vrijdag 30 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 -2017 Pijlstaart











  

Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) 
 

 


Pijlstaart - Anas acuta


Slank en sierlijk
De pijlstaart is even groot als de wilde eend, maar veel slanker en vooral sierlijker. Beide geslachten hebben een lange puntige staart. Het vrouwtje heeft een bruin verenkleed met fijne donkere patronen. Het grijze lijf van het mannetje is aan de bovenzijde bedekt met kleurrijke sierveren. Een witte pijl wijst via de witte hals naar de donkerbruine kop.


De Pijlstaart is met slechts enkele tientallen paren een broedvogel in Nederland. Verder is hij voornamelijk een overwinteraar die bij toenemende winterse omstandigheden doortrekt richting het zuiden. Hij meest voornamelijk in de kuststreek, maar trekt gedurende de winter verder het binnenland in, voornamelijk naar de rivieren. Met een maximum van bijna 30.000 stuks in de laatste vijf jaar neemt het aantal pijlstaarten toe sinds de laatste twee decennia van de vorige eeuw (bron: Sovon.nl).

Pijlstaarten zijn gedurende de gehele telperiode tweemaal in het Noorderbos gezien. Een paartje onder winterse omstandigheden op 3 februari 2006 en één mannetje op 14 februari 2004.


Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl


donderdag 29 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Soepeend






















Een vrouwelijke soepeend met jongen.


 


Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 



 Soepeend - Anas platyrhynchos forma domestica



Verschillende tamme vormen
De soepeend is ontwikkeld uit in de natuur terecht gekomen gedomesticeerde wilde eenden. De wilde eend is in het verleden lang gebruikt als huisdier. Gedomesticeerde wilde eenden zijn eeuwenlang een voedselbron, zowel het vlees als ook de eieren. Ze werden gekweekt, gegeten en verhandeld op boerderijen in vooral waterrijke gebieden. Gefokte witte vormen leverden dons en veren (boereneend). Mengvormen van deze eenden lokten wilde eendensoorten in de vele honderden eendenkooien die ons land eeuwenlang rijk was. Daarnaast zijn talrijke tamme rassen gekweekt waarvan soms de herkomst nog maar nauwelijks te zien is.



Van tam naar verwilderd
Zijn afstamming van de wilde eend maakt het mogelijk dat de soepeend zich voortplant met wilde soortgenoten. Ook vermenging met andere soorten eenden komt voor. Naast de soms afwijkende vorm is de soepeend te onderscheiden van de wilde eend door het afwijkende verenkleed. Vaak heeft hij witte veren op het lijf. Ook andere kleurafwijkingen en minder opvallende verschillen met de wilde eend komen voor. De regel is dat alle opvallende verschillen met een wilde eend hem tot een soepeend maken. Als van tenminste één eend van een paar het verenkleed afwijkt, is het een paar soepeenden. Pullen van wilde eenden zijn allemaal exact gelijk getekend. Van een nest jonge soepeenden is een deel licht en een deel donker. Soepeenden zijn standvogels en verplaatsen zich alleen bij strenge vorst, en dan over beperkte afstanden. Vanaf 1998-2000 is het broedgedrag van soepeenden voor het eerst geregistreerd. Een schatting uit die tijd komt op 60.000 broedparen uit. De laatste 10 jaar neemt het aantal broedparen licht af met 5% per jaar (bron: Sovon.nl).

 

 














Figuur 1.
 
Weinig broedsels
Soepeenden en wilde eenden vertonen overeenkomstig gedrag en trekken samen op. Ze verblijven in elkaars gezelschap, vormen paren en krijgen nakomelingen. Het gedrag is gelijk, alleen het uiterlijk van soepeenden wijkt af van wilde eenden. In totaal zijn 1.009 soepeenden geteld over de gehele telperiode in het Noorderbos. Zie het overzicht in de grafiek, figuur 1. Dat is gelijk aan ruim 5 % van het totaal aantal aangetroffen wilde eenden. Per jaar, per keer zelfs, verschilt het percentage nogal. Zoals bij wilde eenden wisselt ook het aantal soepeenden sterk per telling. Het aantal broedende soepeenden is laag zoals ook bij de wilde eenden is vastgesteld. Slechts in 2008 en 2015 is er sprake van één broedgeval van de soepeend.

