Van
oorsprong zijn het zeevogels. In mijn
woonplaats Tilburg lijkt het soms ook of je aan de kust verblijft. Op de grens van
oude en nieuwere stadsdelen, bij de brug over het Wilhelminakanaal aan de Oude
Lind, hoor en zie je op een mooie dag 4 verschillende soorten meeuwen. Het
geluid, het krijsen, is van iedere soort verschillend zoals de zang van
zangvogels.
De
Kokmeeuw, de Stormmeeuw en de Zilvermeeuw zijn in stad en dorp vooral in de
herfst en de winter te zien. Nu in maart verschijnt de Kleine mantelmeeuw weer
ten tonele en verdwijnen de meeste exemplaren van de andere soorten. Ze zoeken
hun broedgebieden op. Buiten de Kokmeeuwen broeden de meeste meeuwen aan de
kust.
De
Kleine mantelmeeuw is het meest succesvol van de hier voorkomende meeuwen. Met
100.000 broedparen is de broedpopulatie het dubbele van de aantallen broedende Zilvermeeuwen.
De hoeveelheid Zilvermeeuwen is sterk afgenomen. Ook Kleine mantelmeeuwen staan
nu onder druk. Het afdekken van vuilstortplaatsen en het voorkomen van vossen
in duingebieden zijn bepalend daar in.
De Kleine mantelmeeuw broedde pas
in 1926 voor het eerst in ons land, op Terschelling! Hun succes is mede te danken aan het vermogen dat ze
voedselvluchten kunnen maken tot ver van hun broedkolonie. Tot op soms ruim 100
km. afstand foerageren ze, in het
binnenland of op zee. De dichtstbijzijnde broedkolonie is gevestigd op Industrieterrein
Moerdijk. Toch verblijven er flinke aantallen Kleine mantelmeeuwen in het
voorjaar hier in de stad. Broedend Zilvermeeuwen zoeken op niet meer dan enkele
tientallen kilometers van hun broedplaats aan de kust voedsel. Tilburg ligt dan
ook buiten hun bereik in het voorjaar.
Meeuwen zijn zeevogels met lange
vleugels. Ruim 50 soorten bevolken de wereld. Enkele soorten daarvan verblijven
regelmatig aan land en broeden er soms. Hun nest bouwen ze op de bodem of rotswanden,
vaak bij water. Het verenkleed is
merendeels wit, met grijze of zwarte rug en vleugels. Over het algemeen zijn ze
robuuster, met bredere vleugels en langere poten dan de meer sierlijke sterns. Door
de langere poten lopen ze ook gemakkelijker.
Voor
velen is een meeuw een meeuw! Maar volwassen meeuwen zijn gewoonlijk vrij
makkelijk op naam te brengen. Iedere soort heeft een eigen combinatie
van grootte, kleur van bovendelen, vleugelpunttekening en snavel- en pootkleur.
Bij niet volwassen meeuwen wordt het een stuk lastiger.
Met
een beetje interesse zijn de 4 hier voorkomende meeuwsoorten wel uit elkaar te
houden. Zelfs de jonge vogels zijn te onderscheiden, ze kenmerken zich door een
zwarte band aan het einde van de staart.
De
Kleine mantelmeeuw springt er uit door de donkere vleugels en de gele poten. Grote broer; de Grote
mantelmeeuw komt alleen langs de kust voor en soms langs de grote rivieren. De
geluiden zijn duidelijk dieper dan het bekende krijsen van de Zilvermeeuw, door
sommigen aangeduid als ’de zeemeeuw’, de enige soort! De Zilvermeeuw is van het zelfde formaat maar
de vleugels zijn lichter grijs. Het uiterlijk is ’’strenger’.
De
ronde kop met het zwarte oog maakt dat de Stormmeeuw een stuk vriendelijker toont.
Het iets grijzere vleugeldek (dan van de Zilvermeeuw) en de geelgroene poten
maken van deze soort ook een unieke verschijning. De meest bekende en
talrijkste is de Kokmeeuw met zwarte kop en rode poten.
Een blik op een groep meeuwen is zeker de moeite waard, kijk eens tot
hoeveel verschillende soorten je komt!
In de nieuwsbrief ’vogelsenzo’ nr. 8 staat dit
artikelen uitgebreider.
Abonneer je door een e-mail te sturen aan: adkolen@kpnmail.nl
|