zaterdag 26 september 2020

De ooievaar en Tilburg



      

           Foeragerende ooievaar ten noorden van Tilburg. 



Ad Kolen

Sinds ongeveer 10 jaar wordt de ooievaar regelmatig in de buurt van Tilburg gezien en soms ook daar boven. De aantallen nemen de laatste jaren toe. Bijzonder eigenlijk daar het huidige Tilburgse buitengebied niet echt een biotoop voor de ooievaar is. In dit verhaal het hoe en waarom van dit fenomeen. Te beginnen met het indelen van de herkomst van de signaleerde vogels. De ’Safariparkpopulatie’ is het gehele jaar in de Tilburgse omgeving te zien. Daarnaast onderbreken groepen trekkende ooievaars aan het einde van de zomer hun trektocht naar Afrika ten noorden van Tilburg.


Een onmiskenbare vogelsoort
Maar eerst iets meer over de vogel zelf. Een ooievaar (Ciconia ciconia) beschrijven is eigenlijk overbodig. De soort is onmiskenbaar door zijn lichaamslengte van ruim een meter en een spanwijdte van de vleugels van ongeveer twee meter. Het bekende zwart-wit verenkleed met een forse rode snavel, lange rode poten en een flinke nek horen daar bij. Zwevende in de lucht maar ook foeragerende in een weiland kijkt nagenoeg niemand daar overheen.



                     
                      

Houdt van open natte gebieden
De Ooievaar leeft graag in uitgestrekte, vochtige, reliëfrijke weilanden met sloten en depressies, met een hoog voedselaanbod. Hooilanden en moerassen van een gelijke kwaliteit behoren eveneens tot zijn biotoop. Statig wandelend door zijn favoriete leefgebieden zoekt de ooievaar naar amfibieën, kleine zoogdieren en grote insecten. Hij vindt zijn biotoop langs de grote en kleine rivieren van ons land. De veenweidegebieden in Friesland, Zuid-Holland en Utrecht zijn ook gewild. Grote steden als Amsterdam en Den Haag raken meer in trek. De hogere delen van ons land juist niet. De Ooievaar houdt niet van bossen, hoogveen en grootschalige akkerbouwgebieden als in Flevoland en Groningen.


Omgeving Tilburg geen ideaal biotoop
Gezien de eisen die de ooievaar aan zijn leefgebied stelt is de omgeving van Tilburg momenteel geen ideaal broedbiotoop voor hem. Met de vele natte heidevelden in de omgeving was dat enkele eeuwen terug waarschijnlijk wel anders. Het meer noordelijk gelegen rivierengebied vanaf Waalwijk was zelfs talrijk bevolkt door de soort. Ten zuiden van Tilburg, tegen de grens met België aan de Regte Heide ligt het landgoed ’Het Ooievaarsnest’. Deze naam is er niet voor niets aangegeven. Door vernatting van de terreinen probeert men de ooievaar te verleiden om er terug te keren. 



    Broedende ooievaar in Safaripark Beekse Bergen.

De ’Safariparkpopulatie’ 
De huidige, min of meer vaste ’Safariparkpopulatie’ is ontstaan ín het Safaripark Beekse Bergen. De basis bestaat uit geleewiekte ooievaars die ooit in het park werden gehouden. De groep is aangevuld met wilde ooievaars die zijn aan komen vliegen. Samen zijn ze uitgegroeid tot een vaste broedpopulatie. Nu broeden er jaarlijks ongeveer 10 paren in het park aan de buitenkant op grote vogelvolières. Ook in de toppen van meerdere grove dennen worden ieder jaar een aantal nesten gebouwd. In 2020 was het broedsucces goed. Uit alle nesten vlogen 2 of 3 jongen. De groep leeft zelfstandig hoewel ze soms wel eens wat voer ’pikken’ in het Safaripark. Ze worden niet bijgevoederd. (Bron: R.Meijer-Safaripark Beekse bergen). 