   

Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl
 
 
 
 

dinsdag 27 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Wilde eend



 
 




 

 
Ad Kolen



Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 




Wilde eend - Anas platyrhynchos



Bekendste eend
De wilde eend is de bekendste en de meest voorkomende eendensoort van ons land. Het is een grote zware eend met een brede snavel en een lang lijf. In en om bewoonde gebieden tref je ze overal aan op vijvers, kanalen en plassen. In stedelijk gebieden zijn wilde eenden vaak erg tam. Ze vliegen niet zomaar op, omdat ze gewend zijn aan mensen. In buitengebieden, waar vaak gejaagd wordt, zijn ze erg schrikkerig en vliegen al snel op als je in de buurt komt. In het Noorderbos, op de plas en zeker ook op de Zandley, zijn wilde eenden erg alert. Bij de wilde eend zijn het mannetje en het vrouwtje goed van elkaar te onderscheiden. Het vrouwtje heeft een overwegend lichtbruin verenkleed. Op elke dekveer bevindt zich een donkere tekening in de vorm van een halve afgeplatte cirkel. Het gevlekte patroon dat hier door ontstaat, biedt bescherming tijdens het broeden. Tussen de begroeiing op haar eieren zittende, valt het vrouwtje zo niet op. Het mannetje valt veel meer op met zijn groengele snavel, glanzend groene kop en de witte ring op de hals. De poten van beide geslachten zijn oranje en hebben zwemvliezen. Ze hebben beide een diepblauwe spiegel die onder een bepaalde lichtinval paars wordt. Een spiegel is een anders gekleurde vlek op de vleugel, tegen het lichaam. Het zijn de armpennen (kleine slagpennen) die onder de vleugeldekveren uitkomen. Bij de wilde eend is de spiegel afgewerkt met een witte en een zwarte lijn, zowel eronder als erboven.


Eclipskleed
Eenden vernieuwen hun veren in de nazomer. Ze verliezen ineens al hun slagpennen en kunnen dan enkele weken niet vliegen. Wilde eenden, maar ook andere eendensoorten, ruien echter eerst naar een eenvoudiger verenkleed: het eclipskleed. Het eclipskleed doet de mannelijke wilde eend erg op het vrouwtje lijken. Hij valt dan minder op, kwetsbaar als hij is omdat hij niet kan vliegen, en is zo een stuk veiliger. De lichtere snavel van het mannetje blijft. Hij is daardoor nog goed herkenbaar als een mannetje.

 
Landelijk minder wintergasten
Wilde eenden zijn in onze omgeving voornamelijk standvogels. Een deel trekt soms weg in zuidelijke richting. Wilde eenden uit Oost-Europa, Rusland, Scandinavië en IJsland komen in het westen van Europa de winter doorbrengen. Jarenlang was de landelijke broedpopulatie van wilde eenden stabiel. Rond 1990 zien we een ommekeer; de reden is niet duidelijk. Ook buiten het broedseizoen nemen de aantallen af sinds ongeveer 2000. Afname van de Nederlandse broedpopulatie en verschuivingen van de winterverspreiding in Europa worden als oorzaken gezien. De toename van zachte winters maakt het voor Noord-Europese broedvogels minder noodzakelijk om in Nederland te overwinteren. De landelijk aantallen vallen het hoogst uit in de wintermaanden. Op alle open wateren, zowel binnen als buiten stedelijk gebied, zijn wilde eenden dan talrijk. Winterse periodes met vorst en sneeuw brengen geen verplaatsingen over grote afstanden teweeg. Wel trekken ze naar open water en naar voederplaatsen. (bron: sovon.nl)


Economische recessie
Ook in het Noorderbos is een afname van wilde eenden vastgesteld. Zie figuur 1. Het totaalbeeld laat een afname zien, maar een duidelijke dalende lijn is er niet. Pieken en dalen volgen elkaar op met een opleving aan het einde van de telperiode. Verstoring door de zandstortingen vanaf 2008 is van invloed op de aantalsontwikkeling van deze vogelsoort. Een sterke daling in periode dat de zandstortingen begonnen, is duidelijk te zien. De stijging daarna valt voor een deel samen met de economische recessie. Veel bouwprojecten lagen stil en er werd nauwelijks zand aangevoerd. De toegenomen rust deed de aantallen stijgen. Met het hervatten van de werkzaamheden namen de aantallen wilde eenden ook weer af. Ondanks het stijgen van de aantallen zandstortingen en het kleiner worden van de plas daardoor nemen de aantallen wilde eenden vanaf 2016 weer toe.


 




 Figuur 1.


Meest waargenomen vogel in het Noorderbos
De wilde eend is de meest waargenomen vogelsoort tijdens 15 jaar vogeltellen in het Noorderbos. Met 18.770 exemplaren staat deze eend op de 1e plaats; dat is 22% van het totaal aantal waargenomen vogels. De Noorderplas heeft blijkbaar een grote aantrekkingskracht op wilde eenden. Gezien de sterk wisselende aantallen is de plas duidelijk een toevluchtsoord voor wilde eenden. Een rustpunt in de omgeving van Tilburg. De aantallen stijgen na het voorjaar en de zomer tot grote hoogte met als hoogtepunt de eerste maanden van het jaar. Zie figuur 2. Vorstperiodes drijven de wilde eenden naar de plas die vaak nog lang open blijft. In en om de wakken vormen zich concentraties van allerlei watervogels.

 
 

Figuur 2 .

