het zuiden wordt de grens gevormd door de spoorlijn Tilburg - Den Bosch en de Burgemeester Bechtweg. Het gehele gebied heeft een oppervlakte van ongeveer 570 ha. De Stichting Nieuwe Warande wil de duurzame toekomst veiligstellen van dit gebied. https://www.stichtingnieuwewarande.nl

In deze omgeving worden nagenoeg het hele jaar ooievaars gezien. Vele daarvan zijn afkomstig uit de kolonie wilde ooievaars die zich in het Safaripark Beekse Bergen heeft gevestigd. In mei 2024 is het gehele park geteld met een drone en zijn maar liefst 67 ooievaarsnesten opgespoord! Zo’n 200 jonge ooievaars zijn in 2024 in deze kolonie geboren. Gewoonlijk trekken alle jongen voor overwintering naar Afrika. Meestal verplaatsen zo’n 20 ooievaars zich niet naar het zuiden en worden regelmatig in de winterperiode ten noorden van Tilburg en bij de vuilnisstortplaats De Spinder gezien. Grote aantallen ooievaars worden meestal tijdens de trek, in augustus tot in september, gezien. Dan gaat het soms om meer dan honderd exemplaren.































Een hoog aantal als 155 ooievaars in november is naar mijn weten niet eerder aangetroffen in het betreffende gebied ten noorden van Tilburg. Het is niet waarschijnlijk dat het nu om trekvogels gaat. Te laat, te koud, ooievaars zijn geen goede vliegers en hebben opstijgende warme lucht, thermiek, nodig om zich over grote afstanden te kunnen verplaatsen. Toch zijn er geen waarnemingen, in orde van deze grootte, gemeld via waarneming.nl. Mogelijk toch doorgevlogen trekkers, of is de groep uiteen gevallen?


De nabij gelegen grote regionale vuilstortplaats is een aantrekkingspunt voor soms flinke aantallen ooievaars. Dat is echter meestal bij extreme weersomstandigheden. In het begin van dit jaar, hebben zich in een periode met vorst en sneeuw, ruim 70 ooievaars verzameld bij de vuilnisstortplaats van Tilburg om nog wat eetbaars te bijeen te garen. In die periode hebben zich op meerdere plaatsen in het land grote groepen verzameld, daar waar nog voedsel de vinden was. Meerdere kranten vermeldde dit fenomeen.





























Ooievaars bekijken in de winter in ons land is geen uitzondering meer. Tegenwoordig blijft 35% van de broedvogels (1300 broedparen in 2020) overwinteren in Nederland. Ooievaars maken gebruik van de omstandigheden, ze foerageren op plaatsen waar het voedsel gemakkelijk te vinden is zoals bij dierentuinen, particulieren en ooievaarsstations. Tijdens zachte winters kunnen ooievaars redelijk gemakkelijk hun kostje bij elkaar scharrelen. Bij meer vorst en sneeuwval worden ze afhankelijk van vuilnisstortplaatsen en vuilnisverwerkingsbedrijven. Sinds 2001 organiseert de stichting STORK STORK: Ooievaars in Nederland landelijke wintertellingen om het aantal overwinterende ooievaars vast te stellen. Van deze tellingen in januari zijn de aantallen de laatste jaren: 986 in 2022, 915 in 2023 en 953 in 2024.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


donderdag 10 oktober 2024

Markante details van een nestkastonderzoek














14 bebroedde pimpelmeeseieren in nestkast-56 in het Noorderbos

Nestkastonderzoek OPEN 
staat voor Onderzoek, Processierupsbeperking, Educatie en Noorderbos



Meer dan eieren tellen en nestkaarten invullen


Ad Kolen


Het door mij uitgevoerde driejarige ’Nestkastonderzoek OPEN’ (2020-2022) in het Noorderbos bij Tilburg is begin 2023 afgerond. De doelstellingen zijn bereikt. Alle verzamelde gegevens zijn ingevoerd in het Meetnet Nestkaarten van Sovon en van de verschillende jaren zijn verslagen gepubliceerd.

Vooral in 2021 is zichtbare beperking van de aantallen processierupsen in de omgeving van de nestkasten vastgesteld. De educatieve uitstraling van de nestkasten is nog actueel: er worden nog altijd vragen gesteld. Na het afsluiten van het onderzoek zijn de nestkasten schoongemaakt en waar nodig hersteld. Ze blijven hangen in het Noorderbos en het Quirijnstokpark om de nestgelegenheid in beide gebieden aan te vullen.


Meer dan eieren tellen en nestkaarten invullen

Het is voor mij belangrijk dat er, naast het persoonlijk genoegen dat ik beleef aan het ’vogelen’, iets gedaan wordt met de door mij verzamelde gegevens. Sinds 1995 gebruikt Sovon de gegevens van het Meetnet Nestkaarten om veranderingen in vogelpopulaties te verklaren als aanvulling op het Broedvogel Monitoring Project (BMP sinds 1984). Het nestkastonderzoek dat ik in 2020-2022 uitvoerde, was naast nuttig ook een bijzondere ervaring. Zoals de ondertitel beschrijft is het: ’meer dan eieren tellen en nestkaarten invullen’. Over de broedbiologie van de veel voorkomende vogelsoorten waar het hier vooral over gaat, zoals koolmees, pimpelmees, spreeuw en boomklever, is veel bekend en geschreven. Het is echter bijzonder om een en ander zelf te ervaren. Het met eigen ogen waarnemen is toch even iets anders dan het te lezen in de vele publicaties. De fysieke ervaringen van de wekelijkse nestkastcontroles, 10 tot 13 keer per jaar vanaf begin april tot in juni, zijn bijzonder. Ze hebben veel indruk op me gemaakt. Met behulp van een uitschuifbare ladder op 4 meter hoogte de nestkasten openen en vaak met verwondering bekijken wat er zich achter de invliegopening heeft afgespeeld, is buitengewoon boeiend. Vaak is het voorspelbaar maar soms ook niet - verassingen zijn optioneel. Nestkasten worden soms beroofd of vroegtijdig verlaten, of ander onheil heeft plaats gevonden.




De meeste vogels vliegen direct weg na het openen van de nestkast, deze pimpelmees weet van geen wijken


Hoge bezettingsgraad

Bij de start van dit nestkastproject ben ik van een nagenoeg complete bezettingsgraad van de nestkasten uitgegaan. Aanvankelijk lijkt dat ook vanzelfsprekend. In het Noorderbos is de bezettingsgraad hoog. In 2020 is 96% van de 45 nestkasten bezet. In 2021 is 88% van 60 nestkasten bezet en in 2022 is 92% van de eveneens 60 nestkasten bezet. De uitkomst van een vergelijkend onderzoek in het Quirijnstokpark is van het zelfde kaliber. Met een bezetting van ruim 93% van 15 nestkasten in 2021 en in 2022 doet het Quirijnstokpark als geschikt broedgebied voor holenbroeders niet onder voor het Noorderbos. Het Noorderbos bestaat naast waterpartijen en graslanden uit veel eikenbossen en -lanen. Ook talrijke woekerende robinia’s en andere spontaan verschenen boomsoorten, zoals de vele berken, vormen een aanzienlijk onderdeel. In het Quirijnstokpark nemen, naast de gazons en de in omvang toenemende beuken, ook enkele tientallen forse populieren een belangrijke plaats in. De talrijke uitheemse boomsoorten bieden eveneens veel variatie. In beide gebieden - met tamelijk jonge bomen - zijn natuurlijke nestgelegenheden schaars en is extra nestgelegenheid kennelijk welkom. Gezien de goede resultaten kun je ervan uitgaan dat het voedselaanbod in het broedseizoen in beide gebieden goed is. Er broeden vooral mezen in de nestkasten en er vliegen veel jongen uit. De variatie in de talrijke soorten beplantingen en de inrichting van beide gebieden zijn ideale omstandigheden voor deze en diverse andere vogelsoorten.


