maandag 21 oktober 2019

Hazelaar; Bomen en struiken in Tilburg-Noord



Vrouwelijke bloemen van de hazelaar.



Hazelaar


Ad Kolen
De hazelaar is op meerdere plaatsen aangeplant in parken en plantsoenen in Tilburg-Noord. Het zijn cultivars. Een cultivar is een gekweekte variant door selectie uit een soort. Er zijn vaak vele variëteiten. De hazelaar wordt met de wetenschappelijke naam Corylus avellana aangeduid. De uitzonderlijke cultivar ’Contorta’, met sierlijk gedraaide takken, is veel aangeplant in tuinen. Grote takken van deze krulhazelaar worden als ’paasboom’ versierd. Deze cultivar heeft de benaming Corylus avellana ’Contorta’.
De hazelaar groeit in het wild rondom Tilburg. Het is dus niet uitgesloten dat de wilde vorm in het groen in ons stadsdeel is opgedoken. De hazelaar is een inheemse meerstammige struik of kleine boom. Hij groeit hier al sinds het einde van de laatste ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden. Als de eerste bossen zich ontwikkelen is de hazelaar erbij. Hij is algemeen op de hoge zandgronden, in Zuid-Limburg en in de binnenduinen. Oorspronkelijk niet inheems in zeekleigebieden, laagveengebieden en op de Waddeneilanden. De noten van de hazelaar zijn geliefd bij mensen, eekhoorns, muizen, gaaien, spechten en boomklevers.
 Stuifmeel katjes (mannelijke bloemen) van de hazelaar.
In de winter zijn de knoppen van de hazelaar bruinrood, eivormig met afgeronde top en dakpansgewijs over elkaar liggende schubben. De hazelaar bloeit voor het blad uit komt. Vroeg in het jaar verschijnen de mannelijke bloemen. Lange katjes met stuifmeelbloemen bengelen vanaf januari als gele versiersels aan de twijgen. Deze keer was het erg vroeg, al voor de jaarwisseling. De piepkleine rode stamperbloempjes zijn er dan ook al. De bevruchting vindt plaats door mannelijke bloemen van een andere struik. Door kruisbestuiving worden genen uitgewisseld. De vrouwelijke bloem ontwikkelt zich tot een hazelnoot. De noot is omgeven door een wijd bekervormig omhulsel van getande schutblaadjes.
 

Boomhazelaar
De boomhazelaar (Corylus colurna) heet vanwege zijn herkomst uit Zuidoost-Europa en Klein-Azië ook wel de Turkse hazelaar. De boomhazelaar is een echte boom met een flinke stam en schubbige schors. De stam is zelden gevorkt en de takken zijn dun en afstaand. De weelderig groeiende bladeren hangen licht af. De bladeren van de boomhazelaar zijn iets sterker gelobd en meer glanzend maar lijken toch sterk op die van de hazelaar. De mannelijke en de vrouwelijke bloeiwijzen van beide soorten zijn ook erg gelijkend. De vruchten, de hazelnoten zijn wel wat verschillend. De vruchten van de boomhazelaar zijn iets groter en harder maar ook goed eetbaar. De noten zitten met meerdere bijeen, ieder in een aparte bolster met stijve stekelige uitsteeksels. De noot van de hazelaar is herkenbaar aan het ’platte kontje’.

 


Boomhazelaars in de Jac. van Vollenhovenstraat.

De boomhazelaar is blijkbaar een ideale straatboom, hij is in veel steden aangeplant. Het wordt uiteindelijk een mooie grote boom, met een pyramide vormige kroon, tot een hoogte van 25 meter. Hij is sterk, en weinig gevoelig voor vervuiling en strenge winters. De boomhazelaar verdraagt gesloten wegdek en wortelt diep. Hij kan tegen sterke luchtverontreiniging en groeit op elke grond. In Tilburg-Noord staan bijna 200 boomhazelaars. Op vele plaatsen los tussen andere boomsoorten. In rijen staan ze in verschillende straten zoals in de Jac. Van Vollenhovenstraat, de Borodinstraat, de Leharstraat, de Kapelmeesterlaan, de Tartinistraat en aan het Gounodpad. In de landen waar de boomhazelaar van nature voorkomt wordt het hout voor het maken van meubels gebruikt, het heeft een fraaie nerf.

