zaterdag 25 augustus 2012

Veren, meer dan mooie vogelkleren


Ad Kolen

’Vogelen’, het bekijken en op het naam brengen van vogels (determineren) is bij veel vogelsoorten voor een belangrijk deel gebaseerd op het geluid dat ze maken. De 1e herkenning van zangvogels, maar ook van veel andere soorten vogels, is vaak de zang of de roep.

Na, of soms al tijdens de broedtijd verstomt de zang van veel vogels. Het doel, het verleiden van een vrouwtje en de concurrentie (soortgenoten) op afstand houden is dan volbracht. De meeste vogelsoorten communiceren verder alleen nog via allerlei andere geluiden Die verstommen echter ook in de meest stille maand van het jaar, augustus. Een aanzienlijk deel van de vogelbevolking maakt dan een belangrijk fase in hun jaarcyclus door, de rui.

De stille maand
Ongeveer op de helft van de maand augustus, het begin van dit verhaal, is het erg stil buiten. Naast de duiven, die onverstoord door gaan, laat geen vogel zich meer horen. Niet de vele bekende geluiden van Merels (Turdus merula), niet de rollers van Winterkoningen (Troglodytes troglodytes) en niet de metaalachtige tikken van Roodborsten (Erithacus rubecula) klinken nog in de oren, niets! Dan besef je pas hoe belangrijk geluiden zijn bij het waarnemen van vogels. Een getrainde inventariseerder hoort dan ook meer dan hij ziet. De rui kan gespreid verlopen zoals bij roofvogels. Die doen er soms wel 2 jaren over om heel hun verenpak te vernieuwen. Andere doen het in een korte tijdspanne en kunnen dan even niet zo goed of helemaal niet vliegen. Ze bevinden zich dan een zeer kwetsbare situatie en houden ze zich stil en verborgen. In augustus zijn dat opvallende veel vogelsoorten in onze omgeving.

Kleurrijk
Vogels zijn de meest kleurrijke van alle gewervelde dieren. Deze kleurigheid wekt bij veel mensen de interesse voor vogels op. Al die prachtige vogels hebben verschillend gekleurde veren, geen vogelsoort is hetzelfde, ontdekt de beginnende vogelaar. En als ze erg op elkaar lijken dan verschillen de geluiden, de zang en de roep, gewoonlijk voldoende om het onderscheid te kunnen maken, bemerkt de meer gevorderde vogelkijker! Zoals bv. de uiterlijk erg gelijkende mezen; de Matkop (Parus montanus) en de Glanskop (Parus palustris).


                             Bij de meeste eendensoorten hebben de vrouwtjes een minder opvallende verenkleed,
                      zoals dit vrouwtje Mandarijneend.    Foto: Ad Kolen.

Het grootste deel van het vogellijf is bedekt met veren. Veren zijn naast mooi vooral ook functioneel. Naast soorten zijn vaak ook geslachten aan het verenkleed te herkennen. De vrou­welij­ke exemplaren hebben dan meest­al een minder opvallen­de kleur. Deze doorgaans bruine camou­flagetin­ten bieden een goede be­scher­ming tijdens het broeden. Bij de in holen broedende soor­ten is dit echter overbodig. Van de holen­broeders zoals IJsvogel (Alcedo Atthis) en Bergeend (Tadorna tadorna) zijn beide geslachten dan ook prachtig uitgedost. Kleur- en signaalwerking, een andere functie van veren, zijn in de baltstijd van belang voor het aantrek­ken van het andere geslacht en het afschrikken van rivalen.

Van levensbelang
Het verenkleed is voor elke vogel zeer belangrijk, van levensbelang kun je wel zeggen. Veren dragen zorg voor warmte-isolatie door er lucht tussen te laten en houden ze droog tijdens regen en gedurende het zwemmen en duiken. De be­scherming tegen water is echter niet zo vanzelfsprekend. Vogels besteden meerdere uren per dag aan het poetsen van hun veren. De veren worden tijdens het poetsen ingevet. De vet- of stuitklier, die boven de staart­basis ligt en een olieachti­ge substantie uitscheidt, is hiervoor onontbeerlijk. Die olie zorgt ervoor dat het verenkleed soepel en vochtafsto­tend is en blijft. Vooral bij watervogels, maar ook voor alle andere vogels is dat van vitaal belang.