Verrassende uitkomsten door vergelijkende onderzoeken

De hoge bezettingsgraad van nestkasten is niet altijd en overal vanzelfsprekend. Niet iedere groene omgeving is kennelijk een geschikt broedbiotoop voor holenbroeders blijkt uit vergelijkend onderzoek. Naast het eigenlijke nestkastonderzoek in het Noorderbos en het vergelijkingsonderzoek in het Quirijnstokpark zijn nog twee gelijksoortige projecten langs de Vlashoflaan (2021) en in de Dongevallei (2022) uitgevoerd. De Vlashoflaan is een drukke verkeersader door Tilburg Noord. Het is een tweebaansweg met gazons grenzend aan woningen met tuinen. Ook tussen de rijbanen zijn gazons aangelegd.

Over de gehele lengte is de Vlashoflaan met 4 rijen essen beplant. Een aanzienlijk deel daarvan is ruim 60 jaar oud. Op het oog dus een behoorlijk groene omgeving. De 15 nestkasten zijn in één lijn in een noordelijke rij essen op circa 4 meter hoogte opgehangen, tussen de Borodinstraat en de Strausslaan.

De Dongevallei is een aangelegde Ecologische Verbindingszone langs de in het verleden gekanaliseerde beek de Donge, en grenst aan meerdere woonwijken. Met onder andere veel waterpartijen is het een erg rustige omgeving. Het is een smalle, maximaal 150 meter brede, lange groene strook. De begroeiing bestaat voornamelijk uit spontaan opgekomen zwarte elzen en in minder mate uit wilgen en berken. De 15 nestkasten zijn noordelijk en zuidelijk van de Reuverlaan op ooghoogte opgehangen in zwarte elzen en in enkele berken.


Conclusie

In de vergelijkende onderzoeken in de Vlashoflaan en de Dongevallei is een veel lagere bezetting van de nestkasten vastgesteld dan in de twee eerder beschreven gebieden. Langs de Vlashoflaan is de bezetting 40% en in de Dongevallei ruim 53%. Met latere en ook enkele tweede legsels lijkt de Dongevallei iets meer geschikt dan de Vlashoflaan. Het lijkt erop dat verstoring door het vele verkeer over de Vlashoflaan een rol speelt in de geschiktheid van deze omgeving als broedgebied voor de gewoonlijk in nestkasten broedende vogelsoorten. Dit is echter niet onderzocht. De Dongevallei is rustig en groen, maar beperkt in afmetingen. Beide gebieden zijn voor een groot deel eentonig begroeid, met veel minder variatie dan in het Noorderbos en het Quirijnstokpark. De conclusie is dat niet iedere groene omgeving een geschikt biotoop is voor vogels om zich optimaal te kunnen voortplanten. Ook voor de algemeen voorkomende en weinig eisen stellende soorten als mezen. Eiwitrijk voedsel (insecten) is noodzakelijk voor het opgroeien van jonge vogels en dit is daar in het broedseizoen onvoldoende beschikbaar. Beide onderzoeksgebieden liggen tussen woningen in. Vetbollen, pinda’s en zaden - vaak aangeboden in woonwijken - zijn niet het juiste dieet om jonge vogels groot te brengen. Dit voedsel kan zelfs averechts werken. Jonge vogels produceren bijvoorbeeld geen enzymen die meewerken aan het verteren van noten. De ver schillende onderzoeken bevestigen dat mezen, maar ook boomklevers en spreeuwen, toch wel echte bosvogels zijn. Daar vinden ze hun optimale broedbiotoop. Het is dan ook niet vreemd als mensen wel eens zeggen: ”Ik heb al jaren een nestkast in mijn tuin hangen, maar er komt niets in!”




Ook de koolmees zit soms erg vast op de eieren


Forse toename koolmees door nestkasten

De 60 nestkasten die in het Noorderbos voor onderzoek zijn opgehangen, hebben het aantal broedende koolmezen en pimpelmezen door de gerichte controles duidelijk in beeld gebracht. Er is in deze tamelijk jonge bosomgeving een beperkt aantal natuurlijke broedgelegenheden voorhanden. De aanvulling in broedgelegenheid door het plaatsen van nestkasten, is duidelijk welkom. Door het ouder worden van de bossen en de toename van de biomassa, is er meer voedsel beschikbaar voor de broedvogels. Er is dan ook een stijgende lijn vastgesteld in het aantal territoria van koolmezen en pimpelmezen. Dit is uitgebeeld in de toegevoegde grafieken. In figuur 1 zie je de aantallen vastgestelde territoria van koolmezen in het Noorderbos sinds 2003. De aantallen nemen duidelijk toe. Vanaf 2020, het startjaar van het nestkastproject, stijgen de aantallen met meer dan 100%. Die aantallen zijn gekoppeld aan de in de nestkasten vastgesteld broedsels van koolmezen: 28 (2020), 28 (2021) en 32 (2022). Na het beëindigen van het project dalen de aantallen weer tot ongeveer de hoogte van vóór de aanvang van het onderzoek. De nestkasten zijn blijven hangen en worden waarschijnlijk ook opnieuw gebruikt door koolmezen, pimpelmezen en eventuele andere vogelsoorten. De gericht controles en tellingen van de resultaten in de nestkasten zijn sinds 2023 achterwege gebleven. Alleen toevallige waarnemingen tijdens de broedvogeltellingen (BMP) zijn meegenomen.




Pimpelmees in de minderheid

Pimpelmezen komen onze omgeving in lagere aantallen voor dan koolmezen. Het gemiddelde van 21 jaar (2003-2023) vogels tellen in het Noorderbos is voor deze 2 vogelsoorten: 29,5% pimpelmezen en 70,5% koolmezen. In de grafiek in figuur 2 staan de aantallen territoria van pimpelmezen in het Noorderbos vanaf 2003. De stijging van het aantal broedvogels in het eerste jaar van het nestkastonderzoek (2020) is in verhouding minder hoog dan de stijging bij de koolmezen. Dat heeft te maken met een lager aantal onderzochte nestkasten dan in de andere twee jaren: in 2020 zijn het er 45, in 2021 en 2022 is het aantal 60. Het aantal door pimpelmezen bezette nestkasten bedraagt: 6 (2020), 21 (2021) en 20 (2022).






Koolmees neemt natuurlijke nestgelegenheden over

Tijdens dit onderzoek is een opvallend feit naar voren gekomen: het totaal aantal vastgestelde territoria van de pimpelmees, met uitzondering van het 1e onderzoeksjaar (2020), is nagenoeg gelijk is aan het aantal dat in nestkasten broedt. In 2020 broeden 9 pimpelmezen in het Noorderbos, waarvan 6 in nestkasten. In 2021 zijn dat er 22 waarvan 21 in nestkasten. In 2022 broeden er in totaal 21 paren pimpelmezen waarvan 20 in nestkasten. Van de totale broedpopulatie broedt 96% in de periode van dit 3-jarig onderzoek in nestkasten. De pimpelmees maakt zachtere en meer subtielere geluiden dan de koolmees. Daardoor valt de pimpelmees minder op en zal mogelijk wel eens gemist zijn tijdens de BMP-telronden. Maar het is bijna onmogelijk dat dat de oorzaak is van het nauwelijks waarnemen van broedende pimpelmezen buiten de nestkasten. Het - door het project - gestegen aantal nestgelegenheden heeft begrijpelijk meer koolmezen aangetrokken dan gebruikelijk. Door het goede voedselaanbod in het gebied zijn er veel gebleven en zij hebben meer natuurlijke nestholten in beslag genomen. Hierdoor zijn er minder voor de pimpelmees beschikbaar gebleven. De gedachte is dan toch, dat de dominante koolmees ook de natuurlijke nestholten in het Noorderbos voor een aanzienlijk deel bezet heeft in 2021 en 2022.


Meer kansen voor de pimpelmees

Meer kansen voor de pimpelmees zijn geschapen door het verkleinen van de invliegopeningen van een deel van de nestkasten. Met hardhouten plaatjes met een gat van 26 mm zijn in 2021 ongeveer de helft van de 60 nestkasten in het Noorderbos aangepast. Dit pakte dat jaar duidelijk positief uit voor de pimpelmees. De meeste van deze aangepaste nestkasten zijn in 2021 door pimpelmezen bezet. Toch weten 2 paren koolmezen en 1 paar boomklevers zich nog toegang te verschaffen tot deze aangepaste nestkasten. Beide vogelsoorten weten de invliegopeningen enigszins met hun snavels te bewerken en kunnen er hun jongen in groot brengen. Waarschijnlijk zijn het ook wat slankere exemplaren van beide soorten geweest. De boomklever is sowieso wat slanker, blijkt uit latere ervaringen; al zou je dat zo op het oog niet zeggen! Het handboek Europese Vogels deel 2 (2022) geeft aan dat de boomklever 2 mm smaller is dan de koolmees. In 2022 zijn alle nestkasten voorzien van metalen plaatjes. Ongeveer de helft met een gat van 28 mm en de andere helft met een gat van 32 mm doorsnede. Tien van de nestkasten met een openingen van 28 mm, bedoeld voor pimpelmezen, werden toch door koolmezen bezet, en nog eens 3 door boomklevers. De koolmezen hakten het aangrenzende hout ernaast deels weg, maar konden zich toch vaak maar met moeite door de kleine stalen opening van 28 mm te wringen. De boomklevers hadden daar minder problemen mee. Twee pimpelmezen daarentegen bezetten een nestkast met de grotere opening van 32 mm.






50% van de broedpopulatie boomklevers broedt in nestkasten

Het aantal boomklevers dat tijdens dit onderzoek in een nestkast broedde was laag. In 2020 waren dat er geen, niet in het Noorderbos en niet in het Quirijnstokpark. In dat jaar broedden er in natuurlijke nestgelegenheden wel 3 paren in het Noorderbos en 1 paar in het Quirijnstokpark (gegevens BMP, 2020). In 2021 was er 1 broedgeval in een nestkast in het Noorderbos en 1 in een nestkast in het Quirijnstokpark. Buiten de broedgevallen in de nestkasten waren in 2021 in het Noorderbos 2 paren en in het Quirijnstokpark 1 paar boomklevers actief (gegevens BMP, 2021). In 2022 brachten 3 paren boomklevers een flink legsel groot in het Noorderbos en was nog 1 paar ergens in het gebied actief (gegevens BMP-2022). In dat jaar mislukte 1 broedsel in een nestkast in het Quirijnstokpark en was er nog 1 paar op een andere plaats in het gebied actief (gegevens BMP, 2022). Over het gehele onderzoek gerekend broedde 50% van de vastgestelde broedpopulatie boomklevers in het Noorderbos in een nestkast. In het Quirijnstokpark was dat maar 25%; daar zijn echter maar 15 nestkasten opgehangen.


Felle concurrentiestrijd om nesten

Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat, vooral in het Noorderbos, de concurrentiestrijd om nestgelegenheid groot is. Tussen soortgenoten is dat vooral bij koolmezen vastgesteld. Dreigingen en andere agressieve uitingen bij het binnengaan van een nestkast zijn daarvan de bekendste feiten. De conflicten zijn enkele keren hoog opgelopen, waarbij zelfs slachtoffers zijn gevallen. Een dode koolmees (2022) is in een nestkast aangetroffen. Een enigszins luguber beeld was ook de kop van een koolmees die uit de invliegopening van een nestkast steekt, op 11 april 2022 in het Noorderbos. De rest van het vogellichaam ontbreekt. Tussen verschillende vogelsoorten is agressieve competitie ook duidelijk vastgesteld. Met camera’s - zowel binnen als buiten een aantal nestkasten - zijn schermutselingen tussen verschillende vogelsoorten vastgelegd. Het betreft conflicten tussen koolmees, pimpelmees, boomklever en ook de bonte vliegenvanger is er bij betrokken. Een dode pimpelmees is in april 2020 aangetroffen onder het nestmateriaal van een door een koolmees gebouwd en gebruikt nest.





Bonte vliegenvanger inspecteert nestkast


Weinig kansen voor de bonte vliegenvanger

De bonte vliegenvanger maakt weinig kans, als veel koolmezen een nestkast willen bezetten. Hoewel er een aantal pogingen zijn vastgesteld, hebben gedurende het onderzoek geen bonte vliegenvangers in een nestkast gebroed. Een vrouwtje op de nestkast, een zingend mannetje in de nestboom en het betreden van een nestkast door een paar bonte vliegenvangers leidde allemaal niet tot het innemen van een nestkast. Pas in 2023, na het onderzoek, heeft een paar bonte vliegenvangers in het Noorderbos een nestkast weten te bezetten. Eerder pogingen werden door koolmezen afgestraft. Een zeer verwarrende beeld tref ik aan in april 2022 in nestkast NK-29 in het Noorderbos. Een pimpelmees zit op een nest met 9 eieren. Een dode bonte vliegenvanger ligt in een hoek van de nestkast, naast het nest. De vogel is dood gepikt. De verwondingen zijn niet heel groot maar wel zichtbaar op het achterhoofd. Later blijkt dat de eieren niet van de pimpelmees zijn of van de bonte vliegenvanger, maar van de koolmees die deze nestkast al eerder bezette. Uiteindelijk vliegen er 10 jonge koolmezen uit. Ook eerder, in april 2021 is een dode bonte vliegenvanger gevonden in een nestkast in het Noorderbos, naast een koolmees op 9 eieren.


























Boomklever standvastig

De boomklever blijkt een standvastige vogel te zijn wat betreft het bezetten en behouden van een nestkast. Er zijn meerdere beelden vastgelegd van boomklevers die al in december en januari een nestkast bezetten. Overdag houden ze zich veelal ergens anders op, maar ze slapen iedere nacht in de betreffende nestkast, maanden achtereen. Ook koolmezen doen dat; van pimpelmezen is dit niet vastgesteld. Het blijkt dat de bezetter alléén in de nestkast slaapt, nooit samen met meer soortgenoten. De koolmees die de nestkast van een boomklever wil overnemen, komt soms van een koude kermis thuis. Op camerabeelden is te zien dat, na een hevige strijd, een koolmees door een boomklever naar buiten wordt gewerkt. De boomklever is verder aan zet en is in het opvolgende broedseizoen met partner de trotse ouder van 8 jonge boomklevers. De boomklever laat zich niet snel verjagen, maar het lukt de vogel ook niet altijd om stand te houden tegen een koolmezenpaar. Een ook vroeg in het jaar bezette nestkast blijkt later toch door een koolmezenpaar overgenomen te zijn.





De eieren en ook de pasgeboren jonge boomklevers zakken weg in deze losse massa.



Boomklever bouwt bijzonder nest

Als je de eerste keer een nestkast opent waarin een paar boomklevers broedt, is de verbazing groot. Het is geen gaaf nestje met een mooie ronde kom waarin ze haar eieren legt. Je kunt eigenlijk niet eens van een nest spreken. Het geheel bestaat uit de opeenstapeling van een grote hoeveelheid dunne stukjes boomschors. Op de bodem gebruiken de boomklevers eerst enkele flinke stukken vermolmd hout van wel 3-4 cm lengte; dit geeft snel wat meer volume aan het nest. Het geheel heeft geen vaste structuur. De eieren en ook de pasgeboren jonge boomklevers zakken weg in deze losse massa. Ze zijn dan vaak niet goed te tellen bij nestcontroles. Later als de jongen gegroeid zijn, zitten ze er wel echt bovenop. Om plaats te maken voor een cameraval zijn alle nestkasten voor het onderzoek wat hoger gebouwd dan een normale nestkast. Vooral bij mezen, maar ook bij boomklevers, is gezien dat in een deel van de nestkasten de nesten een flinke hoogte bereiken. Het lijkt dat ze zich aanpassen aan het formaat van de nestkast. Vaak zijn ze 10 tot 20 cm hoog. Meestal gaan pimpelmezen daarin het verst. Als de nestbouw vrij laat aanvangt, wordt het nest gewoonlijk niet hoger gebouwd dan 5-6 cm.