Het broeden van wilde eenden in het Noorderbos staat los van de soortgenoten die het gehele jaar op de plas en soms op de Zandley en zijn vertakkingen verblijven. Zelfs in het broedseizoen verblijven er wilde eenden in het gebied die niet tot broeden overgaan. Volgens de BMP-richtlijnen zijn waarnemingen van paren in het broedseizoen binnen bepaalde datumgrenzen geldige waarnemingen voor het vaststellen van een territorium. Gezien de wisselende aantallen wilde eenden kan dat niet juist zijn en daarom pas ik een andere werkwijze toe. Een vrouwtje met juist uitgekomen pullen noteer ik als een territorium. Mogelijk mis ik zo een aantal territoria, maar het is in deze erg dynamische omgeving de meest duidelijke manier om met zekerheid een territorium van een wilde eend vast te stellen. De aantallen vastgestelde territoria van wilde eenden zijn laag in verhouding tot het totale aantal waargenomen exemplaren. Zie figuur 3. De ervaring leert dat deze werkwijze, ook toegepast in andere gebieden, de meest betrouwbare is om het aantal broedende wilde eenden vast te stellen.

 



Figuur 3.

 

Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl


 


donderdag 22 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Wintertaling









Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.)
 



Ad Kolen



Wintertaling - Anas crecca
 


Mooi eendje
De wintertaling is de kleinste Europese eendensoort. In het verleden werd hij door poeliers een halve eend genoemd. Het kleine formaat is in de vlucht goed te herkennen, vooral als hij met andere eendensoorten opvliegt. De wintertaling bezit een aantal typerende kenmerken. De groene met wit omzoomde spiegels zijn bij beide geslachten goed zichtbaar in de vlucht. Het vrouwtje heeft donkere vlekken en strepen op het bruine verenkleed. De grijze bovenkant van het mannetje, met sierveren, wordt door een witte streep afgezoomd van de eveneens grijze flanken. De bruine kop heeft een grote groene oogvlek. Beide geslachten hebben een opvallende lichte vlek in de anaalstreek: wit bij het vrouwtje, roomkleurig bij het mannetje. Zoals bij veel vogelsoorten is het typische geluid een goed determinatiekenmerk. Het krekelachtige ‘kruuk kruuk’ van de wintertaling is vaak al tussen andere soorten eenden te horen voordat je hem ziet.


Sterke schommelingen
De wintertaling is vooral een broedvogel van de hoge zandgronden in ons land. De biotoop bestaat uit vennen, moerassen en andere plassen, de laatste in mindere mate. Buiten de duinen broedt hij ook plaatselijk in graslandgebieden. Sinds de vorige eeuw neemt de soort licht af. De gemiddelde winterpopulatie is tamelijk stabiel. Beide populaties, zowel de broed- als de winterpopulatie, zijn wel van jaar tot jaar sterk aan schommelingen onderhevig, respectievelijk afhankelijk van de stand van de wateren en de strengheid van de winter (bron: Sovon.nl.


Schaarse verschijning
De wintertaling is een schaarse verschijning in het Noorderbos en is vooral gezien in de wintermaanden. De soort is tijdens 6 teljaren aanwezig met 11 exemplaren in totaal. Vaak maar 1 en ten hoogste 3. Eén waarneming valt in de zomer, in augustus. Tijdens de telling op 9 januari 2009 zwemmen 3 vrouwtjes op de Zandley parallel aan de Kalverstraat; de Noorderplas is dan dichtgevroren.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl
 
 
 

dinsdag 20 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Krakeend





Een paar krakeenden.



Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 
 
 

Krakeend - Mareca strepera


Fraaie eend
De krakeend is een bijzonder fraaie eendensoort. Het formaat ligt net iets onder dat van de wilde eend. Het verenkleed is echter totaal anders. De grijze bovenzijde en het zwarte kontje zijn de kenmerken van het mannetje krakeend. Dichterbij tonen de op de vleugels liggende sierveren hoe gracieus de vogel is. De fijne tekeningen op de veertjes van de hals en de flanken maken de krakeend bijzonder mooi. Het vrouwtje lijkt op afstand op het vrouwtje wilde eend. Maar ook bij haar zie je op wat kortere afstand de schoonheid van deze wat slankere eendensoort. Met een wat gelig verenkleed en fijne tekeningen op vele dekveren is ook het vrouwtje bijzonder. Haar snavel is meestal geel, die van het mannetje zwart. Opvallend is bij beide geslachten de witte spiegel in de vleugels, een goed kenmerk om ze te onderscheiden van andere eendensoorten als ze opvliegen.
 

Gestage toename
De krakeend is vooral een broedvogel van Oost-Europa en verder oostelijk daarvan tot in Aziatisch Rusland. In de 19e eeuw broedden er al krakeenden in Nederland. Tot de helft van de 20e eeuw was het hier een schaarse broedvogel, voornamelijk in Friesland. Daarna nam het aantal toe. Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw werd het noordwestelijke deel van Nederland bezet. De huidige situatie is dat zowel de broedpopulatie als de winterpopulatie van krakeenden in Nederland toenemen. De toename van de krakeend is onderdeel van een proces dat grote delen van West-Europa omvat. Aangenomen wordt dat door grootschalige ontginningen de oostelijke gebieden aan belang hebben ingeboet. West-Europa werd door het voedselrijker worden van de wateren interessanter. De vele nieuw aangelegde waterrijke natuurgebieden in Nederland dragen zeker bij aan de toename van de krakeend. Ook op de drogere delen, bijvoorbeeld op de Brabantse zandgronden, zijn krakeenden zichtbaar toegenomen, weet ik uit eigen waarnemingen.






 figuur 1.
 
Afleidingsmanoeuvre
Ook in het Noorderbos neemt het aantal krakeenden gestaag toe. Vanaf 2009 is de soort jaarlijks aanwezig (zie figuur 1), maar zeker niet bij elke telronde. De aantallen zijn tamelijk laag: 301 exemplaren in totaal. Krakeenden zijn schuw en blijken verstoringsgevoelig te zijn. Ik zie dat ook in andere gebieden. De toenemende werkzaamheden op en rond de plas verstoren de soort regelmatig. Met de toename van de aantallen zijn vanaf 2011 in zes teljaren territoria van krakeenden vastgesteld, in 2013 zelfs twee. Hoewel met voldoende waarnemingen (2) binnen datumgrenzen van een paar of een mannetje met broedgedrag zijn er geen zichtbare resultaten van broedsucces. Alleen in het laatst beschreven teljaar (2017) is er een sterke aanwijzing voor de aanwezigheid van jonge vogels. Het vrouwtje acteert alsof ze gewond is. Een bekende manoeuvre, die meerdere soorten eenden toepassen om de aandacht van hun jongen af te leiden.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



zaterdag 17 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Smient








Ad Kolen





Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) 
 




Smient - Mareca penelope 



Fluiteend
De smient is een middelgrote eend, kleiner dan de wilde eend, met een ronde kop en een kleine snavel. Het grijze bovenlijf en de donkerbruine kop met een gele vlek op het voorhoofd zijn typerend voor het mannetje. Beide geslachten hebben een stijl voorhoofd. Het vrouwtje draagt een voornamelijk grijsbruin gevlekt verenkleed met rossig bruine flanken. Vliegend is de smient, van onderen gezien, een vrij lichte verschijning: beide geslachten hebben een witte buik en gedeeltelijk witte ondervleugels. De bovenzijde van de vleugels is bij het mannetje wit en bij het vrouwtje lichtblauw. De smient valt op door het fluitende geluid dat het mannetje maakt; daarom wordt hij ook wel fluiteend genoemd. De naam smient is waarschijnlijk afkomstig van het Hoogduitse schmey, wat verwijst naar het kleine formaat. In de huidige Duitse naam is het fluiten vernoemd: pfeifente. Ook in de Franse benaming komt dat terug: canard siffleur.


Schaarse broedvogel en talrijke overwinteraar
De smient is in Nederland een schaarse broedvogel naast de wat meer voorkomende, niet broedende, overzomeraars. Van november tot in maart verblijven grote aantallen doortrekkende en overwinterende smienten in Nederland. Schattingen lopen op tot meer dan 900.000 exemplaren. Vooral bij strenge winterse omstandigheden in noordelijke streken nemen de aantallen toe. Het aantal smienten in de winter neemt de laatste jaren licht af. Zachte winters doen de smienten meer noordelijk overwinteren (bron: Sovon.nl).


Kort verblijf
De smient is tijdens drie tellingen aangetroffen in het Noorderbos: 33 stuks in totaal. Ze verblijven meestal op de plas tussen de andere, voornamelijk wilde eenden. In de directe omgeving van het telgebied wordt de smient nauwelijks gezien. De waarnemingen in het Noorderbos betreffen tweemaal winterwaarnemingen. Op 8 januari 2012 zijn het er 2. Op 3 februari 2006 rusten 25 smienten op de Noorderplas die nog voor een derde deel ijsvrij is. Winterse periodes drijven watervogels als smienten naar onbevroren wateren. Veel soorten eenden en ganzen slapen en rusten vanwege de veiligheid gewoonlijk op het water. De duur van het verblijf van smienten is hier dus steeds maar kort. In het binnenland foerageren smienten vooral op graslanden. Op 10 oktober 2008 verblijven ook nog 6 smienten in het gebied.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



donderdag 15 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Mandarijneend

 
 



Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.)
 


Ad Kolen


Mandarijneend – Aix galericulata



Meest kleurrijke eend
De mandarijneend is de meest kleurrijke eend die in ons land voorkomt. Het mannetje mandarijneend heeft een prachtig broedkleed met kleurige sierveren. De kop is opvallend gevormd en lijkt op een helm. Een brede lichte wenkbrauwstreep loopt tot een punt uit in de hals. Blauwe, groene en rode vlakken sieren de kop en de hals. De hals is als een grote baard bedekt met fraai gevormde roze veren. De borst is paarsbruin en de vleugels zijn zacht bruin met een witte rand en zwarte zoom. De buik en het kontje zijn wit. De staart is olijfbruin en spits toelopend. Nog meer opvallend zijn de helder oranje vlaggen op de vleugels. Hij zet ze op bij opwinding en tijdens de balts. Het verenkleed van het vrouwtje is weliswaar minder kleurig maar zeker niet minder fraai. Vele groene, bruine en witte details vallen op.
 


Geliefde siervogel
De mandarijneend komt van oorsprong voor in Oost-Siberië, China en Japan. In 1745 is de soort ingevoerd als siervogel in West-Europa. Al in de 19e eeuw is in Engeland een flinke in het wild levende populatie mandarijneenden ontstaan. Ontsnapte mandarijneenden en hun nazaten broeden in Nederland vanaf 1968. Het aantal stijgt van een tiental broedparen rond 1980 naar rond 250 in het jaar 2000 en de toename zet zich door. De soort concentreert zich vooral in het midden van het land, in bosrijke omgevingen. Limburg en Brabant worden ook steeds dichter bezet. Naar het noorden nemen de dichtheden af en ze ontbreken helemaal op de Waddeneilanden. Zeeland is schaars bezet (bron: Sovon.nl).


Toegenomen in de omgeving van Tilburg
In en rondom Tilburg is de mandarijneend de laatste jaren zichtbaar in aantal toegenomen. Aanvankelijk vooral in het najaar maar later ook in het voorjaar. In 2017 is in het Quirijnstokpark in Tilburg-Noord een paar met jongen waargenomen. Ook in dat jaar is in het Noorderbos gedrag van mandarijneenden waargenomen dat leidde tot het vaststellen van een territorium. Resultaten van deze broedpoging zijn niet aangetroffen. Daarnaast is de mandarijneend alleen in het najaar in het Noorderbos gezien: in 2005 (4), in 2006 (1) en in 2008 (2). Het totaal aantal waargenomen mandarijneenden bedraagt gedurende de 15 teljaren 10 stuks.


Reacties naar adkolen@kpnmail.nl




dinsdag 13 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Bergeend








 
Ad Kolen





Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.)
 




Bergeend – Tadorna tadorna

 
Forse bonte eenden
De bergeend is forser dan alle andere eenden, met bijna gansachtige afmetingen. Beide geslachten hebben een gelijk verenkleed, zeer opvallend met wit, bruin en zwart. Het mannetje heeft een flinke knobbel op de rode snavel. De bergeend is een holenbroeder. Hij broedt vaak in oude konijnenholen of in andere holtes en spleten, soms onder oude gebouwen of schuurtjes. Ze broeden steeds meer in het binnenland in allerlei natuurgebieden en zanderige omgevingen. De kuststreek raakt minder in trek door het ontbreken van konijnen(holen) en de opmars van vossen.


Passant
De bergeend is een toevallige gast in het Noorderbos: 17 exemplaren gedurende de hele tellingenreeks. Als doortrekker in de wintermaanden: 2 keer. Op zoek naar een broedplek: in totaal 15 exemplaren, de meeste in mei en ook een keer in maart en in april.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



maandag 12 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Nijlgans






Ad Kolen





Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.

Met dank aan Hetty Bosman voor het corrigeren van de teksten.
  

 




Nijlgans – Alopochen aegyptiaca


Luidruchtige vogel
De nijlgans is ingedeeld in de orde van de eendachtigen (Anseriformes). Daaronder vallen alle zwanen, ganzen en eenden. De nijlgans staat hoog op de poten en lijkt uiterlijk niet echt op een gans, maar ook niet op een eend. De nijlgans heeft geen nauwe verwanten. Hij valt, met enkele andere families, een beetje tussen de eend en de gans in, zoals ook bijvoorbeeld de bergeend (Tadorna tadorna) en de casarca (Tadorna ferruginea). De laatste twee soorten zijn wel verwant aan elkaar; ze zijn van het zelfde geslacht. De nijlgans is, evenals de grote Canadese gans, dominant en luidruchtig aanwezig. Beide vogelsoorten gedragen zich in het broedseizoen agressief tegenover andere vogelsoorten. De nijlgans jaagt ook soortgenoten weg uit zijn territorium. De houding van de nijlgans is opgericht en het verenkleed is meest beige en wat roodachtig bruin. Opvallende kenmerken zijn de zwarte buikvlek en het donkere masker om de ogen. In de vlucht steken de groene spiegel en de grote witte velden sterk af tegen de verder donkere vleugels. De poten en de snavel zijn roze.



Eeuwenlang gekooid
De nijlgans broedt oorspronkelijk in Afrika, bijvoorbeeld in het Nijldal ten zuiden van de Sahara. De oude Egyptenaren, de Romeinen en de Grieken hielden nijlganzen al in gevangenschap. Sinds de 17e eeuw wordt de soort veelvuldig als siervogel in West-Europa gehouden. In Engeland broeden al 150 jaar nijlganzen in het wild. Na ontsnappingen vanaf 1967 heeft zich ook in Nederland, vanuit Zuid-Holland, een vrij vliegende populatie nijlganzen ontwikkeld. Het westen van Nederland en de riviergebieden zijn de kerngebieden. Inmiddels komen ze in heel Nederland voor en broeden nagenoeg overal. De populatie is in 2000 geschat op 4500-5000 broedparen. Daarna zwakt de toename af, mogelijk door afschot en het vol raken van bekende broedgebieden (bron: Sovon.nl).

 


 










 Figuur 1.

 
 
Stijgende lijn
De eerste drie jaren van de tellingenreeks zijn enkele nijlganzen af en toe in het gebied aanwezig, eenmaal zijn het er 8. Daarna stijgen de aantallen: diverse malen zijn er 10 en zelfs eenmaal 20 exemplaren in het gebied aangetroffen, meestal op de plas. Zie figuur 1. De nijlganzen rusten vaak op de zich uitbreidende zandstortwallen. Verder schommelen de aantallen met enkele tientallen. In 2014 is er een dip met slecht 43 nijlganzen in het hele jaar. Daarna nemen de aantallen weer toe om tijdens het laatste teljaar te eindigen met het hoogste totaal: 134 exemplaren. Op de aangrenzende landerijen, enkele akkers maar vooral weilanden, zijn ook steeds nijlganzen aanwezig. Naar gelang de mate van verstoring verblijven ze op de plas of aan de andere kant van de Kalverstraat. Aantallen van buiten het telgebied verblijvende nijlganzen zijn nooit vastgelegd. Met nogal wat schommelingen is toch een stijgende lijn van de aantallen nijlganzen in het Noorderbos vastgesteld.

 
 

 Figuur 2.
 

Zichtbare broedresultaten
De nijlgans broedt al vanaf het broedseizoen 2005 jaarlijks in het Noorderbos (zie figuur 1), in de buurt van de plas. Alleen in het laatste jaar van de tellingenreeks ontbreekt de nijlgans als broedvogel, waarschijnlijk door de toenemende drukte rondom de zandstortingen in de plas. Hoewel paren broedende nijlganzen elkaar niet goed verdragen hebben vier keer 2 paren tegelijk gebroed. Tweemaal is resultaat gezien van beide paren. In twaalf van de vijftien jaren is 1 of 2 keer één territorium vastgesteld. Van tien jaren is vastgesteld dat jonge nijlganzen uit zijn gekomen. Het aantal uitgekomen jongen varieert van 2 tot 10 stuks.






 
 
Reacties naar adkolen@kpnmail.nl
 
 
 

zaterdag 10 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Brandgans









Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.)
 



Ad Kolen
Brandgans - Branta leucopsis



De Brandgans is een ’zwarte gans’ uit de Branta familie, verwant aan de rotgans en de verschillende Canadese ganzen. Ook de roodhalsgans (Branta ruficollis) hoort daarbij. De brandgans is beduidend kleiner dan de grote Canadese gans maar iets groter dan de rotgans.

De overwinterende brandganzen in ons land, met in sommige winters meer dan 800.000 exemplaren, hebben de kolganzen in aantallen achter zich gelaten. Kolganzen zijn niet meer de meest overwinterende ganzen in West-Europa. Vanaf 1988 broeden brandganzen jaarlijks in Nederland. De eerste broedgevallen worden toegewezen aan ontsnapte of losgelaten vogels uit watervogelcollecties. De snelle toename van broedende brandganzen in ons land loopt gelijk op met de spectaculaire toename van de soort in het Oostzeegebied en Rusland (bron: Sovon.nl).

In het Noorderbos is slechts eenmaal één brandgans waargenomen tijdens de allereerste telling in het gebied in 2003. Het was in een periode van strenge vorst.



Reacties naar adkolen@knpmail.nl
 

vrijdag 9 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 -2017 Grote Canadese gans









Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 
 

Ad Kolen



Grote Canadese gans – Branta canadensis


 


Grootste gans
 Zoals de naam aangeeft, is Canada het land van herkomst van de grote Canadese gans. Ook in het noorden van Amerika komt deze soort oorspronkelijk voor. De vogel is zeer groot met een lange hals en in de vlucht een zwaanachtig profiel. De kop en de hals zijn zwart met een witte kin, witte oorstreek en een lichte borst. De poten en de snavel zijn helemaal zwart. Het geluid dat hij maakt, luidruchtig trompetteren, is van grote afstand hoorbaar. De grote Canadese gans is een erg sociale vogelsoort die leeft in familiegroepen en vaak samen broedt. Een broedend paar wordt gewoonlijk vergezeld door meerdere ongepaarde soortgenoten. Bij verstoring bemoeien zij zich luidkeels met het incident. Het is de grootste in Europa voorkomende gans, groter dan de grauwe gans.


Introducé
Dat de grote Canadese gans momenteel ook in Europa broedt, is het gevolg van een aantal zeer geslaagde introducties. In de 17e eeuw zijn er Canadese ganzen ingevoerd in Groot-Brittannië. Die enkele exemplaren staan aan de basis van de huidige vrij vliegende Britse populatie van een veelvoud van 10.000 exemplaren. In Midden-Zweden zijn vanaf 1929 Canadese ganzen uitgezet die zich al even succesvol voortplanten. Dit gebeurde ook in Noorwegen (1936), in Finland (1936) en in Finland (1971). In strenge winters bereiken enkele exemplaren uit Groot-Brittannië en groepen uit Scandinavië ons land. Vanaf 1974 worden ook in Nederland broedgevallen vastgesteld. Het gaat hierbij om nazaten van ontsnapte exemplaren. De Nederlandse populatie stijgt daarna snel, ook nu nog. De broedpopulatie is in 2012 geschat op 5200 -10.400 broedparen. De winterpopulatie (2009-2014) is 36000-46000 (bron: Sovon.nl).










Figuur 1.

Steeds van de partij
Al vanaf het begin van de vogeltellingen in het Noorderbos is de grote Canadese gans van de partij. Zie figuur 1. Aanvankelijk zijn de aantallen erg laag. Tot 2010 komt het totaal aantal per jaar niet boven de 22 exemplaren. Per telronde gaat het om minder dan 10, met uitzondering van 15 in november 2007.


Weinig jongen
De soort wordt alleen op de plas aangetroffen. In de overige delen van het telgebied zijn ze alleen overvliegend waargenomen. In 2010 zijn de verzamelde gegevens voldoende voor het vaststellen van een territorium, zonder broedresultaat echter. Ook in 2014 zijn geen jongen gezien in het vastgestelde territorium. In 2016 brengt een paar grote Canadese ganzen 3 jongen groot. In het voorjaar van 2017 wordt hetzelfde aantal geteld. De aantallen jonge ganzen zijn tot nu toe erg laag in het Noorderbos. In de Dongevallei in de Reeshof in Tilburg komen broedsels van 10 eieren uit, soms zelfs meer. 

 














Met de landelijke explosieve groei van de grote Canadese gans neemt ook het aantal in het Noorderbos toe vanaf 2011. In november van dat jaar wordt een groep van 92 stuks gezien. De totaal aantallen per jaar stijgen, maar de afzonderlijke waarnemingen blijven sterk in aantal uiteen lopen. Van minder dan 10 tot 206 in 2015. In 2016 schommelt het aantal tussen 5 en 164 stuks. De wisselende aantallen zijn het gevolg van de talrijke verstoringen om de plas en de aanhoudende zandstortingen. Niet alle Canadese ganzen zijn gewend aan mensen, vele zijn schuw en vliegen bij benadering direct op. Met veel lawaai overigens!


Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


donderdag 8 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Soepgans















Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 
 

Ad Kolen



 Soepgans - Anser anser forma domestica



Vaak brood afhankelijk
Ganzen met een gedeeltelijk wit of bont verenkleed worden soepganzen genoemd. Vaak is de herkomst te herleiden naar de voorvader van de Europese tamme gans: de grauwe gans. De gedomesticeerde grauwe gans bewees eeuwenlang zijn dienst als donsleverancier (de witte variant) en vleesproducent (de grauw gevederde) en fungeerde tevens als ’waakgans’. Ganzen zijn erg alert! Na het in onbruik raken van deze ’huisdieren’ gaan ontsnapte of losgelaten exemplaren hun eigen gang. De huidige populatie soepganzen is een mengeling van de boerengans en de grauwe gans, gehybridiseerd met de Chinese knobbelgans en andere inheemse en uitheemse ganzensoorten. Soepganzen leven in waterrijke omgevingen vaak nabij boerderijen, steden en dorpen. In de omgeving van vaste voederplaatsen, waar vaak enorme hoeveelheden brood worden aangeboden, broeden ze ook vaak.


Afname door bestrijding
Soepganzen planten zich tegenwoordig in vrijheid voort en voltooien hun levenscyclus. Ze maken volwaardig deel uit van het ecosysteem. In het veldornithologisch onderzoek werd tot voor kort weinig aandacht besteed aan deze vogels. Over de verspreiding van de broedende soepganzen is dan ook niet veel bekend. In de periode 1998-2000 is deze voor het eerst in kaart gebracht. De eerste schattingen komen uit op 3000-4000 broedparen en 4000-6000 niet broedende vogels. Aanvankelijke toenames worden door bestrijdingsacties in de kiem gesmoord. In strenge winters treden amper verplaatsingen op van soepganzen. De verspreiding van deze standvogels komt in de winter grotendeels overeen met die in de broedtijd (bron: Sovon.nl).


Figuur 1. 

Geen broedvogels in het Noorderbos
In twee uiteen liggende periodes is de soepgans permanent gevestigd op en rond de Noorderplas. Zie figuur 1. Het gaat hier om door mensen achtergelaten vogels. Ze zijn zover gedegenereerd dat er van zelfstandig verplaatsen geen sprake kan zijn: ze kunnen niet of nauwelijks vliegen. Vanaf half oktober 2012 tot het einde van de telperiode verblijft er een witte gans op en bij de Noorderplas. Die is tijdens nagenoeg alle tellingen aanwezig. De gans benadert mensen bij de plas, wat er op wijst dat hij (soms) wordt gevoerd. De gehele periode is geen broedpoging van soepganzen vastgesteld. Eenmalig (06-11-2016) is een afwijkende gans, een hybride Indische Gans (Anser indicus) x brandgans (Branta leucopsis) waargenomen en genoteerd als soepgans.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl

 

vrijdag 2 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Grauwe gans








Grauwe ganzen vliegen ook regelmatig over het Noorderbos .




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 
 

 
Ad Kolen
 

Grauwe gans - Anser anser
 


De grootste
De grauwe gans is de grootste van de ’grauwe ganzen’. Deze familie (anser) bestaat verder uit kolgans, dwerggans en de verschillende rietganzen. De grauwe gans is met ten hoogste 90 cm net iets kleiner dan de grote Canadese gans (Branta Canadensis). Het verenkleed van de grauwe gans is grijsbruin met ook nogal wat wit in de onderste delen. De dikke nek vertoont donkere verticale lijnen en groeven in de veren. De forse snavel is oranje en de poten zijn oranje roze. Het gakkende geluid is gelijk aan dat van de tamme gans, waar de grauwe gans de voorvader van is. Naast het formaat en het geluid zijn de lichte voorvleugels een goed determineerkenmerk in de vlucht. Oude grauwe ganzen hebben enkele donkere dwarsstrepen op de borst, zoals kolganzen.



  
Landelijk stormachtige uitbreiding
De grauwe gans is van oudsher een broedvogel van de ’lage landen’. Door het droogleggen van veel geschikte broedgebieden en de jacht is de soort in de eerste helft van de vorige eeuw als broedvogel zo goed als verdwenen uit Nederland. Door uitzetten en aanvulling van wilde vogels broeden grauwe ganzen na 1950 opnieuw in ons land. Volgens de Avifauna van Nederland (1962) is de grauwe gans in die tijd een zeer zeldzame broedvogel. In het noordwesten van Noord-Brabant is het dan een doortrekker en wintergast in grote aantallen. Een tijd van stormachtige uitbreiding volgt. Grote delen van Nederland worden bevolkt met uitzondering van droge en bosrijke streken. Het aantal broedparen neemt toe van hooguit 150 in 1977 tot bijna 9000 in het jaar 2000 en een veelvoud daarvan erna. Na 1975 stijgt ook het aantal grauwe ganzen in de rest van het jaar vanwege de in Noordwest-Europa toenemende broedpopulaties. Met verdere aanvulling uit Noord- en Oost-Europa verblijven er in de winter de laatste jaren meer dan een half miljoen grauwe ganzen in Nederland (bron: Sovon.nl).

 


Figuur 1.

Één territorium
Gedurende de 15 getelde jaren zijn in totaal slechts 84 grauwe ganzen waargenomen in het Noorderbos. In het gebied zijn een zestal percelen met grasland. Daarvan is de afmeting, een ha of iets groter, te klein voor ganzen om zich veilig te voelen om te foerageren. Alle grauwe ganzen worden dan ook op de Noorderplas gezien. Het eerste teljaar is een paar grauwe ganzen gezien tijdens de 2e telling in februari. Verder ontbreekt de soort tot en met 2007. Vanaf 2008, gelijk aan verdere toename van grauwe ganzen in ons land, worden ze jaarlijks aangetroffen. Steeds in lage aantallen. Het hoogste aantal gezamenlijk waargenomen grauwe ganzen is 20 op de laatste telling van 2009. Lichte concentraties zijn te zien in het voorjaar en in de winterperiode aan het einde van het jaar. In het vroege voorjaar van 2014 is meermalen een paar grauwe ganzen aangetroffen. Deze waarnemingen zijn voldoende voor het vaststellen van een territorium volgens de Sovon BMP-normen. 






 
Reacties naar adkolen@kpnmail.nl