Onderhoud van het verenkleed
Het verdere onderhoud van het verenkleed wordt door verschillende vogels op uiteenlopende manieren uitgevoerd. Huismussen (Passer domesticus) baden in het zand. Zand schuurt en absorbeert en heeft zo een reinigende werking op het verenkleed. Het vuil verdwijnt. Merels en ook Blauwe reigers (Ardea cinerea) baden in de zon en verdrijven daarmee de aanwezige parasie­ten. Gaaien (Garrulus glandarius) gebruiken voor het zelfde doel een eigen methode. Ze wrijven soms met hun snavel mieren door hun veren­. Het mierenzuur wat de boze mieren dan afscheiden verjaagt de parasieten. Veren verschaffen vogels het vermogen om te vliegen en te sturen en hebben aerodynamische kwaliteiten die daar nog extra aan bijdragen. Spechten maken op een bijzon­der wijze gebruik van bepaalde veren. Ze steunen bij het klimmen in de bomen op hun staart. Tijdens de rui vallen deze pas uit nadat de nieuwe staartveren zich alweer hebben ge­vormd.


     Foto Ad Kolen:
Een mannetje Mandarijneend die in het voorjaar pronkt met zijn vlaggen; oranje opstaande veren op de rug.


Contourveren:
Veren en vogels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voor alle voor vogels zo belangrijke functies zijn 2 soorten veren verantwoordelijk. De contourveren en de donsveren. Contourveren zijn er in verschillende afmetingen en met meerdere functies (slagpennen, staartpennen en dekveren.) Voor iedere functie bevat de betreffende veer ander eigenschappen. In beginsel zijn alle contourveren op dezelfde manier gebouwd. Het onderste gedeelte is verbonden met het vogellichaam en heet de spoel.


Afbeelding van een coutourveer uit  'Vogels - hoe ze leven ' door G.J. Eenkhoorn.

Het verlengde van de spoel, waaraan de vlag vastzit, de schacht bestaat uit met lucht gevulde kamertjes om het gewicht te beperken. De vlag is erg flexibel, en wordt niet direct in weer en wind onherstelbaar beschadigd.

Afbeelding van de details van een coutourveer uit  'Vogels - hoe ze leven ' door G.J. Eenkhoorn.


Dit is mogelijk dankzij een mechanisme dat wel iets weg heeft van een ritssluiting. Soms splijt een gedeelte van een vlag open, maar door poetsbe­wegingen kunnen de vogels het weer sluitend maken. Haak- en gootbaardjes vallen weer in elkaar en de vlag is weer een gesloten geheel.

Donsveren
De donsveren vormen een dichte met lucht gevulde laag onder de dekveren en spelen daarom een belangrijke rol bij het op peil houden van de lichaamstemperatuur van de vogel. De opbouw van donsveren is hetzelfde als die van de contourveren, alleen ontbreekt de ritssluiting. De baardjes grijpen dus niet in elkaar. Alle donsharen zijn negatief geladen, waardoor de baardjes elkaar afstoten.

Veren, een boeiend onderdeel van vogels waar veel over geschreven is, ga eens op zoek!


Reacties naar adkolen@knpmail.nl


Kijk ook eens op mijn weblog over vogels en andere natuurbelevenissen in het Quirijnstokpark in Tilburg Noord: vogelsenzo-quirijnstokpark    http://vogelsenzo-quirijnstokpark.blogspot.com/ .


vrijdag 24 augustus 2012

Een nieuw gewei


Ad Kolen

De route van mijn vogeltelling door het Quirijnstokpark in Tilburg Noord is met opzet zo uitgestippeld dat deze langs en achterdoor de hertenweiden loopt. Direct langs de looproute verblijven edelherten (Cervus elaphus) en damherten (Cervus dama) en wat meer afzijdig enkele lama’s. Dit deel, met zijn begraasde weiden en oude bomen is rijk aan vogels. Boomklevers (Sitta europaea) en Holenduiven (Columba oenas) zijn er het hele jaar door regelmatig te zien. Broeden doen ze er ook! 




Boven een mannetje edelhert en onder een mannetje damhert, beide met een nieuw gewei nog in de washuid.




 De leuke bijkomstigheid is dat wat van het gedrag van deze aanwezige zoogdieren mee kan worden genomen tijdens de 2 tellingen per maand. Hoewel ze in gevangenschap leven wijken een aantal gedragingen niet af van de in het wild levende soortgenoten. Het gedrag rondom het paren, het bijeendrijven van de hinden en het burlen wordt jaarlijks van dichtbij waargenomen bij beide aanwezige soorten herten. Ook het wisselen van het gewei merk ik iedere keer weer op.


Het liggende damhert met een nieuw gewei, waar de slierten washuid nog aanhangen!


 Bij het edelhert had ik het al eerder waargenomen maar bij het damhert zag ik vandaag voor de 1e keer dat het gewei gereed was om te vegen. Het mannetje lag apart van de kudde op de grond. Het beest had het er duidelijk moeilijk mee en ademde de zwaar. De flarden washuid hingen over zijn gezicht. Gewoonlijk houden deze halfwilde dieren afstand van mensen. Nu bleef dit mannetje geruime tijd dicht langs het hek liggen en was fotografen eenvoudig.


Het staande damhert met een nieuw gewei, waar de slierten washuid nog aanhangen!



Bij de rendieren (Rangifer tarandus) dragen beide geslachten een gewei. Van het muskushert (bestaan meerdere soorten van) en het waterhert is bekend dat beide geslachten gèèn gewei dragen. Van de inheemse soorten ree (Capreolus capreolus) en edelhert dragen alleen de mannetjes een gewei, evenals het ingevoerde damhert. Aan het einde van de winter wordt het gewei afgeworpen. Al vrij snel wordt de aangroei van het nieuwe gewei zichtbaar. In de dikke, rijk doorbloeide huid, de bast, groeit het gewei in  3-4 maanden uit. In juli (edelherten) en augustus (damherten) wordt de jeukende basthuid verwijderd door langs bomen en struiken te wrijven. De grote van het gewei is afhankelijk van de hormonale en de voedseltoestand van het dier en van de leeftijd. Per soort zijn er wel wat verschillen!

zondag 12 augustus 2012

Van Bergen op Zoom naar Kapelle



Ad Kolen

Vandaag (zondag 12 augustus 2012) een fietstocht gemaakt van Bergen op Zoom naar Kapelle in Zeeland. Gedeeltelijk om een excursie voor de Vogelwerkgroep (KNNV Tilburg) voor te bereiden en anderzijds om een eerder gereden tocht langs de Westerschelde opnieuw te ervaren. Hoewel ik niet de enige fietser ben met die met de trein gaat, is het toch eenvoudig om samen met mijn eigen fiets in Bergen op Zoom te komen. Helaas is zowel op het station van Tilburg als op dat van Bergen op Zoom op deze zonnige zondagochtend nog geen koffie te krijgen. Binnen een uur (09.00 u.) rij ik dus al door het centrum van Bergen op Zoom in westelijke richting. Tussen een mooi park aan de linkerzijde en oude verdedigingswerken rechts gaat de tocht verderop een flink stuk langs ’De Zoom’.

De Zoom:
Ooit had ik de gedachte dat dit riviertje iets te maken had met de naam van de stad. Maar dat is niet zo! De naam Bergen op Zoom heeft meerdere verklaringen, waaronder die van bergen als haven of verwijzend naar de hoogteverschillen door de ligging op de Brabantse wal, en het woord Zoom als zijnde de rand van de Brabantse Wal, dan wel afkomstig van het woord soma, dat moeras betekent.

    Diep onder het bladerdek stroomt het water van de Zoom.

Wat het ontstaan van de Zoom betreft is er ook verwarring. Het is de vraag of je wel van een beek mag spreken. De huidige Zoom wordt namelijk ook Moervaart genoemd, en die naam verraadt het al: deze waterloop is een oeroude, gegraven vaart. aangelegd voor het vervoer van turf (moer.) Daar staat tegenover dat die vaart gevoed wordt door natuurlijk water vanuit de Kalmthoutse Heide, waar ook de Rissebeek ontspringt, die richting Roosendaal stroomt. Het zou dus goed kunnen dat het tracé van de Moervaart ook (deels) de oorspronkelijke loop van zo’n beekje volgt. In Nederland stroomt de Zoom langs Wouwse plantage en mondt uit in de Theodorushaven in Bergen op Zoom. Bovenop het talud van dit diep liggende stroompje groeien meerdere exemplaren van de Reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera.)

Krabben en kreukels:
Het oude groene stadsdeel gaat over in grootschalige industrie. Met de jaren is het stuk tot de Binnenschelde helemaal volgebouwd. Aan de linkerkant in een half dicht gegroeid kanaaltje ligt nog een oude loswal uit de tijd dat het een open verbinding was met de Schelde. Met de afwerking van de Deltawerken is het open water waarop nog getijdenbeweging is ver opgeschoven. Pas voorbij de Rijn-Schelde verbinding, achter de Oesterdam bepalen eb en vloed het ritme. Uit mijn jeugd herinner ik me dat we met mijn vader kreukels en krabben gingen zoeken in Bergen op Zoom. Dat was op tamelijk korte afstand van het station. (Mijn vader werkte bij de NS, dus vrijvervoer maakte dergelijke uitstapjes mogelijk.)

Dikke plakaten groene algen op het Zoommeer.


Algentapijten:
Op de Binnenschelde dobberen vele honderden Meerkoeten en Kuifeenden. Aan de andere zijde, op het Zoommeer, ziet het er minder mooi uit. Aan de oever maar ook in het midden drijven dikke pakketten groene algen.

Witte honingklaver.

Witte honingklaver:
Aan de rand van de Molenplaat neem ik de zandweg die aan de noordrand van het Makizaatsmeer grenst. De weg is slecht begaanbaar geworden door de toegenomen begroeiingen. Op het hoogste punt valt de merkwaardige plantengroei op. Vele tientallen vierkante meters zijn hier begroeid met één soort plant, de witte honingklaver (Melilotus alba.) Massaal groeien ze er, of ze gezaaid zijn! Maar wel mooi. De kleine (4-5 mm.) witte bloempjes (vlinderbloemfamilie) staan op lange naar boven gerichte stengels. Die worden steeds begeleid door 3 ovale scherpgerande blaadjes. De witte honingklaver verspreidt een zoete geur. De nectarrijke bloemen trekken talrijk bijen en vliegen aan. Bij droog warm weer ruikt de plant sterkt naar pas geoogst hooi, dat is nu ook het geval!

Kleine vos:
Op de zandweg, vooral op de wat minder begroeide delen is het rijk aan vlinders. Van de vele blauwtjes weet ik niks de te maken. Van een andere vlindersoorten laat steeds een ander exemplaar zich opnieuw zien. Ze zijn echt onrustig, van fotograferen komt niets. De wind speelt daarbij waarschijnlijk ook een rol, als of ze weggeblazen worden. De laatste exemplaren, ik kom tot minstens 12 stuks, laten zich lang genoeg bekijken om de soort op naam te brengen. Het gaat om de kleine vos (Aglais urticae.) De kleine blauwe vlekjes aan de gehele onderrand zijn prachtig. Het oranje daarboven staat als een onvergetelijk contrast in mijn geheugen, afgetekend tegen de witte, gele en zwarte blokken aan de bovenrand. Een pracht beestje, weer een soort erbij die waarschijnlijk zo opvalt in het veld de volgende keer.


Knobbelzwanen ongestoord tussen scheepvaart.


Witgatje en Oeverlopers:
Vanaf het Rijn-Scheldekanaal is er zicht op het Zoommeer, in de verte rond een groene boei dobberen meer dan 30 Knobbelzwanen. Grote schepen die regelmatig voorbij varen maken weinig indruk op deze grote witte vogels. Langs het kanaal rijdende vliegen er regelmatig vogels op vanaf de stenen aan de oevers. Het zijn meest eenden; Wilde eenden en enkele Kuifeenden. Dan een Witgatje en even later 2 Oeverlopers. Nabij het Kreekraksluizencomplex hangt een Torenvalk boven de dijk en drijven tientallen Futen op het water.

Het drukbevaren Rijn-Scheldekanaal.

Grote schepen dichtbij:
Het kanaal verder volgende, en bij de 2e brug naar de andere oever overstekende beland ik uiteindelijk langs de Westerschelde bij Bath. Deze enige volledig open verbinding met de Noordzee wordt druk bevaren met grote zeeschepen die onderweg zijn van of naar de Antwerpse havens. De diepe schepen kunnen niet overal varen en verplaatsen zich door bekende vaargeulen. Soms zie je ze ver weg maar op een paar plaatsen passeren ze dicht onder de dijk. De afstand is dan niet veel meer dan tientallen meters (50-70.)

Buitendijks fietspad:
Binnendijks lopen overal smalle asfaltwegen parallel aan de dijk langs de Westerschelde. Buitendijks is op de geasfalteerde dijk over grote afstanden een fietspad aangelegd. Hier is het goed fietsen, met een stevig windje in de rug en een prachtig zicht op het uitgestrekte water en de schepen.

Onder aan de dijk langs de  Westerschelde zijn slibranden, strandjes, rietvelden en stroken met biezen.

Onder aan de dijk zijn slibranden, strandjes, rietvelden en stroken met biezen. Soms smal, maar ook tientallen meters breed, op plaatsen. Op de wat meer kort begroeide delen ontwaar ik meerdere malen stukken met lamsoor. In de lengte gezien vormt de strook onder de dijk toch een afwisselend landschap. De vele bochten in de brede rivier zorgen voor variatie.

Langs de Westerschelde.

Het aantal waargenomen vogelsoorten is beperkt vandaag, 40 stuks. Het landschap en het uitstekende weer maken het tot een fijne dag met volop genieten.

Tenminste 25 zeehonden op een zandplaat in de Westerschelde.

Zeehonden:
Plaatselijk zijn naast elkaar honderden Kieviten op zoek naar voedsel op de vloedlijn. Het water is afgaande, zag ik al eerder. Iets onder het plaatsje Waarde worden grote zandplaten zichtbaar. De vele, al met het blote oog ontwaarde stipjes zijn wat ik verwachte, zeehonden. Heerlijk genieten ze van de zomerzon. De afstand is behoorlijk groot maar met de kijker zijn tenminste 25 zeehonden te onderscheiden waaronder vele jonge exemplaren. Denkelijk zijn het gewone zeehonden maar op die afstand is het niet met zekerheid vast te stellen. De telescoop staat thuis in de kast! De honderden Rosse grutto’s wat verderop kan ik wel met de kijker determineren.

Containerschip in sluis van het Kanaal door Zuid-beveland.


Boten kijken:
De oversteek van het kanaal door Zuid-Beveland gaat via het grote sluizencomplex. Even kijken naar de bootjes die onwennig tussen de grote containerschepen liggen en zo snel mogelijk de sluis uit varen zo gauw het kan.



Een nieuw en een oud schip:
Verder langs de Westerschelde gaat het onder Hansweert door met prachtige zicht op een groot voorbijvarend schip met op de voorgrond het wrak van een oud schip. Het wordt tijd om richting Kapelle te rijden waar de trein richting Tilburg vertrekt. Nog even wat drinken bij een café naast de prachtige kerk met een met stenen gemetselde torenspits.


16.37 u. vertrekt de trein terug naar huis, met een overstap in Roosendaal zit ik om half zeven aan de pizza op de bank. Nagenietende van een niet zo vogelrijke maar toch prachtige dag die vele onvergetelijke indrukken nalaat van het mooie Zeeuwse landschap!