 Later als de jongen gegroeid zijn, zitten ze er wel echt bovenop



Een nest bouwen

Het volgen van de ontwikkelingen in de verschillende nestkasten is in alle fases boeiend. Bij de eerste controles, begin april, is soms op de bodem al wat nestmateriaal te zien. Meestal een paar droge grassprietje of wat takjes mos. Na ongeveer een week beginnen de nesten vorm te krijgen. Zodra de bodem bedekt raakt, wordt door het draaien met het lichaam van de vogel een kommetje gevormd. De gebruikte bouwmaterialen voor het nest komen gewoonlijk uit de directe omgeving. De basis bestaat steeds uit wat grovere materialen. Soms zijn dat droge grassprietjes of plantenstengels die om de nestboom groeien, en bijvoorbeeld de naalden van een dennenboom als die in de buurt staat. Meestal gaat dat halverwege de bouw over in meer fijnere en zachte materialen, waaronder mossen. Voor afwerking van de nestkom worden vaak pluisjes, donsveertjes en haren gebruikt. Pimpelmezen zijn dol op kleine veren, liefst donsveertjes. Spreeuwen bouwen een nest van beperkte omvang van grove materialen als bladeren, takjes, veren en plantenstengels.


Haren vormen een risico

Haren van reeën tref ik aan in een nestkast bij een slaapplaats van deze zoogdieren. In het Noorderbos worden veel honden uitgelaten. Sommige hondeneigenaren kammen hun huisdier daar. Hondenharen zijn erg in trek voor de afwerking van de nesten, vooral die van mezen. Het gebruik van haren in de nestkommen van deze vogelsoorten is niet zonder risico. Eenmaal heeft een jonge koolmees zich opgehangen aan een heel lange zeer sterke zwarte hondenhaar. Volgens een door Vogelbescherming Nederland beschreven onderzoek (15 nov 2019, vogelbescherming.nl) naar dode koolmezen is een verrassende uitkomst dat een groot deel van de gevonden gifstoffen komt van anti-vlooien en -tekenmiddelen (voor honden en katten). Restanten hiervan werden veelvuldig gevonden in de onderzochte mezen. Dit zijn in wezen ook insecticiden. In het Noorderbos zijn soms dode jonge vogels in een nestkast aangetroffen. Doodsoorzaak onbekend. Een broedsel van pimpelmezen van 10 jongen van een paar dagen oud had plotseling geen interesse meer in de aangeboden rupsen en sterft binnen enkele dagen (2020). In datzelfde jaar zijn in 2 nestkasten naast elkaar 8 en 11 half bevederde jonge dode koolmezen aangetroffen van meer dan een week oud. In 2022 is een legsel van 6 flinke koolmezen met al uitlopende slagpennen in de nestkom overleden. De oorzaak van deze verschillende sterfgevallen is niet nader onderzocht, maar de oorzaak laat zich voor de meeste wel raden.





Haren in een nestkom vormen soms een risico voor jongen vogels



De juiste plek voor een nestkast

Op de vraag waar een nestkast op te hangen is het antwoord meestal: met de invliegopening uit de wind, en niet in de zon als het kan. Naar het oosten gericht is gewoonlijk de beste optie. Niet direct door de zon beschenen is wel van groot belang, maar niet altijd eenvoudig. Vaak valt een deel van de dag de zon er dan toch op. Bij iets stijgende buitentemperaturen wordt het al flink warm in de nestkast. Door soms met camera’s te werken die ook de temperaturen in de nestkasten registreren, kom ik erachter hoe de temperaturen in de nestkasten kunnen oplopen. De temperatuur in nestkast NK-17 in het Noorderbos stijgt op 19 april 2022 van 3°C (06.04 uur) gedurende de middag naar 28°C, met pieken tot 30°C. Het is een zonnige dag in het voorjaar met een maximale buitentemperatuur van 19,04°C. De nestkast hangt vrij in een rij eiken naar het zuiden gericht, met een vage link naar het oosten. Maar blijkbaar te weinig naar het oosten gericht: de temperaturen lopen veel hoger op dan verwacht. Op 14 mei 2022 hebben 7 jonge boomklevers het moeilijk in NK-31 in het Noorderbos. De kast hangt in een open bosstrook grenzend aan de Udenhoutseweg. Het is middag en de temperatuur is opgelopen tot 28°C. Ze ademen snel, met een open bek, de enige manier voor vogels om af te koelen. Vogels kennen geen zweetklieren. Na 16.30 uur daalt de temperatuur weer en gaan de jongen verder met hun vliegoefeningen. De volgende dag tussen 15.00 en 16.00 uur stijgt de temperatuur in de nestkast tot 36°C. De jonge vogels hebben het opnieuw moeilijk. De ouders schijnt het niet te deren, ze blijven onophoudelijk voedsel aanvoeren.


Verrassende momenten in beeld

Kijken in nestkasten via een cameraval brengt verrassende momenten in beeld. In een beperkt aantal nestkasten is ook buiten het broedseizoen het reilen en zeilen gevolgd. Om onder andere verhalen over in nestkasten slapende vogels te bevestigen. Die verhalen zijn een feit. Al vanaf december brengen in verschillende nestkasten vogels de nachten door. Daarbij is wel het idee ontstaan, dat het meer gaat om het bezetten van een nestplek dan om daar lekker warm te kunnen te slapen. Het slapen van vogels is een heel ander gebeuren dan de nachtrust van mensen. De meeste mensen slapen 6 tot 8 uur vrij rustig met hooguit enkele korte onderbrekingen, een bijna comateuze toestand. De onderzochte vogels, vooral koolmezen en ook boomklevers en pimpelmezen, zijn heel onrustig gedurende bijna de gehele nacht. Veel opnamen zijn gemaakt tijdens lange nachten in de winter en het vroege voorjaar. De eerste uren na zonsondergang zijn er steeds onderbrekingen vastgelegd na 2 of 3 minuten, waarbij er veel bewogen en gepoetst wordt. Zowel koolmezen als boomklevers en pimpelmezen zijn tijdens de slaap bol en pluizig. Ze bewerken de veren voortdurend met de snavel, ze trekken de baarden van verschillende veren geheel uiteen en lijken zo veel groter. Zo houden ze het lichaam lekker warm. Isolatie is allang bekend bij vogels. Zouden ze dat buiten op de tak van een boom ook zo doen? De bewegingsfrequentie neemt tegen middernacht af. De onbeweeglijke momenten nemen toe. Alleen rond middernacht zijn er enkele echte rustperiodes van een uur of iets langer. Die nemen echter al weer snel af richting de zonsopgang.






Zowel koolmezen als boomklevers en pimpelmezen zijn tijdens de slaap bol en pluizig. Ze bewerken de veren voortdurend met de snavel, ze trekken de baarden van verschillende veren geheel uiteen en lijken zo veel groter



Zorgzame ouders

Vogelouders laten ook bijzonderheden zien op verschillende opnamen met cameravallen. Ook tijdens het broeden, zit de oudervogel, meestal het vrouwtje, niet stil. Regelmatig schudt ze met het lijf om de eieren in beweging te houden. Een goed verloop van het broeden vereist dat de eieren regelmatig gekeerd worden, ook ’s nachts. Het mannetje is ook zorgzaam en voorziet haar regelmatig van voedsel. Een enkele keer voegt een mannetje koolmees zich bij zijn partner gedurende de nacht. Net als koolmezen en pimpelmezen zijn ook beide boomklevers actief met het broedsel bezig. Buiten de eerste dagen na het uitkomen van de eieren brengen ze allebei het voedsel voor de jongen. Ze verwijderen uitwerpselpakketjes en speuren het nest regelmatig af naar parasieten. Allerlei soorten luizen en ander ongedierte kunnen het leven van de jonge vogels nadelig beïnvloeden. Vaak is gezien dat de nog heel jonge vogels voedsel krijgen aangeboden en het doorslikken, waarna ze zich omdraaien en een pakketje uitwerpselen aan de oudervogel aanbieden. De oudervogel verorbert het of voert het af naar een plaats op enige afstand van het nest. Enkele keren is ook vastgesteld dat een oudervogel stukjes eierschaal naar binnen werkt.


Smeerboel door spreeuwen

Bij spreeuwenbroedsels verloopt het opgroeien van de jongen wat minder netjes. De groeiende jonge spreeuwen laten vanaf een bepaald moment hun behoeften in het nest vallen. De ouders pikken dat meestal wel op met steeds een beetje nestmateriaal. Zeker als het een groot broedsel is missen de ouders na enige tijd steeds meer poepjes. Vaak is het smeerboel als de jonge spreeuwen het nest verlaten. Gewoonlijk liggen er alleen maar platgetrapte uitwerpselen op de kale bodem. Aan de buitenkant van een broedplaats is vaak goed te zien dat er spreeuwen broeden: de ingang wordt veelal gemarkeerd door de witte strepen van hun uitwerpselen.


Meerdere gebruikers

Na het uitvliegen van de jongen zijn steeds bijna alle nestkasten ontdaan van oud nestmateriaal en alles wat achtergebleven is. Dat is goed voor de levensduur van de nestkast en het beperkt het aantal ongewenste gasten. Alleen bij een vervolglegsel is dat niet gedaan. Bij de jaarlijkse laatste schoonmaakronde, ergens in september of begin oktober, komt een ander beeld naar voren. In de tussenliggende maanden hebben meerdere andere organismen gebruik gemaakt van een aanzienlijk deel van de nestkasten. In kleine maar ook in grote aantallen tijdens lange of korte periodes, veelal afhankelijk van de locatie van de nestkast. Op wat drogere plekken is de nestkast soms gebruikt door vogels om in te slapen, gezien de tientallen achtergelaten vogelpoepjes. Soms heeft alsnog een tweede of een laat legsel plaatsgevonden.






Naaktslakken en hun uitwerpselen aan de binnenkant van een nestkast




Naaktslakken en oorwormen

In bossen is het vaak vochtig, wat een gunstige atmosfeer is voor bepaalde organismen. Daar voelen pissebedden zich thuis, van enkele tot wel 50 exemplaren zijn in verschillende nestkasten aangetroffen. Ook naaktslakken verblijven graag in natte omgevingen; tot enkele tientallen zijn in de nestkasten gevonden. Vaak zijn het tijgerslakken, echte bosslakken met zwarte vlekken en strepen. Meestal zijn ze alweer weg als de kast wordt schoongemaakt. Maar ze laten wel een zwarte smurrie (uitwerpselen) achter, als teken van hun - soms langdurige - aanwezigheid. Oorwormen verblijven ook graag in nestkasten, van enkele tot meer dan 250 exemplaren, en een enkele keer wel 500. Vaak liggen er alleen maar poepjes of talrijke huidjes van vervellingen op de bodem. Verder zijn er enkele malen een paar huidjes van processierupsen, grote en kleine cocons, dode nachtvlinders, dode hoornaars, enkele tuinslakken, kleine spinnen, een tiental vogelveren en een paar kleine witte maden aangetroffen. Wespen hebben vooral in de nestbouwperiode interesse in nestkasten. Een wespennest en een wat groter hoornaarnest vallen in het niet bij een volledig door hoornaars in beslag genomen nestkast in het eerste jaar van het onderzoek.






Rechts: De nog kleine rupsen van de plakker



Plakkers
Een van de leukste ervaringen tijdens de schoonmaakacties gedurende het onderzoek is het meerdere malen aantreffen van de eitjes van een nachtvlinder, de plakker (Lymantria dispar).


 De plakker is een oude benaming van een nachtvlinder, die al door Dirk ter Haar in ’Onze vlinders’ (1900) is beschreven met de woorden: ”Het vrouwtje plakt haar eieren als een plakkaat tegen de schors van een boomstam”. Zij doet dat ook op een tak of een blad van de waardplant en zoals door mij is waargenomen ook in nestkasten. Het vrouwtje dekt de eieren af met haren van haar achterlijf.


Mieren

Opvallend zijn de vele mieren die op de stammen van de nestbomen worden gezien tijdens de controles van de nesten. De nestkasten hangen in eiken van 30 tot 40 jaar oud en die staan gewoonlijk in lanen. Op een enkele kleinere mierensoort na gaat het steeds om de glanzende houtmier (Lasius fuliginosus). Hij heeft een diepzwart lichaam, dat glanst en spaarzaam behaard is. De kop is breed en hartvorming en het borststuk behoorlijk fors. Ze maken hun nest van afgeknaagd hout en speeksel, vrijwel altijd onder de wortelstronken van bomen. Het voornaamste voedsel bestaat uit blad- en schildluizen in bomen en struiken: deze worden zowel ’gemolken’ als gegeten. Daarnaast voedt de glanzende houtmier zich ook met andere insecten. De mieren bevinden zich vaak dichtbij op, onder en achter de nestkasten. Slechts eenmaal zijn een tiental van deze mieren in één nestkast aangetroffen. Het betreft een mislukt broedsel van 3 eieren met een gestorven embryo. Eén eierschaal is gebroken, in dat ei bevinden zich 3 glanzende houtmieren, op het dode ongeboren koolmeeskuiken. De glanzende houtmier is dus mogelijk ook een aaseter.


Tot slot

Gedurende dit driejarig onderzoek zijn eindeloos veel gegevens verzameld. Nog lang niet alle aantekeningen en camera-opnamen zijn geanalyseerd. Mogelijk komt er nog eens een aanvullend verhaal over dit fantastische onderzoek. Naast de kennis heeft het onderzoek me heel veel genoegen opgeleverd. Nestkastonderzoek is een aanrader!


Met dank aan Hetty Bosman voor het corrigeren van de tekst.


Reacties naar adkolen@kpnmail.nl

 









maandag 30 september 2024

Papegaaiduikers & Jan van genten












Papegaaiduikers & Jan van genten

Een achtdaagse vogelreis in Engeland en Schotland


Ad Kolen


Papegaaiduikers en Jan van genten zijn bijzondere vogelsoorten waarmee ik als Midden-Brabantse vogelaar niet echt bekend was. Langs de Noordzee zag ik wel enkele malen vissende en trekkende Jan van genten en een vage waarneming van een papegaaiduiker in het verleden staat me ook nog bij. Na veel vogel- en natuurreizen in Oost-Europa en ook meerdere tochten naar Frankrijk en Zweden ben ik dit jaar voor het eerst naar Groot-Brittannië overgestoken. In de eerste week van juni 2024 neem ik deel aan een vogelreis naar Engeland en Schotland, voornamelijk gericht op deze 2 bijzondere vogelsoorten. Het is een achtdaagse reis door Agronatura, een kleine reisorganisatie, die probeert reizen minder milieubelastend te organiseren onder het motto: Vogels vliegen, wij niet! (https://agronatura.nl/).


Een bewogen overtocht met de ”Princess Seaways”

Met mijzelf, Suzanne, Carolien, Simone, Heleen, Marianne, Petra en kok, chauffeur, reisleider Rikus vertrekken we met een busje vanuit IJmuiden richting de U.K. Op zaterdag 1 juni 2024 om 17.30 uur blaast de ”Princess Seaways” de aftocht en vaart de Noordzee op met schuimkoppen op de golven. Ondanks het enorme formaat van het schip voel je overal de golfbewegingen. Sommige medepassagiers voelen zich daar niet lekker bij. Na een voor mij voorspoedige reis met goed eten en slapen arriveren we om 09.15 uur (lokale tijd) op zondag 2 juni in de haven van New Castle. De volledige naam van de stad is Newcastle upon Tyne, naar de rivier de Tyne waaraan deze historische plaats gelegen is. Na de douanecontrole gaat de reis in noordelijke richting naar onze verblijfplaats in Belford op circa 75 km afstand. Waar we echter pas halverwege de avond aankomen.