   Jonge ooievaars in vrijheid geboren in het Safaripark.
                                                                                                                        
Ook in de winter 

Losse exemplaren en groepjes ooievaars worden boven Tilburg gezien. Vaak foerageren ze ten noorden van de stad. De vuilnisstortplaats ’De Spinder’ is een plek waar ze regelmatig ’snacken’. Rond de gehuchten Vijfhuizen en Kouwenberg zoeken ze graag naar voedsel op enkele niet zo intensief bewerkte weilanden. In juli en augustus van 2020 werden juist vliegvlugge jongen daar mee naar toe genomen. De zomerpopulatie bestaat uit meer dan 50 vogels, inclusief een aantal niet broedende. In augustus/september trekken de jongen en een deel van de oudervogels naar Afrika. Een beperkt deel van de groep blijft in de omgeving hangen gedurende de winter. De winterpopulatie bestaat uit hooguit 20 exemplaren. In de winter van 2019-2020 is vaak het exacte aantal van 18 exemplaren gezien.





    Ooievaars in Landschapspark Moerenburg.

Moerenburg
Ook het ten oosten van Tilburg gelegen ’Landschapspark Moerenburg’ wordt regelmatig door ooievaars bezocht. Het safaripark ligt op korte afstand daarvan. De groepen variëren in aantallen tot wel 60 stuks. Het in maart 2013 in het gebied geplaatste ooievaarsnest is helaas maar één keer door een ooievaar bezocht. (bron: B. Akkermans)






De Hilver
In de directe omgeving van het Safaripark wordt de ooievaar ook vaak gesignaleerd. Vooral tussen Diessen en Moergestel in het natuurgebied ’De Hilver’. Vanuit het landinrichtingsproject ’De Hilver’ zijn diverse maatregelen genomen om de biodiversiteit in het gebied te verbeteren (2010-2011). Beekherstel van ’De Reusel’, hermeandering van ’Het Spruitenstroompje’ en de transformatie van landbouwgrond tot natuur. Een prachtig staaltje natuurherstel gericht op weidevogels. Beheerders en vogelaars zijn echter niet blij met de ooievaars. P. Busink (2015) Schrijft in zijn inventarisatierapport daar over; ”De laatste jaren wordt het broedgebied regelmatig bezocht door ooievaars. Ze doorkruisen actief het gebied en alles wat voor de bek komt, wordt in principe opgepikt en ingeslikt. In hoeverre de ooievaar invloed heeft gehad op de reproductie van weidevogels is niet duidelijk. Wel helder is, dat weidevogels in De Hilver tegenwoordig te maken hebben met de ooievaar als serieuze predator. Bezoekende ooievaars aan het gebied worden door grutto's en kieviten fel bejegend, wat op de ooievaars weinig indruk lijkt te maken”.




Overdag naar Afrika zwevende ooievaars.


Trekvogels
De tweede categorie ooievaars die gezien worden in de buurt van Tilburg zijn trekvogels. In augustus en een deel van september trekken de in Nederland broedende ooievaars en delen van Duitse populaties weg naar hun overwinteringsgebieden in het zuiden. Het aantal waarnemingen in de trektijd is gedurende de voorbij jaren flink gestegen. Mede als gevolg van de toegenomen aantallen broedvogels. Deze trekvogels volgen de westelijke trekroute via Frankrijk, Spanje en Portugal over Gibraltar naar Noord Afrika. Hun overwinteringsgebied strekt zich over een groot deel van Afrika uit. Van Senegal, Mauritanië, Mali, Burkina Faso en Kameroen tot Tsjaad, Soedan en Kenia.



   Ten noorden van Tilburg neergestreken ooievaars om te rusten en te eten.


Overdag zwevend naar Afrika
Ooievaars zijn vrij zware vogels, met grote brede vleugels, echt vliegen is een energieverslindende bezigheid voor ze. Daarom proberen ze lange afstanden zoveel mogelijk zwevend te overbruggen. Ze laten zich opstuwen door stijgende warme luchtstromen, de thermiek. En zweven zo met weinig vleugelbewegingen naar de volgende thermiekstroming. Als het weer gunstig is kunnen ze zich per dag 7 tot 8 uur verplaatsen en ruim 200 kilometer afleggen. Tegen de avond moeten ze echter naar beneden. Ze strijken dan, uit het noordoosten komende, juist vóór de stad neer. Vermoedelijk worden ze ook aangetrokken door de vogels van de ’Safariparkpopulatie’ die zich nogal eens in deze contreien ophouden.





    Hoogte winnende ooievaars boven het Noorderbos op 6 september 2020.


Fascinerend schouwspel.
Niet altijd is het duidelijk of het om trek of om lokale vogels gaat die in grote aantallen gezien worden. Meer dan 50 ooievaars worden als trek beschouwd. Zoals op 17 augustus van dit jaar als in totaal 86 ooievaars rusten en foerageren ten noorden van de stad bij de gehuchten Kouwenberg en Vijfhuizen. Een bijzonder geval herinner ik me van de 12 verdiepingen hoge flat aan de Sibeliusstraat aan de rand van Tilburg-Noord. Waar laat in de avond meerdere tientallen ooievaars neerstreken op het dak. De volgende ochtend zijn ze al weer doorgetrokken of in de buurt aan het foerageren. Een schoolvoorbeeld van hoe ooievaars hun trektocht voortzetten heb ik op 6 september van dit jaar ervaren aan de rand van het Noorderbos. Aan het begin van een zonnige zondag, rond 11.00 u. cirkelen boven de ingang aan de Stokhasseltlaan tientallen ooievaars in de lucht. Ze draaien rondjes in tegenstelde vliegrichtingen. Ze winnen langzaam maar zeker hoogte. De gedachte aan vogeltrek komt direct bij me op. Ze blijven minutenlang rondjes draaien en hoogte winnen. Ze gaan door tot ongekende hoogte, dat kan wel 700 meter zijn. Plotseling draaien ze allemaal hun snavel in dezelfde richting en zweven massaal naar het westen toe weg. Een fascinerend schouwspel. Aan de hand van een foto is vastgesteld dat het 56 ooievaars zijn.




 Op hoogte gekomen ooievaars boven het Noorderbos op 6 september 2020 zweven         plotseling naar het westen.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl






                                In de winter blijft deel van de 'Safariparkpopulatie ' in de buurt hangen !!



zondag 23 augustus 2020

Bomen en struiken in Tilburg-Noord; Veldesdoorn

 


bladeren en zaden van de veldesdoorn.



Ad Kolen


Een reeks artikelen over de verschillende soorten bomen en struiken die groeien in Tilburg-Noord.


Bomen die van nature in Nederland voorkomen zijn inheemse bomen. De veldesdoorn is inheems. Ondanks zijn buitenlands klinkende tweede naam, Spaanse aak, komt deze boomsoort van oorsprong voor in ons land. De soort groeit op goede grond, vooral op hellingen, in rivier- en beekdalen en aan de randen van loofbossen. Olivier Renswoude schrijft op internet over de herkomst van de naam Spaanse aak: ’’Volgens het Woordenboek der Nederlandse Taal kwam vroeger ook de nevenvorm Spaanse eik voor en is aak een gewestelijke vorm van eik. De bast en het hout van deze boom lijken dan ook sterk op die van de eik, terwijl de bladeren duidelijk anders zijn. De toevoeging Spaans is daarom wel op te vatten als een gemeenzaam woord voor ‘vreemd’. Kort gezegd: Spaanse aak betekent ‘vreemde eik’.’’ De wetenschapelijk naam, Acer campestre, is duidelijk. Acer is de oude Latijnse plantennaam voor esdoorn. Camperstre staat voor veldbewoner.


De veldesdoorn is veel aangeplant in Europa en West-Azië. Als boom maar ook als haag. Door het snoeien blijft de veldesdoorn struikachtig. In het veld kan hij uitgroeien tot een 25 meter hoge boom met een koepelvormige kroon. De boom is dicht vertakt en ook in de winter haast ondoorzichtig. In deze bladloze periode is de fijne structuur van de takken goed te zien, iedere tak aan deze boom splitst zich in tweeën. De bruine knoppen, met vaak een wittig behaarde top, staan twee aan twee aan de takken. De schors van de takken is helder lichtbruin met smalle ribbels die evenwijdig langs elkaar liggen. Die zijn iets kurkachtig en voelen warm aan bij koud weer. Bij oude bomen zijn ze in vierkantjes gebroken. 



























                 Een haag van veldesdoorns met daarvoor boomvormen van de veldesdoorn.

In Tilburg met name ook in Tilburg-Noord zijn veldesdoorns aangeplant. In ons stadsdeel zijn twee vormen van deze soort te zien. In de Moniteverdistraat staan afwisselend bomen en hagen van de veldesdoorn, een fraaie combinatie. Het geheel sluiten de straat af van de parallel lopende Stokhasseltlaan. Verder staan er veldesdoorns in o.a. de Sibeliusstraat, de van Breestraat en de van Oosterzeestraat.


De kleine onopvallende geelgroene bloemen van de veldesdoorn verschijnen in opgerichte trossen, tegelijk met de bladeren. Aan de zaden bevinden zich horizontaal uitgespreide vleugels, die groen karmozijnrood kleuren. 

                                         
Het blad van de veldesdoorn is kleiner dan van de meeste andere esdoorns, tot 10 cm. Bij uitlopen is het blad roodachtig, later donker groen, enigszins glanzend. Het heeft vijf of soms drie lobben. Het blad bevat wit melksap, te zien door te drukken op een afgebroken bladsteel. De veldesdoorn verdraagt halfschaduw de eerste jaren maar eist later ook wel wat zon. Hij is bestand tegen stadse omstandigheden zoals verharding, strooizout en ook tegen harde wind.


De bladeren kleuren goudgeel in de herfst. Wij zien de herfstkleuren omdat het groen (chlorofyl) door de boom wordt teruggetrokken. Het is kostbaar, het wordt o.a. in de takken bewaard voor groei in het voorjaar. In het proces van de bladval ontstaat een kurklaagje tussen tak en bladsteel. Als dat voltooit is waait het blad eraf door de wind. Loofbomen hebben zich aangepast aan de heersende temperaturen. Hun blad werpen ze af omdat de wortels in de winter als de grond bevroren is geen vocht kunnen opnemen. Als het blad aan de boom blijft verdampt er vocht maar wordt niet aangevuld en de boom verdroogt. Een boom met blad is in de winter ook kwetsbaar, door de wind en hevige sneeuwval.



Reacties naar  adkolen@kpnmail.nl






                                  De stam en takken van oude veldesdoorns nemen grillige vormen aan.


woensdag 20 mei 2020

Nestkastonderzoek Noorderbos ’OPEN’








Nestkastonderzoek Noorderbos ’OPEN’              


De letters van het nestkastonderzoek ’OPEN’ staan voor:

Onderzoek, Processierupsbeperking, Educatie en Noorderbos.

Het onderzoek zal naast de betekenissen van de letter ook een OPEN karakter krijgen.


Onderzoek:
Naast de vogeltellingen en de broedvogelinventarisaties in het Noorderbos, sinds 2003 is dit een onderzoek naar het broedsucces van een aantal vogelsoorten door de inzet van nestkasten. Hoeveel eieren leggen ze, hoeveel jongen vliegen er uit. Het onderzoek gaat meelopen met het Meetnet Nestkaarten van Sovon. Dat is een belangrijke aanvulling op de broedvogelmonitoring. Aantalsveranderingen van broedvogels zijn vaak voor een deel te verklaren met gegevens over broedsucces van die soorten. Het is een meerjarig onderzoek waarmee getracht wordt meerdere onderzoeksvragen te beantwoorden.

Vergelijkend onderzoek:
Om te controleren op de mogelijke invloeden van de vele processierupsen, die naar aanname geconsumeerd gaan worden, en eventuele andere verschillen worden ook twee vergelijkende onderzoeken, op een kleinere schaal, uitgevoerd op andere locaties.


Processierupsbeperking:
Het is inmiddels bekend dat naast de pimpelmezen en koolmezen ook spreeuwen, zwarte mezen, matkoppen en boomklevers processierupsen eten. Allemaal holenbroeders, vogels die mogelijk in nestkasten broeden en tot de broedvogels van het Noorderbos behoren. Naast hun aandeel in het onderzoek zullen de in de nestkasten broedende vogels ook bijdragen aan het in toom houden van de aantallen processierupsen. Zo wordt overlast beperkt voor andere gebruikers van het gebied.


Educatie:
Educatie is een belangrijke poot van het project. Het is een open onderzoek, bezoekers van het Noorderbos worden er bij betrokken d.m.v. excursies en publicaties. De opzet is de natuur in het gebied wat meer op de voorgrond te brengen en bezoekers bewust te maken van de natuurwaarden van het Noorderbos. Zodat het meer bezoekers aantrekt, die niet alleen de hond uit laten.


Noorderbos:
Het Noorderbos ten noorden van Tilburg is de locatie van het onderzoek. Vergelijkende onderzoeken zullen plaatsvinden in het Quirijnstokpark in Tilburg-Noord en de Dongevallei in de Reeshof aan de westrand van de stad.


Het gaat in totaal om 90 nestkasten (60 in het Noorderbos en 2 x 15 op vergelijkingslocaties). De nestkasten zijn allemaal van een gelijke inhoud (144x108x400) met verschillende maten van de invliegopeningen (28-32-45). De kasten zijn zo gemaakt dat onderzoek mogelijk is en van 18 mm. dik vurenhout zodat de temperaturen in de kasten minimaal uiteenlopen. De kasten worden op enkele meters boven de grond opgehangen zodat ze relatief ’veilig’ hangen.


Het project start in het voorjaar van 2020 en zal in het voorjaar van 2021 in volle werking zijn.

Het onderzoek is begroot op € 1500,00 Het wordt voor een beperkt deel gefinancierd door de bijdragen voor vogelexcursies en natuurwandelingen in het Noorderbos. Verdere financiële ondersteuning is van belang voor het slagen van de beoogde doelen. 

Interesse in sponsering van dit project neem dan contact op via email; 

Ook voor nadere uitleg en vragen ben ik bereikbaar.







zaterdag 15 februari 2020

Bomen en struiken in Tilburg-Noord; Berk





Winterbeeld van een berk.



Ad Kolen 

Een reeks artikelen over de verschillende soorten bomen en struiken die groeien in Tilburg-Noord.


Naast de vogels merel en mus is onder de bomen de berk wel de meest bekende soort. Op de Brabantse zandgronden is het van oorsprong een algemene soort. Ook op de hoogveenmoerassen die in het verleden een aanzienlijk deel van onze provincie bedekten vond deze koploper zijn plekje. Berken zijn pioniers die zich op de meest uiteenlopende plekken vestigen. Op zowel droge als natte gronden als op voedselarme plaatsen. Berken worden niet oud en ook niet erg hoog maar het zijn belangrijke voorbereiders van karige gronden voor andere boomsoorten. De lichte zaden worden door de wind eenvoudig over grote afstanden verspreidt. De jonge berken vormen al snel lage begroeiingen terwijl het afvallende blad de bodem verrijkt, waardoor andere boomsoorten ook een kans krijgen. In een notendop beschreven zijn zo, na voorbereidend werk door mossen en kostmossen, de oerbossen ontstaan die ooit, ook Nederland bedekten. 



  
          

Ruwe berk langs de Goirke kanaaldijk.


Voor deze baanbrekers is in het huidige Nederlandse landschap weinig plaats over. Voor elk stukje grond is een bestemming bedacht. Toch weten berken zich snel te vestigen op plaatsen die enkele jaren onberoerd blijven, ook in de stad. Met zijn prachtige witte schors en de zwierige elegante, vaak afhangende takken is het wel een geliefde sierboom. In Tilburg-Noord is het een boom die je niet veel in straten tegenkomt. Wel staan er op allerlei plekjes kleine groepjes tussen woningen op gazons. Ruwe berken zijn onder andere aangeplant in de Griegstraat, de Sibeliusstraat, de Stokhasseltlaan, de Ravellaan en langs de Goirkekanaaldijk. 




Berken in hoogveen in Wit-Rusland.


Berken zijn bestand tegen extreme weersomstandigheden. Winterhard als je zijn groeien ze zelfs ten noorden van de poolcirkel. Ondanks de sierlijke vormen is de berk een zeer taaie boom en buigt met harde winden mee. Ver noordelijk, in Scandinavië en Rusland vindt men wel oude (oer)berkbossen. Op de ruige toendra’s komen ook struikvormen voor. In Wit-Rusland zag ik de meest prachtige berkenbossen op de hoogvenen. Oneindige hoeveelheden spierwitte stammetjes naast elkaar, met de voeten in het water. Op hogere droge deel werd berkensap afgetapt voor allerlei doeleinden. Het licht zoete berkensap is zo drinkbaar of te verwerken tot berkensiroop en berkenbier of berkenwijn, al dan niet mousserend. 



Het aftappen van berkensap.


Berken, inheems in Nederland zijn in 2 soorten te onderscheiden. De ruwe en de zachte berk zijn nauw verwant en kruisen vaak met elkaar. Met kenmerken van beide soorten zijn deze tussenvormen dan ook moeilijk te onderscheiden. Het blad van de berk is meestal eirond tot ruitvormig (3-7cm.) met een spitse bladpunt. Berken zijn éénhuizig en éénslachtig. Dat wil zeggen dat in één huis, lees in één boom zowel mannelijk als vrouwelijke bloemen tot bloei komen. Eénslachtig wil zeggen dat de bloemen of mannelijk of vrouwelijk zijn, niet beide. De mannelijke katjes hangen, ze zijn lang en smal en verschijnen al in de zomer. Ze komen in het voorjaar tot bloei in de periode dat ook vrouwelijke bloemen ontstaan na het ontvouwen van het blad. De vrouwelijke katjes staan recht of schuin omhoog. Na de bevruchting komen de kleine gevleugelde zaden, dicht op elkaar tot wasdom tot ze door wind verspreidt worden. De mannelijke katjes worden langzaam bruin en zijn nog lang 
zichtbaar. 




Zwarte berk in de Sibeliusstraat


Naast de ’gewone’ berken zijn onder de flat ’Moleneind’ aan de Sibeliusstraat een groepje zwarte berken uit de VS aangeplant en te bewonderen. Het zijn echt prachtige bomen met een donkere schors. Even bijzonder als de Aziatisch papierberken in de Griegstraat met losse vellen schors.



Reacties naar: adkolen@kpnmail.nl

zaterdag 8 februari 2020

Een exotische eend in de Dongevallei




Fulvouz Whistling-Duck ofwel de rosse fluiteend (Dendrocygna biocolor) 



Ad Kolen

De Dongevallei is een ecologische verbindingszone die door het Tilburgse stadsdeel ’De Reeshof’ loopt. Tweemaal per maand worden alle aanwezige vogels in kaart gebracht. Tijdens de vogeltelling op donderdagochtend 6 februari 2020 is een opmerkelijke waarneming genoteerd. Een heldere fluitende roep lokt ons naar een van de kleinere plassen in het zuidelijk deel. Een eend van een iets kleiner formaat dan de wilde eend zwemt opgewonden op en neer. Hij heeft een lange nek en roept regelmatig luid. Het is mooie eend met een ’sjeik’ verenkleed en een blauwachtige snavel. De kop is bruin met een donkere kruin en zwarte ogen. De bovenzijde van het gesloten vleugeldek is zwart met subtiele toenemende bruine strepen naar de hals toe. De flanken zijn bruin met witte losse veren als afscheiding. De geelbruine hals heeft onder de kop een witte kraag met een zwarte ondergrond.


De eend is niet erg schuw en laat zich goed fotograferen. Thuis is de naam snel achterhaald. Er staat een foto van deze vogel op de voorpagina van ’’Photographic handbook of the Wild Fowl of the World ’’ van Ogilvie & Yong. Het is de Fulvouz Whistling-Duck ofwel de rosse fluiteend (Dendrocygna biocolor). Beiden geslachten fluiten, de toon van het vrouwtje is wat hoger. De naam gele boomeend wordt ook wel gebruikt, daar ze in bomen slapen. Naast op de bodem tussen de planten broeden ze ook in holle bomen. Ze wisselen elkaar af tijdens het broeden.


                 



Rosse fluiteenden leven in groepen op ondiepe meren en poelen, en in moerassen en rijstvelden. Ze zoeken, vooral 's nachts naar voedsel dat bestaat uit zaden, granen, rijst, insecten en andere kleine waterdiertjes. Het verspreidingsgebied van de rosse fluiteend is groot, ze komen voor in alle tropische zones van de wereld, Zuid- en Midden-Amerika, Oost Afrika, Madagaskar en in het zuiden van Azië.



Ze vormen een paar voor het leven en zorgen beiden voor de jongen. Bij de meeste eendensoorten staat het vrouwtje er alleen voor. Het mannetje en vrouwtje hebben het zelfde verenkleed en hun vleugels zijn tamelijk groot in verhouding tot andere watervogels.





























De rosse fluiteend is een niet-invasie exoot die als kooivogel wordt gehouden in ons land. Vanaf 2006 staan er exemplaren gemeld op waarneming.nl. In 2009 was er mogelijk een broedgeval. Vorig jaar werden 120 rosse fluiteenden gemeld, waaronder ook in onze omgeving: Den Bosch, Vught, Boxtel en Chaam. 


Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



zaterdag 4 januari 2020

Bomen en struiken in Tilburg-Noord; Es




Het blad van de es is een deelblad.



Ad Kolen

Een reeks artikelen over de verschillende soorten bomen en struiken die groeien in Tilburg-Noord.

Langs heel de Vlashoflaan, vanaf de Stokhasseltlaan tot aan de Zuiderkruisweg zijn essen aangeplant. Aan beide zijden van de rijbaan en plaatselijk ook in een dubbele rij in de middenberm. Het merendeel is al in 1960 aangeplant. Die bomen zijn nu bijna zestig jaar oud. Het zijn dan ook flinke exemplaren. Ze laten zien dat ze goed op hun plaatst staan daar. Essen hebben ruimte nodig daar in verloop van tijd de bodem rondom de boom door wortelopdruk omhoog komt. Het gaat hier om bijna zeshonderd exemplaren van de gewone es (Fraxinus excelsior.) Het zijn cultivars, gekweekte varianten, met de naam ’Westhof’s Glori’. Ze worden 25-30 meter hoog en 12-15 meter breed. Ook in o.a. de Bramsstraat, Griegstraat, Mahlerstraat, Sibeliusstraat, Strausslaan en Tartinistraat zijn gewone essen aangeplant. Als je de moeite neemt om er even bij stil te staan zie je dat aan de schaduwzijde van de stammen en op de dikke takken hogerop een rijkelijke bedekking is met mossen en korstmossen, in flinke plakkaten.



Essen in de zomer langs de Vlashoflaan in Tilburg-Noord.


De gewone es is een inheemse boom, hij groeit van nature in onze directe omgeving. Hij doet dat al eeuwenlang en is volledig aangepast aan ons wisselend klimaat. Van nature komt hij algemeen voor op vochtige, voedzame kalkrijke bodem. Het is een bosboom die ook in moerasbossen groeit. In de winter is de es te herkennen aan de erg mooie dofzwarte knoppen aan de takken. De eindknoppen staan met drieën bij elkaar. Naar het voorjaar toe zwellen de knoppen op.

De es is een ’naaktbloeier’ d.w.z. dat hij bloeit voor dat het blad verschijnt. Zo kunnen de lichte stuifmeelkorrels van de mannetjes ongehinderd naar de vrouwtjes waaien. Éénhuizig, tweehuizig en tweeslachtig zijn termen die van toepassing zijn op de es. Het staat voor aparte mannelijke en vrouwelijke exemplaren en ook essen met bloemen die mannelijk én vrouwelijk zijn. Het resultaat is dat je essen ziet zonder en mét veel langwerpige gevleugelde zaden. Ook zijn er bomen met minder zaden. De oneven geveerde bladeren staan, tegenover elkaar, ze zijn 30-40 cm lang en glanzend donkergroen. Het geveerde blad van de es bestaat uit 9-11 getande deelbladeren. Ze zijn langwerpig eivormig en 9-10 cm. lang.




Essen in de winter langs de Vlashoflaan in Tilburg-Noord.


Bomen zijn in staat zelf energie op te wekken. Ze doen dat met behulp van zonlicht, koolstofdioxide en water. Het proces heet fotosynthese en vindt plaats in de bladgroenkorrels. Met de koolstofdioxide uit de omringende lucht, water uit de bodem en voldoende licht overdag vindt omzetting plaats in glucose. Glucose is de brandstof voor alle plantencellen.

Naast de inlandse essen zijn er enkele soorten uit andere streken te zien in Tilburg-Noord. Zo is de fijnbladige es (Fraxinus angustifolia) aangeplant in de van Anrooylaan, de Componistenlaan en de Sibeliusstraat. Die hoort van oorsprong thuis in het westelijk Middellandse zeegebied en in Noord-Afrika. De schors is ruig en knobbelig. De bladeren zijn smal en fijn getand, samen vormen ze een dicht fijn bladerendek. De pluimes (Fraxis ornus) met fijn ongetand blad bloeit in mooie witgele pluimen. Oorspronkelijk komt hij uit Zuid-Europa en Klein-Azië. Inmiddels in West-Europa veel gekweekte en aangeplant in parken en straten. Deze boom met gladde stam vormt een dicht koepelvormig bladerdek. In de Landrestraat en Stotijnstraat staan meerdere exemplaren van ruim 10 jaar oud. Ergens in de Sibeliusstraat staat een exemplaar van ruim 40 jaar, die moet wel mooi bloeien in mei/juni. Ik hoop dat nog eens te zien.









 Bloeiende pluimesdoorn.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl