Ad
Kolen
Een
mooie voorjaarsdag, zo maar tussendoor. Zondagmiddag, dus veel mensen
genieten van ’buiten’. De temperatuur loopt op tot ruim 20°C. Terug fietsende
van een ochtend ’in het bos’, zie ik een eend met jongen dobberen op het
Wilhelminakanaal bij de brug aan de Oude Lind. De Aaa’s en de ooh’s klinken uit
de monden van passerende fietsers. Sommigen, zoals ik, staan even stil. Het is
een bont gekleurde eend, een vrouwtje ’soepeend’ met 12 jongen. De jongen zijn
nog pril. Amper een dag oud, een riskante situaties zo op het open water. Meeuwen
van een flink formaat, zoal de zilvermeeuw of de kleine mantelmeeuw, pikken ze
zo uit het water.
Dat
zag ik vorige jaar gebeuren op zelfde plek.
Een mannetje Wilde eend met afwijkend verenkleed, een Soepeend dus.
Al
een week eerder, op zondag 2 april, zag ik ook jong spul. Op de vijver aan de
Centaurusweg verbleef een paar nijlganzen met 6 jongen. Nijlganzen zijn wat men
noemt exoten. Exoten zijn dieren- en plantensoorten die niet van oorsprong tot
de plaatselijke flora en fauna behoren. Ze zijn hier door bewust of onbewust
handelen van mensen terecht gekomen. Veel ’vreemde’ soorten redden het hier vaak
niet. Andere juist wel, zoals de Nijlgans.
Nijlganzen worden al sinds de 17e
eeuw als siervogel gehouden in West-Europa. Ontsnappingen uit een park en een
dierpark in Zuid-Holland zijn de basis van de huidige populatie Nijlganzen. In
die omgeving was in 1967 dan ook het eerste broedgeval van Nederland. Ook broedgevallen
in andere delen van het land in die periode zijn terug te voeren naar ontsnapte
parkvogels. Nijlganzen zijn nauw verwant aan grotere eendensoorten, zoals de
Bergeenden en zijn eigenlijk geen echte ganzen. Het oorspronkelijke broedgebied
van Nijganzen ligt ten zuiden van de Sahara, het Nijldal en noordelijk daarvan.
In de nieuwsbrief ’vogelsenzo’ staan de
artikelen uitgebreider.
Abonneer je door een e-mail te sturen aan: adkolen@kpnmail.nl
|