Rouwkwikstaart

Gedurende de dag stoppen we bij meerdere snelstromende beken met waterspreeuw, grote gele kwikstaart en steeds weer de rouwkwikstaart. De rouwkwikstaart is tot voor kort beschouwd als een ondersoort van de witte kwikstaart. Tegenwoordig staat hij in Nederland als een aparte soort te boek! In ons land wordt hij gezien als de Britse tegenhanger van onze witte kwikstaart. De rouwkwikstaart komt, vooral in het voorjaar in Nederland voor op weg naar Groot-Brittannië. In Nederland broeden soms hybride paren van witte en rouwkwikstaart, vooral in het westen van het land. De hybride jongen zijn vaak moeilijk te herkennen. De rouwkwikstaart in Engeland en Schotland is tijdens deze reis goed op naam te brengen. De zwarte bovenzijde, van vooral het mannetje, is duidelijk: Slechts eenmaal is een witte kwikstaart gezien.
























Knikkend nagelkruid



Kilder Forest


We rijden door naar het Kilder Forest in Northumberland National Park, waar het wemelt van het knikkend nagelkruid en grote waaiervormige korstmossen op de bomen. Bij een plas verblijven ook oeverlopers, waaronder mogelijke broedvogels. Bij een groot stuwmeer is een bezoekerscentrum dat vooral gericht is op de daar broedende visarenden. Op grote schermen zijn er 2 visarenden op hun nest te bekijken. In de verte is één van deze nesten op een paal te zien.


Elwick Farm in Belford

Vrij laat in de avond arriveren we op onze verblijfplaats, Elwick Farm in Belford. Het ligt op het Engelse platteland, nabij de kust met een mooi uitzicht op Holy Island. Het is een flink agrarisch bedrijf met grote stallen, veel weilanden en prachtige vakantieverblijven in voormalige arbeiderswoningen. Het bedrijf is ongeveer 500 hectare groot en verbouwt tarwe, gerst en koolzaad. Ze mesten ongeveer 550 ossen, en fokken met 700 ooien die in april buiten lammeren. We borrelen met hapjes in een van de keukens, wat overgaat in het diner: Met kaas, paté met stokbrood e.d.





























Bamburg Castle

De volgende dag de maandag, zijn de weersvoorspellingen zo goed dat we maar meteen de geplande vaartocht om de Farne Islands gaan doen. Dat is echter pas voor het einde van de ochtend gepland. Het geeft me de ruimte een stuk de kust te volgen langs Budle Bay en een van de vele kastelen in het gebied, het enorme Bamburg Castle te bekijken. Gedurende deze week is het weer best redelijk. De eerste dagen schijnt de zon een groot deel van de dag. Met gemiddeld 18°C. en een uitschieter tot 20°C. op maandag. Met weinig wind is het aangenaam. Daarna werd het geleidelijk meer wisselvallig met lagere temperaturen van maximaal 12°C. tot 15°C. De wind neemt toe tot soms windkracht 5-6. Meerdere hevige buien worden afgewisseld met korte maar ook lange zonnige periodes.















Zeekoeten

Staple Island & Brownsma

Vanuit het haventje van het plaatsje Seahouses maken we een ruim 3,5 uur durende tocht in een open boot. We varen eerst rustig om de 2 eilanden Staple Island en Brownsma. Zo is er ruim de tijd om de alken en ook de papegaaiduikers goed te bekijken en te fotograferen. Verder komen onder andere eider, grote mantelmeeuw, kleine mantelmeeuw, kuifaalscholver, geelpootmeeuw en alk prachtig in beeld. De roomwit beschilderde oude vuurtoren op Brownsma is zeker ook een opname waardig. We maken een wandeling op het meer vlakke eiland Brownsman. Hier treffen we van dichtbij broedende Noordse sterns aan. Soms vallen deze sterns je aan als je dicht bij hun nest komt. De Noordse stern lijkt op de visdief, maar heeft gewoonlijk geen zwarte punt aan de snavel. De rode poten zijn ook opvallend korter. De Noordse stern broedt vooral in Arctische streken en overwintert in het zuidpoolgebied, 15.000 tot 20.000 km vliegen naar de broedplaats en weer terug. Het is de kampioen onder de trekvogels. Nederland, met 685-710 broedparen (in 2023), ligt aan de zuidgrens van het Europese broedgebied. De papegaaiduiker is een holenbroeder. Op Brownsma zitten ze voor hun holen en gaan er soms in en uit.

















Papegaaiduiker


Cheviot Hills

Op dinsdag is het doel de Cheviot Hills in het Northumberland Nationaal Park. Het is een wild landschap met glooiende heuvels, kaal of begroeid met heide en hoogveen aan de grens met Schotland. Een rode patrijs en een fazant laten zich zien op de weg ernaartoe. Bij aankomst gaan we voor een stevige wandeling in de Cheviot Hills. Het weer zit niet mee, wind en een stevige bui overvallen ons al in het begin. Het schitterende landschap is aanvankelijk glooiend en gaat over in hogere meer rotsachtige heuvels. De zon laat zich weer geregeld zien tussen de wisselende bewolking. Een snelstromende beek met een flinke waterval markeert onze route door een dal. Het is een prachtig, ruig gebied. Na een flinke poos wandelen, worden we opnieuw overvallen door een hevige bui. We schuilen in de rand van een dicht naaldbos. Daar het tussen de heuvels waar we naartoe willen erg grauw is, besluiten we om te keren. Jammer, het is een mooi gebied. Op de terugweg is het oppassen, de stenen en rotsen waar we overheen moeten zijn nat van de regen en daardoor erg glad.


Schotse sneeuwhoen-The Famous Grouse

Op woensdagochtend vertrekken we op tijd in dezelfde richting als gisteren met als doel Bass Rock. We rijden eerst ten noorden van het gisteren bezochte Cheviot Hills door een heuvelachtig Schots heidegebied. We zien er meerdere exemplaren van het Schots sneeuwhoen. Deze vogel kent wereldfaam als The Famous Grouse ter aanprijzing van een

Schots whiskymerk. Het schotse sneeuwhoen (Lagopus lagopus) wordt in Schotland gezien als een ondersoort van het moerassneeuwhoen (Lagopus lagopus scotica). In Nederland wordt het een aparte soort (Lagopus scotica) genoemd. Het schotse sneeuwhoen is iets kleiner dan het moerassneeuwhoen. Het verenkleed van het schotse sneeuwhoen is het gehele jaar donker warmbruin, inclusief de vleugels. Het mannetje heeft een brede rode huidplooi boven ieder oog op de weinig getekende kop en hals. Het vrouwtje heeft de rode huidplooi niet of nauwelijks. Het mannetje heeft ook nog een witte mondstreep. Beide geslachten hebben witte bevederde poten. Het Schotse sneeuwhoen is op veel plaatsen ingevoerd voor de jacht. Dit gebied wordt zichtbaar beheerd als jachtgebied. De verschillende stukken waar gemaaid, geplagd of geheel afgezet zijn, liggen als een lappendeken over de heuvels verspreid.




Grijze zeehond



Craigleith

Vroeg in de middag maken we vanuit North Berwick harbour een boottocht om Bass Rock en het nabijgelegen eiland Craigleith voor de Schotse kust. Craigleith is onderdeel van een kleine keten van eilanden voor de kust van North Berwick. Craigleith is de thuisbasis van een rijke diversiteit aan zeevogels en zeeleven en het is een bijzonder brandpunt voor papegaaiduikers. Craigleith was in de jaren 1990 de thuisbasis van ongeveer 10.000 paren broedende papegaaiduikers. Het aantal papegaaiduikers stortte echter dramatisch in als gevolg van de invasie van een niet-inheemse plant genaamd tree mallow (boomkaasjeskruid- Lavatera arborea), een tot drie meter hoog groeiende plant, met dikke houterige stengels, die de inheemse vegetatie verdringt en de papegaaiduikerholen verstikt. Op meerdere Schotse eilanden woekeren ze. Talrijke vrijwilligers houden ze in toom. In Nederland is de soort niet inheems, maar hij wordt hier af en toe verwilderd gevonden onder de naam boommalva.





Broedende Jan van gent



Jan van gent

De Jan van gent is een grote vogel (88-100 cm) die zich in sierlijke vluchten boven de golven op zee beweegt. Het lichaam is erop gebouwd om het grootste deel van zijn leven in de lucht door te brengen. Vooral de duikvluchten, vaak vanaf aanzienlijke hoogte, zijn spectaculair. Ze duiken naar de, met hun scherpe ogen opgespeurde scholen van o.a. haring en makreel en grijpen ze onder water. Ze eten voornamelijk vissen tot een lengte van ruim 30 cm. Scholen vis worden achtervolgd tot een maximale diepte van 25 meter. Er zijn zeker 50 vissoorten bekend als voedsel van de Jan van gent. Het gestroomlijnde lichaam maakt van de Jan van gent ook een goede zwemmer. De duikvluchten waren tot ik aan deze vogelreis begon, de herkenningspunten voor mij om deze vogelsoort op te merken. Gewoonlijk langs de kust van Nederland met de kijker gericht op de Noordzee. Door zijn groot formaat en een langere nek dan alle meeuwen is hij op grote afstand op te herkennen. Het verenkleed van een volwassen Jan van gent is nagenoeg helemaal wit, op de grote zwarte vleugelpunten na. De kop is bleek crèmekleurig, totaan de hals. De beide geslachten zijn hetzelfde getekend, jonge vogels zijn donkerbruin. De jonge Jan van gent trekt in het najaar via het Kanaal tot voor de West-Afrikaanse kust. De volwassen vogels verblijven op zee en volgen scholen vis. Van september tot december zijn ze bij aflandige wind goed te bewonderen langs de Nederlandse kust. De Jan van gent is een koloniebroeder op richels van klifkusten tot vele duizenden paren bijeen. De nesten liggen op 60-80 cm van elkaar. Ze leggen één ei vanaf eind april tot in mei. Ze nestelen vaak meerdere jaren op dezelfde plaats. Het nest wordt bekleed met zeewier, gras, veertjes en aarde. Het verzamelen van wieren als nestmateriaal is door ons bij Bas Rock waargenomen.






Bass Rock, wit van de Jan van genten en van de vogelpoep



Bass Rock

De Bass Rock is een indrukwekkend rots aan de kust van North Berwick in Oost-Schotland. Het gesteente is een vulkanische plug, die ontstaan is in de pijp van een actieve vulkaan. James Hutton, een beroemde Schotse geoloog, was in 1847 de eerste die het herkende als een stollingsgesteente. Het eiland is nu een natuurreservaat, het heeft echter een lange geschiedenis van menselijke bewoning met kapellen, kastelen en gevangenissen. Een modernere vuurtoren staat nog steeds. Dit vulkanische gesteente met steile wanden, 307 meter boven de zeespiegel, ligt ongeveer 3 mijl ten noordoosten van North Berwick. Vanuit North Berwick ziet de Bass Rock er eigenlijk best vreemd uit met zijn hoekige vorm en zijn steile wanden. Het meest opvallend is de witte kleur, het lijkt wel een ijsberg. Het wit bestaat uit een mengeling van de nestelende Jan van genten en hun uitwerpselen. In goede tijden broeden 150.000 paren Jan van genten op Bass Rock (National Geographic-2020). Het is de grootste broedkolonie met 10% van de wereldbroedpopulatie. Ze komen eind februari aan en vertrekken eind oktober.





Broedende Jan van genten op Bass Rock


Vogelgriep

In 2022 hield het vogelgriepvirus flink huis onder wilde vogels. Het virus dat de vogels ziek maakt, kan worden herleid tot een uitbraak in 1996 op een ganzenfokkerij in China. In 2021 dook er een gemuteerde versie van het virus op, waardoor de ziekteverwekker nóg besmettelijker werd. In 2022 verspreidt de nieuwe variant zich bijzonder snel. Het virus houdt vooral huis in broedkolonies van grote aantallen dicht opeengepakte vogels. Onder de populatie van de Jan van gent vielen talrijke slachtoffers. Het aantal dode vogels van deze

 soort was op vele plaatsen erg groot. De eerste dode en stervende vogels werden door de bewoners van de Shetland-eilanden in 2022 gevonden. Direct was het duidelijk dat het om de uitbraak van een uiterst besmettelijke variant van de vogelgriep ging. Ook op Bass Rock stierven vele Jan van genten. Wereldwijd zijn hele kolonies broedvogels van de aardbodem verdwenen, waaronder de grote sternen op het Nederlandse Texel en honderden Dougalls sterns op Coquet Island (een zeldzame soort). Verder zijn ook grote aantallen van o.a. de grote jager (Groot Brittannië), kroeskoppelikaan (Griekenland), kanoet (Nederland) en reuzensterns (USA) slachtoffer geworden van de vogelgriep en hebben het niet overleefd. In juli werd de vogelgriep geconstateerd bij een ongebruikelijk groot aantal stervende zeehonden die op de kust van Maine aanspoelden. (National Geographic 2022). James Pearce-Higgins, directeur van de British Trust for Ornithology, zegt: ”We hebben niet eerder dit niveau van aantasting van vogelpopulaties meegemaakt, het is volstrekt ongekend!” (2022).






Jan van genten de vuurtoren op Bass Rock



Onstuimige boottocht

Ondanks de stevige wind (5-6) krijgen we tijdens de onstuimige boottocht om Bass Rock in een open boot een goede kijk op wat er hier gebeurt. Duizenden broedende Jan van genten, drieteenmeeuwen, zeekoeten en ook wat alken zitten op nesten op de rotsen. Eveneens enkele zeehonden en een eidereend onder aan de rotsen gezien. Het is voor ons op dat moment niet vast te stellen of de populatie hier broedende Jan van genten flink gewijzigd is. Ten eerste was ik niet eerder hier om het te kunnen vergelijken. Ten tweede hebben de Jan van genten zich waarschijnlijk herverdeeld over de verschillende broedplaatsen. Ik vind ook geen publicaties over de huidige toestand van deze vogelsoort. Fotograferen valt niet mee door de stevige wind. De vele op de golven drijvende Jan van genten en ook de vaak laag rondvliegende exemplaren zijn niet goed in beeld te brengen. Van dichtbij is te zien hoe Jan van Genten wieren op duiken uit de zee en ermee wegvliegen om hun nesten te verfraaien. Op afstand is te zien hoe enkele Jan van Genten vanaf een flinke hoogte het water in duiken om vis te vangen. Sommige mensen worden door de opspattende golven nat tijdens de vaart. Een regenpak inclusief regenbroek is dan ook geen overbodige luxe tijdens deze tocht.





St Abb's Head




St Abb’s Head

Zo’n 35 km lager (zuidoostelijk) langs de Schotse kust ligt St Abb’s Head. Een in de Noordzee stekende steile rotsformatie. De ruige kustlijn bij St Abbs is in de loop van miljoenen jaren gevormd. De zachte steensoorten zijn in de loop van millennia geërodeerd door wind en water, maar het harde resistente vulkanische gesteente heeft de hoge landtong achtergelaten. Maar zelfs deze harde rots is weggeslagen door de kracht van de zee, waardoor steile geulen en rotspilaren zijn achtergebleven, ideale broedplaatsen voor zeevogels. St, Abb's Head is een van de toegankelijke zeevogelkolonies gevestigd op het vasteland van Groot-Brittannië. De kliffen bieden spectaculaire uitkijkpunten om deze zeevogels te bekijken. Het is de thuisbasis van grote aantallen zeekoeten die internationaal van belang zijn. Ook op nationaal niveau belangrijke aantallen drieteenmeeuwen en alken broeden er. Ook aalscholvers, zilvermeeuwen en stormvogels vinden er een plek. We maken er een wandeling van ruim een uur. Al direct valt een jonge roepende raaf op. Er zijn meerdere grote zwarte vogels in de buurt, maar ze zijn te ver buiten zicht om ze als soortgenoten te kunnen determineren. Halverwege de wandeling worden we overvallen door een stevige regenbui. Vele van de op rotskust broedende alken en ook de drieteenmeeuwen goed gezien. Een paar drieteenmeeuwen is bezig met de verzorging van hun twee pullen. De aan de kliffen grenzende licht golvende graslanden zijn massaal begroeid met Engels gras. Volgens de literatuur komen in dit gebied tientallen andere soorten planten voor. Deze boeiende intensieve dag eindigt met een goede maaltijd op de terugweg in de pub ”The Lindis Farne Inn”.





Zeekoeten op Abb's Head


Shoreston Hall

Op donderdagochtend rijden we naar Shoreston Hall aan de kust. Het ligt even voorbij het haventje van Seahorses. We lopen door een kustgebied met graslanden, duinen en gaan op zoek naar de dwergsterns die hier broeden. Vanaf een hoger gelegen uitkijkpunt treffen we tientallen nesten van de Noordse stern aan. Er zit één zwarte stern tussen, het zou een Amerikaanse zwarte stern moeten zijn. De kenmerken van deze vogel zijn, meer contrast tussen donkere en lichte veren. Dat is niet echt goed te zien vanaf deze positie. Na intensief speuren zien we in de verte enkele dwergsterns. Op de terugweg komen plantensoorten als bloedooievaarsbek en brede orchis in beeld. Ik ontdek er ook de oeverpieper, die is meer grijs dan de graspieper en heeft grijze buitenste staartpennen. Een vogelsoort die vooral aan de kust voorkomt en broedt. Ze bouwen hun nest aan rotsachtige zeekusten en eilandjes met lage vegetaties. Dit biotoop is hier ruim aanwezig. De oeverpieper tijdens deze reis dan ook meerdere malen waargenomen. De waterpieper komt meer in het binnenland voor. In Brabant kennen we hem als kortverblijvende doortrekker.





Broedende Noordse stern



Coquet Island

In het begin van de middag rijden we door in zuidelijke richting. Op ruim 30 km afstand ligt het plaatsje Amble. Vanuit de haven van Amble maken we een ”Puffin Cruise”. We varen in een open boot naar Coquet Island voor een tocht van precies één uur. De afstand is beperkt, amper 3 km buiten de kust. Zo’n 30.000 papegaaiduikers nestelen er in oude konijnen- en andere holen. Naast de talrijke papegaaiduikers broeden er ook 3 soorten sterns: Noordse stern, grote stern en de meer zeldzame Dougalls stern. Waarvan er enkele even in beeld komen. De Dougalls stern broedt in kleine aantallen in Groot-Brittannië, Ierland, langs de Franse westkust en op de Azoren. Langs de West-Afrikaanse kusten verblijven ze in de winter. De wereldpopulatie van de Dougalls stern was volgens de European Breeding Bird Atlas 2 uit 2020, in individuen uitgedrukt 200.000 tot 220.000 exemplaren. De Europese populatie is bij het uitgeven van dit imposante boekwerk geschat op 2.300-2.900 broedparen. Van veel zeevogels zijn de aantallen van de huidige populaties niet bekend door uitbraken van hoog pathogene vogelgriep onder veel zeevogels.


Spieringvisserij

In de zomereditie van ’Vogels’ het blad van Vogelbescherming Nederland stond een bericht dat positieve gevolgen zal hebben voor de populatie papegaaiduikers. Ook drieteenmeeuwen en zeekoeten zullen profiteren van het verbod op de industriële visserij op spiering in de Britse en Schotse wateren van de Noordzee dat door beide regeringen is afgekondigd. De vogels en hun kuikens zijn voor een belangrijk deel afhankelijk van deze visjes als voedselbron. De Britse Vogelbescherming (RSPB) heeft zich ruim 25 jaar ingespannen om dit verbod voor elkaar te krijgen. Papegaaiduikers en andere zeevogelsoorten staan onder enorme druk door het wegvangen van een van de belangrijkste voedselbronnen. Ook in Nederland speelt dat een belangrijke rol. Ondanks een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (dec-2023) is de spieringvisserij in Nederland nog niet helemaal van de baan. (Als bijvangst van de garnalenvisserij.)




Papegaaiduikers op Coquet Island


Papegaaiduiker

De papegaaiduiker broedt niet in Nederland. Op de Nederlandse Noordzee worden ze wel gezien, gewoonlijk na stormen. Ze leven voornamelijk op zee en komen alleen aan land om te broeden. De papegaaiduiker broedt in konijnenholen of ze graven zelf een hol van 70-110 cm diep. In het met gras en andere droge plantensoorten gevoerde nest leggen ze gewoonlijk één, soms twee eieren. Het jong blijft in het nest tot het na ongeveer 6 weken zelfstandig is en uitvliegt. Naast de Jan van gent is ook de papegaaiduiker een opvallende verschijning tijdens de vlucht. Als een kleine koddige vogel met een snelle vleugelslag is de papegaaiduiker te omschrijven. Verder is de vogel wit van onderen en zwart van boven met oranje poten. Het lichte gelaat en de typerende zijdelings afgeplatte snavel zijn kenmerkend. De snavel is wisselend, naar gelang het seizoen en de leeftijd, meer of minder gekleurd met geel, oranje, wit en blauw. Een bijzondere vogel, zowel in uiterlijk als gedrag.





Lindisfarm Priory op Holy Island


Holy Island

Na het ontbijt op vrijdagochtend, de dag dat we het Britse Koninkrijk verlaten, rijden we naar de laatste bestemming van onze reis. Het is een klein eiland voor de kust van Northumberland. Holy Island ligt op oogafstand van Elwick Farm. Holy Island wordt twee keer per dag door het getij gescheiden van de rest van de wereld en is dan volledig ontoegankelijk. Het is als magie als je bij laag water via een verhoogde weg ”Het heilige eiland Lindisfarne” bereikt met zeer fraaie uitzichten onderweg. Je vindt er de 12e-eeuwse Lindisfarne Priory, het centrum van het christendom in de Angelsaksische tijd. Holy Island is nog steeds een bedevaartsoord en is de eindbestemming van langeafstandwandelroutes. Gelegen op een rotsplateau met uitzicht op het eiland ligt Lindisfarne Castle met zijn eigen geschiedenis, die voornamelijk wordt gekenmerkt door militaire verdediging. Vanaf ongeveer 1570 werden hier garnizoenen soldaten geplaatst. Ze hielden vooral de horizon in de gaten op mogelijke problemen.




Lindesfarm Castle op Holy Island



Buiten het dorp zeehonden rosse & grutto’s

Het dorp is erg toeristisch met veel winkeltjes en horeca. Daarbuiten is het goed wandelen. Langs ruïnes, graslanden, een oud havencomplex en veel kustlijnen. Met heel veel zeehonden in de verte. Op een smal zandstrand foerageren tientallen steltlopers. Ook daarvan is de afstand groot. Pas later, op foto’s zie ik dat het rosse grutto’s (36) zijn met hun licht omhoog gebogen snavels.





Rosse grutto's op Holy Island



Terug

In het begin van de middag rijden we, gepakt en gezakt met een volle bus naar de haven van Newcastle upon Tyne. Aan het einde van de middag vertrekt the ”King Seaways” richting Nederland. Begeleid door vogels, zolang het licht is. We varen over een gladde zee, terwijl we opnieuw lekker eten aan boord. Goed geslapen in een hut zonder raam, daardoor pas om 07.00 uur op zaterdagochtend wakker geworden. Met koffie en een croissant aan de laatste uren van deze mooie reis begonnen. De haven van IJmuiden in varende passeren tientallen meeuwen de boot, het zijn meest kleine mantelmeeuwen. Soms met voedsel in de bek. Een geweldige ervaring, deze reis een aantal vogelsoorten goed leren kennen die me nauwelijks bekend waren. Al voor 10.00 uur passeren we de douane in IJmuiden. Aan het begin van de middag, na een snelle treinreis mijn voordeur in Tilburg weer geopend. Het was een prima reis!




Reacties naar adkolen@kpmail.nl