maandag 12 november 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Nijlgans






Ad Kolen





Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.

Met dank aan Hetty Bosman voor het corrigeren van de teksten.
  

 




Nijlgans – Alopochen aegyptiaca


Luidruchtige vogel
De nijlgans is ingedeeld in de orde van de eendachtigen (Anseriformes). Daaronder vallen alle zwanen, ganzen en eenden. De nijlgans staat hoog op de poten en lijkt uiterlijk niet echt op een gans, maar ook niet op een eend. De nijlgans heeft geen nauwe verwanten. Hij valt, met enkele andere families, een beetje tussen de eend en de gans in, zoals ook bijvoorbeeld de bergeend (Tadorna tadorna) en de casarca (Tadorna ferruginea). De laatste twee soorten zijn wel verwant aan elkaar; ze zijn van het zelfde geslacht. De nijlgans is, evenals de grote Canadese gans, dominant en luidruchtig aanwezig. Beide vogelsoorten gedragen zich in het broedseizoen agressief tegenover andere vogelsoorten. De nijlgans jaagt ook soortgenoten weg uit zijn territorium. De houding van de nijlgans is opgericht en het verenkleed is meest beige en wat roodachtig bruin. Opvallende kenmerken zijn de zwarte buikvlek en het donkere masker om de ogen. In de vlucht steken de groene spiegel en de grote witte velden sterk af tegen de verder donkere vleugels. De poten en de snavel zijn roze.



Eeuwenlang gekooid
De nijlgans broedt oorspronkelijk in Afrika, bijvoorbeeld in het Nijldal ten zuiden van de Sahara. De oude Egyptenaren, de Romeinen en de Grieken hielden nijlganzen al in gevangenschap. Sinds de 17e eeuw wordt de soort veelvuldig als siervogel in West-Europa gehouden. In Engeland broeden al 150 jaar nijlganzen in het wild. Na ontsnappingen vanaf 1967 heeft zich ook in Nederland, vanuit Zuid-Holland, een vrij vliegende populatie nijlganzen ontwikkeld. Het westen van Nederland en de riviergebieden zijn de kerngebieden. Inmiddels komen ze in heel Nederland voor en broeden nagenoeg overal. De populatie is in 2000 geschat op 4500-5000 broedparen. Daarna zwakt de toename af, mogelijk door afschot en het vol raken van bekende broedgebieden (bron: Sovon.nl).

 


 










 Figuur 1.

 
 
Stijgende lijn
De eerste drie jaren van de tellingenreeks zijn enkele nijlganzen af en toe in het gebied aanwezig, eenmaal zijn het er 8. Daarna stijgen de aantallen: diverse malen zijn er 10 en zelfs eenmaal 20 exemplaren in het gebied aangetroffen, meestal op de plas. Zie figuur 1. De nijlganzen rusten vaak op de zich uitbreidende zandstortwallen. Verder schommelen de aantallen met enkele tientallen. In 2014 is er een dip met slecht 43 nijlganzen in het hele jaar. Daarna nemen de aantallen weer toe om tijdens het laatste teljaar te eindigen met het hoogste totaal: 134 exemplaren. Op de aangrenzende landerijen, enkele akkers maar vooral weilanden, zijn ook steeds nijlganzen aanwezig. Naar gelang de mate van verstoring verblijven ze op de plas of aan de andere kant van de Kalverstraat. Aantallen van buiten het telgebied verblijvende nijlganzen zijn nooit vastgelegd. Met nogal wat schommelingen is toch een stijgende lijn van de aantallen nijlganzen in het Noorderbos vastgesteld.

 
 

 Figuur 2.
 

Zichtbare broedresultaten
De nijlgans broedt al vanaf het broedseizoen 2005 jaarlijks in het Noorderbos (zie figuur 1), in de buurt van de plas. Alleen in het laatste jaar van de tellingenreeks ontbreekt de nijlgans als broedvogel, waarschijnlijk door de toenemende drukte rondom de zandstortingen in de plas. Hoewel paren broedende nijlganzen elkaar niet goed verdragen hebben vier keer 2 paren tegelijk gebroed. Tweemaal is resultaat gezien van beide paren. In twaalf van de vijftien jaren is 1 of 2 keer één territorium vastgesteld. Van tien jaren is vastgesteld dat jonge nijlganzen uit zijn gekomen. Het aantal uitgekomen jongen varieert van 2 tot 10 stuks.






 
 
Reacties naar adkolen@kpnmail.nl