Wandelstokken en hoepels
De hazelaar draagt niet alleen lekkere vruchten maar  leverde in het verleden ook goed buigzaam hout waarvan wandelstokken, hoepels voor vaten en tekenkool (houtskool) werd gemaakt. De dunne twijgen waren goed voor het maken van vlechtwerken.


Reacties naar adkolen@kpnmail.nl
Noten en bolsters van de boomhazelaar.

vrijdag 18 oktober 2019

Gewone vlier; Bomen en struiken en Tilburg Noord




Bloesem gewone vlier.

 
Gewone vlier
 
  
Ad Kolen

  
Een reeks artikelen over de verschillende soorten bomen en struiken die groeien in Tilburg-Noord.


 De bomen langs straten en lanen in het stadsdeel Tilburg-Noord zijn allemaal aangeplant. In de verschillende parken en plantsoenen verschijnen soms zaailingen van bijvoorbeeld berk en populier. Ook enkele soorten struiken zoals lijsterbes, vuilboom, krentenboom en vlier komen spontaan op. De zaden van deze bes dragende struiken worden verspreidt door vogels. Na het eten van de bessen poepen ze de zaden weer uit. Meestal op een andere plek. De vandaag beschreven gewone vlier is veelvuldig aangeplant in Tilburg-Noord. Daarnaast is hij op veel plekken zonder hulp gaan groeien.

 
 De straatbeplanting in Tilburg-Noord bestaat zover ik weet alleen uit loofbomen. Waaronder veel inheemse soorten. Het aandeel van bomen uit andere streken is ook groot. Van de naaldbomen zijn taxus en jeneverbes alleen van herkomst Nederlandse bomen. Talrijk en vaak uitheems zijn echter de naaldbomen die in parken en in particuliere tuinen zijn te zien. Soms zijn ze soortenrijk en bijzonder zoals in het Brucknerpark bij het Wagnerplein. Door bouwplannen wordt dit unieke stuk groen helaas bedreigd! Een aantal specifieke bosvogels als zwarte mees, kuifmees en goudhaan laten zich er regelmatig zien.


 
Loofbomen verliezen in de winter hun blad. De meeste naaldbomen blijven het gehele jaar groen, alleen lariks en moerascipres laten hun naalden jaarlijks vallen. De overige naaldbomen houden hun naalden drie tot zes jaar vast. Ze verliezen wel jaarlijks een deel ervan en krijgen er ook jaarlijks weer nieuwe naalden bij.



Bomen hebben gewoonlijk één hoofdstengel, de stam. Ruim boven de grond vertakt de stam en vormt een kroon van takken. Bij een natuurlijke groeiwijze is de stam soms niet veel langer dan één tot twee meters. In straten en langs wegen zijn bomen altijd gesnoeid. Het aantallen takken wordt vanaf onder beperkt. Beschadigingen aan allerlei vervoersmiddelen wordt daarmee voorkomen. Struiken vertakken zich vanaf de grond of laag, op minder dan een meter hoogte. In bebouwde omgevingen zijn de vertakkingen van struiken meestal erg talrijk. Door te snoeien nemen de vertakkingen toe.

 

 Judasoren op gewone vlier.

De wetenschappelijke naam van de gewone vlier is Sambucus nigra. De vlier heette in oud-Grieks Sambucus wat later naar het Latijns is omgezet. Nigra is zwart, zoals de bessen. De Nederlandse  naam vlier zou een verbastering zijn van ’vedel’ een muziekinstrument dat werd vervaardigd van vliertwijgen. De  gewone vlier is inheems in Nederland en komt in bijna geheel Europa voor. Maar ook daar buiten in Klein-Azie, West-Siberie, Noord-Afrika en Noord-Amerika groeit hij. Aan de groeiplaats stel de gewone vlier niet veel eisen. In voedsel- en stikstofrijke omgeving groeit hij zowel op klei- en zandgronden als op kalkgronden. De gewone vlier is veelzijdig. Vaak is het een bosvormige struik die ook kan uitgroeien tot een kleine boom van wel 10 meter hoogte. De takken groeien recht opstaand of overhangend in bogen. In het begin zijn de takken groen om later licht bruin te worden met veel kurkachtige lijsten. De twijgen zijn gevuld met witte merg.

 
 




















Judasoren op gewone vlier.


De gewone vlier bloeit in de vroege zomer. Dan is de struik goed herkenbaar aan de vele roomwitte bloempjes in platte schermen. Onder de naam ’’Gebackene Holunderblüten’ van oma halen Oostenrijkers bij gefrituurde vlierbloesem jeugdherinneringen op. Door een luchtig beslag van boter, bloem, eieren en bruisend miniraalwater gehaald is het een heerlijke lekkernij. Vooral als het in geklaarde roomboter wordt gebakken en bestrooid met fijne poedersuiker. Van de trossen zwarte bessen, die vanaf eind augustus verschijnen zijn ook allerlei lekkernijen te bereiden.

 
Reacties en vragen via de redactie of e-mail: adkolen@kpnmail.nl

 
 


 Onrijpe bessen van de gewone vlier.
 
 
 

woensdag 3 juli 2019

2019 Een goed jaar voor oeverzwaluwen in de Dongevallei


 






Ad Kolen


Op 23 maart 2019 zijn door een aantal vrijwilligers de gaten van de kunstmatige oeverzwaluwwand aan de plas bij de Reuverlaan in de Dongevallei met vers zand gevuld. Op 1 april 2019 is de eerste in het gebied teruggekeerde oeverzwaluw geregistreerd. Oeverzwaluwen keren vaak eerder terug dan opgemerkt wordt. Een camera die reageert op bewegingen, bevestigd aan de wand, is een goed hulpmiddel om de exacte datum vast te leggen.


Op 11 april 2019 zijn tijdens de inventarisatieronde geen oeverzwaluwen gezien. Mogelijk zijn ze doorgevlogen of zijn ze elders op zoek naar voedsel. Onder minder gunstige omstandigheden, vaak bij lage temperaturen, zoeken oeverzwaluwen op flinke afstand van de broedkolonie naar insecten. Regelmatig is in het verleden vastgesteld dat oeverzwaluwen periodes van langer dan een kwartier van de broedkolonie weg zijn. Wel worden op 11 april sporen van hun aanwezigheid aangetroffen. Op diverse plaatsen aan de wand, op het stevig aangedrukte zand in de gaten, zijn krabsporen van de poten van oeverzwaluwen te zien. Op enkele plaatsen zijn al nestgangen gegraven, maar nog niet erg diep - niet meer dan 10 cm.


Op 22 april 2019 wordt duidelijk dat zich een broedkolonie oeverzwaluwen heeft gevestigd in de oeverzwaluwwand in de Dongevallei. In 68 gaten zijn graafsporen te zien, 19 gaten zijn diep genoeg om erin te nestelen. De bedrijvigheid rondom de wand is te groot om al enig zicht te krijgen op het aantal broedparen. Het zijn er veel, dat is duidelijk!







 

Op 11 mei is het koud (9°C) en winderig. De oeverzwaluwen laten zich nauwelijks zien. Wel is het aantal nestgangen dat diep genoeg is om te nestelen, gestegen tot 67. Daarnaast dient er tweemaal een in- of uitvliegende oeverzwaluw per nestgang geregistreerd te worden om een territorium vast te kunnen stellen. Tot nu is dat zesmaal het geval.


Op 21 mei is het opnieuw vrij rustig als gevolg van de temperatuur die om 11.45 uur pas tot 11°C is gestegen. Het aantal bewerkte nestgangen is niet toegenomen. Wel wordt er op twee plaatsen vooraan in de nestgang een ei aangetroffen. In totaal worden vandaag 19 nestgangen aangevlogen. Plotseling is het erg druk voor de oeverzwaluwwand en vliegen enkele tientallen oeverzwaluwen geruime tijd voor de wand op en neer. Een deel ervan klemt zich vast aan de wand of gaat in een opening zitten. Dit gebeuren herhaalt zich tweemaal. Het doel of de oorzaak van daarvan is op dat moment niet duidelijk. Bezoek van een groep vogels die niet tot de broedkolonie behoren, zou een oorzaak kunnen zijn. Uitgevlogen jonge vogels die terugkeren om gevoerd te worden: daar is het nog wel nog erg vroeg voor!
 
 







Op 27 mei, onder betere weersomstandigheden, kan er pas goed geteld worden. Hoewel het aantal vliegbewegingen nog beperkt is, houden ze wel langer aan. Uiteindelijk komt het aantal bebroede nesten op deze dag op 47 uit.


Op 10 juni worden in twee nestopeningen jonge oeverzwaluwen gezien. Van ten minste vier nesten zijn de jongen al uitgevlogen. Ook gaan er jonge vogels in nestopeningen zitten om door de ouders gevoerd te worden. Dat gebeurt als opnieuw vele tientallen oeverzwaluwen tegen de wand ’plakken’. Deze telling is goed voor het bevestigen van alle eerder geconstateerde broedsels en het vaststellen van het totaal aantal op 65. Dit aantal bezette nesten, het aantal vastgestelde territoria, is een goed resultaat – meer dan de helft van het aantal mogelijke broedplaatsen is bezet - en evenaart bijna de uitkomst van 2014 met 66 territoria.


  

 

Vastgestelde territoria oeverzwaluwen - Dongevallei Reeshof Tilburg

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

8

6

3

13

6

4

0

10

0

0

66

60

41

0

33

65
  
 


Reacties naar adkolen@kpnmail.nl

 
  

zondag 30 juni 2019

Pelikanen boven Mila 23







Een overzichtskaart van de Donaudelta.


 

Een verslag van vijf dagen vogelen in de Donaudelta

 

 


Ad Kolen



Een eerder bezoek aan de Donaudelta in 2015 viel letterlijk in het water. Een tweedaagse tocht door dit uitgestrekte waterrijke gebied met rivierarmen, moerassen, kanalen, enorme rietvlakten en grote eilanden verregende toen totaal. Ondanks de slechte weersomstandigheden was het arsenaal aan vogels hoog in aantal en soorten. Een geweldige ervaring die ik graag onder betere omstandigheden wilde overdoen. Vandaar de boeking van deze reis bij Agro Natura, een kleine reisorganisatie die haar reizen minder milieubelastend probeert te organiseren. Samen met reisgenoot Stan Godschalk en zes andere landgenoten sluiten we op maandag 29 april 2019 in Boekarest aan bij een internationaal gezelschap, bestaande uit Duitsers, Fransen, Polen, een Belg en ook enkele dagen drie Roemenen. Een leuk gevarieerd gezelschap waarmee we gezamenlijk eten en in de dezelfde hotels en pensions overnachten. 



 



                                       Roze pelikanen.


We overnachten eerst in een hotel in Tulcea, een stad in de zuidoosthoek van de Donaudelta met ruim 100.000 inwoners. De volgende dag, dinsdag 30 april 2019, schepen we in voor de eigenlijke reis. Twee kajuitboten van circa 15 meter worden ingezet om ons door het gebied te loodsen. De Nederlanders met de Roemeense vogelgids Crsitian en een aparte schipper op de ene boot. De andere boot wordt bestuurd en begeleid door de Roemeense reisleider Mihai Baciu, een joviale druktemaker met een enorme kennis van de Donaudelta en de vogels. De begeleiders spreken vloeiend Engels, Frans en ook Duits. Slapen doen we in pensions in kleine dorpen de Delta.


Al kort na het vertrek ervaren we de enorme vogelrijkdom van het gebied. Varend door een smal kanaal met steile oevers en overhangende begroeiingen vliegen de ijsvogels ons als het ware om de oren. In minder dan een half uur zien we tientallen van deze kleurige vogels voor of langs de boot wegvliegen. Ik schat het aantal op ruim 25, anderen komen nog hoger uit. Soms blijven ze naast de boot zitten: een feest voor de vele fotografen in het gezelschap.


Twee aardige Roemeense dames (echtgenote van de reisleider en haar vriendin) verzorgen aan boord van het ’moederschip’ dagelijks een geweldige warme lunch, die kwalitatief vaak boven de maaltijden in de pensions uitsteekt. Terwijl we geruime tijd stilliggen aan de rand van een groot meer, maken we met een kleine boot uitstapjes naar een aalscholverkolonie. We varen onder tientallen aalscholvernesten met al flinke jongen door. Ook zien we nesten van blauwe reigers en die van een kwak.


Om half zeven in de avond wordt circa 50 km verderop langs het Sulinakanaal in het dorpje Crisan afgemeerd. Uit het rietveld achter het pension klinkt de zang van de sprinkhaanzanger en in de schemering laten boomkikkers en roodbuikvuurpadden zich massaal horen. Na een voor mij redelijke nachtrust verken ik - en met mij meerdere reisgenoten - al vroeg in de ochtend de omgeving. Aan deze kant van het kanaal is dat niet meer dan een lange zandweg tussen het kanaal en de erachter gelegen rietvlakte. Het kanaal is een al in 1859 gekanaliseerde Sulina- arm.


Woensdag 1 mei varen we vroeg weg. Een langzame tocht door rustige kanalen en langs grote en kleinere meren, met veel ruimte om de aanwezige vogelsoorten te bekijken. Het tweepersoonszitje op de punt van de boot is de meest ideale plek daarvoor. Hoger staande op het voor- of achterdek is er goed zicht op de uitgestrekte rietvelden. Daaruit klinkt soms het bescheiden karre-karrekiet van de kleine karekiet maar veel vaker de harde welluidende versie van de grote karekiet. Die laat zich diverse malen goed zien, tot vreugde van de fotografen. Een aantal vogelsoorten zijn zeer algemeen in de Donaudelta.


Naast de ijsvogel die we nagenoeg overal horen en zien, verschijnen ook vaak aalscholver, ralreiger, koekoek, kleine zilverreiger, dwergaalscholver, roodhalsfuut, witwangstern, bosruiter, zwarte ibis en grijskopspecht. Het doel van de tocht vandaag is Letea, een groot eiland noordelijk van Crisan tegen de grens met Oekraïne. Het Leteaforrest is al zo’n 100 jaar oud en bestaat uit naaldbomen, eiken, elzen en abeelen. Het meest verrassende is het aangrenzende half begroeide stuifzandgebied. Gelijkenis met de Loonse en Drunense Duinen is gauw bedacht. Het is een onverwachte ervaring om dit type landschap hier aan te treffen. Speciaal is ook de vorkstaartplevier, voor velen een nieuwe soort. Hij laat zich goed bekijken. Later aan boord wordt de nationale drank Pálinka (sterke vruchtenbrandewijn) geschonken om dit te vRoze pelikanen.


Op donderdag 2 mei is iedereen al voor het ontbijt actief: 2 roepende grijskopspechten en een op het pad voor het pension foeragerende zwartkopgors zie je niet iedere dag! Langzaam varende zien we later aan de zanderige oevers van een kanaal o.a. kemphaan, zwarte ruiter, tureluur, grutto en oeverloper. Het doel is vandaag het eiland ten zuiden van Crisan. Het eiland is met bomen beplant. Zover komen we echter niet. We stappen uit bij een oud en vervallen fabriekscomplex. De bijbehorende ondiepe plassen zijn het werkelijk doel. Ze zijn rijk aan vogels zoals kluut, steltkluut, kleine strandloper, oeverloper, bosruiter, grutto, zwarte ruiter, tureluur en groenpootruiter. Een mannetje roodpootvalk komt even bij op een bovengrondse leiding met een prooi in een klauw. Verder varende stapelen de mooie waarnemingen zich op. Zeearenden worden hier dagelijks gezien en vandaag zwermen er flinke aantallen huis- en oeverzwaluwen rondom een volwassen exemplaar. Op een groot meer zien we naast de eerder aangetroffen witwangstern ook witvleugel- en zwarte stern. Een verrassing is de ontdekking van een op het water dobberende reuzenzwartkopmeeuw. Een enorme vogel die maar iets kleiner is dan de grote mantelmeeuw.


    
 

                                                       
                        De reuzenzwartkopmeeuw.

 

De komende twee nachten slapen we in het dorp met de merkwaardige naam Mila 23. Het geeft de afstand aan - 23 mijl - vanaf dit punt van het Sulinakanaal naar de monding van de rivier. Al vele malen eerder deze week, maar ook nu vanuit het dorp, zien we zwermen pelikanen in de lucht. Vandaag, vrijdag 3 mei 2019, gaan we op zoek naar de roze pelikaan. Ruim 5 kilometer oostelijk van Mila, in het Lacul Radacinos, broedt een kolonie roze pelikanen. Dit broedgebied is afgesloten. Foerageren doen ze in de omgeving, zoals het aangrenzende Lacul Trei lezerne. Met een kleine boot kunnen we ze langzaam varende tot op korte afstand naderen en goed bekijken. Een deel van de honderden vogels vliegt uiteindelijk op, maar flinke aantallen komen weer tot rust en gaan door met foerageren. Op het meer bevinden zich naast de pelikanen ook grote hoeveelheden aalscholvers. Ook deze zijn op jacht naar vis. In Nederland heb ik vaker waargenomen dat aalscholvers in groepen op vis jagen. Op het Markermeer onder andere zag ik ze in linie achter vissen aangaan. Andere vogels, zoals meeuwen, pikten de ontsnappende vissen achter de linie op. Hier zien we de pelikanen profiteren van de vismethode van de aalscholvers. Soms ontstaan er conflicten tussen de pelikanen, als er een vis voor de bek van een andere pelikaan wordt weggekaapt. Het is een geweldige ervaring deze reusachtige vogels van dichtbij te kunnen bewonderen. De roze pelikaan is voornamelijk wit met een roze gloed. De Engels benaming is ‘white pelican’. In dit gezelschap zijn de vogels vaak in het Engels benoemd, een leerzame bijkomstigheid. De ‘Dalmatian pelican’ is de benaming voor de kroeskoppelikaan, een opvallende naam die echt wel blijft hangen. Die zagen we ook enkele malen in kleine aantallen. Op hetzelfde meer treffen we opnieuw de reuzenzwartkopmeeuw, nu in de - volgens de gidsen - ongekende hoeveelheid van tientallen exemplaren.


Op zaterdag 4 mei varen we terug naar Tulcea en doen we nog veel leuke waarnemingen onderweg, waaronder een nest met jonge zeearenden en tot tweemaal toe, op ver uiteen liggende locaties, een zwarte specht. De nog niet genoemde bonte kraai is een van de meest voorkomende vogels in de Delta en ook de ringmus is er vaak te zien. Niet te vergeten, de enige waargenomen kiekendief - de bruine - is met vele tientallen paren een vaste broedvogel in de Donaudelta.


De laatste hele dag in Roemenië is er een excursie per bus naar het Macingebergte en bezoeken we de Zwarte Zee. Een lange dag in een krappe bus maar wel met leuke waarnemingen. In een kloof in het gebergte zijn 3 scharrelaars en 4 verschillende soorten tapuiten een prachtige aanvulling. Een vervallen fabrieksterrein met opnieuw ondiepe plassen is goed voor meerdere niet alledaagse vogelsoorten zoals krombekstrandloper, kluut, steltkluut en een paar roodpootvalken bij een nest. De Zwarte Zee, met witte schuimkoppen en schelpstranden omzoomd met de witte bloemen van de zeekool, vormt een prachtig afsluitend plaatje van deze mooie vogelreis.





                                             Aan de Zwarte zee.

 



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



maandag 10 juni 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Rietgors








Ad Kolen



Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien. 
 



 

Rietgors - Emberiza schoeniclus



De baardstrepen – wit bij de rietgorsman en beige bij de vrouw - zijn typerend voor gorzen. Baardstrepen zijn smal en lopen van de snavel schuin naar beneden. De rug van de rietgors heeft zwarte en bruine strepen in de lengte. De onderzijde is wit met op de borst donkere vlekken. De buitenste veren van de vrij lange staart zijn wit. Het mannetje heeft in het broedkleed een zwarte kop en een witte halsband. Het lichaam van de rietgors is langgerekt met een totale lengte van 15 cm. Het is een broedvogel van waterrijke gebieden met riet, struiken en ruigtes. Buiten het broedseizoen is hij ook op onverwachte plekken te vinden, zoals op stoppelvelden en op de heide.


Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is de populatie rietgorzen duidelijk toegenomen en stabiliseert de laatste tien jaar. Volgens de Vogelatlas, waarvoor de gegevens van 2013 tot 2015 verzameld werden, bestaat het broedvogelbestand uit 60.000-110.000 paren. In de winter zijn er 20.000-40.000 rietgorzen in Nederland. (bron: sovon.nl)





 Figuur 1.



Het ontstaan en weer grotendeels verdwijnen van rietkragen heeft het doen en laten van de rietgors bepaald in het Noorderbos. De rietkragen zijn nooit groot van omvang geweest. Lokaal in de Zandley worden het riet en andere begroeiingen tweemaal per jaar verwijderd door het waterschap. In zes van vijftien teljaren is de rietgors in beperkte aantallen waargenomen, in totaal 33. Het betrof meestal maar enkele exemplaren. In 2004 zijn uitzonderlijk in totaal 22 rietgorzen waargenomen, voornamelijk verdeeld over de eerste helft van het jaar, met hooguit 5 per telling. In dat jaar is een territorium vastgesteld, evenals in de daaropvolgende jaren 2005 en 2006.

 

Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl