Een mannelijke Mandarijneend in eclipskleed.
Ad
Kolen
Eenden
in een boom zijn een opmerkelijke verschijning. We kijken op als vogels met
zwemvliezen op een tak zitten of staan. Mandarijneenden (Aix galericulata) maar
ook Aalscholvers (Phalacrocorax carbo) verwachten we niet boven in een boom.
Toch doen ze dat vaak. De zwemvliezen van vogels zijn soepel. Het zijn beweegbare
verbindingen tussen de tenen. De vliezen buigen mee met de tenen en maken
vastklemmen aan een tak mogelijk, zoals bij de meeste andere vogels.
Mandarijneenden
worden wel gerekend tot de roestende eenden (Cairiniae.) Een groep met weinig
genetische verwantschap. Het roesten, rusten in bomen, is de overeenkomst. Vaak
broeden ze er ook in bomen. Carolina-eend (Aix sponsa), Muskuseend (Cairina
moschata), Witvleugelboseend (Cairina scutulata) en Braziliaanse taling
(Amazonetta brasiliensis) zijn soorten die behoren o.a. tot de roestende
eenden. Allemaal vogelsoorten die niet van nature in onze omgeving leven. Het nestelen
in bomen is van de bij ons talrijk voorkomende Wilde eend (Anas platyrhynchos)
ook bekend. Wilde eenden broeden wel eens in een vork van een boom, in een
boomholte of in een knotwilg.
Slechts één van de zes jonge Mandarijneenden kreeg de kans groot te worden!
Nog meer opvallend zijn de helder oranje vlaggen op de vleugels bij het Mannetje Mandarijneend.
Mandarijneenden
zijn inheems in Japan, China en Oost-Siberië. In de 18e eeuw werden
Mandarijneenden in West-Europa ingevoerd als siervogel voor parken en
watervogelcollecties. In de vorige eeuw was in Zuidoost-Engeland uit ontsnapte
en vrijgelaten dieren een stabiele, zelfstandige populatie van 300-400 paren
ontstaan. Een paar Mandarijneenden blijft jaren bij elkaar. Het vrouwtje legt 9
tot 12 bijna ronde bruine crème-achtige eieren. Die ze alleen bebroedt, ruim 4
weken. Als de jongen uitkomen, laat het mannetjes zich wel zien. De jongen fladderen
na de geboorte, vaak van grote hoogte, uit het nest. Moeder leidt ze dan naar
het water en verzorgt ze daar verder alleen. De jongen zijn al snel actief en
zelfstandig, zoeken voedsel en duiken onder bij gevaar.
Ontsnapte
Mandarijneenden en hun nazaten broeden in Nederland vanaf 1968. De aantallen stegen
van een tiental broedparen rond 1980 naar rond 250 in het jaar 2000. Toename
zette zich door, gezien de stippen op de verspreidingskaart van SOVON.
Aantallen geven ze daarbij echter niet aan. De soort concentreert zich het
meest in het midden van het land, de bosrijke omgevingen. Limburg en Brabant
worden ook steeds dichter bezet. Naar het noorden nemen de dichtheden af tot ze
helemaal ontbreken op de Waddeneilanden. Zeeland is schaars bezet. In en rondom
Tilburg zijn de laatste jaren zichtbaar meer Madarijneenden verschenen. Aanvankelijk
meest in het najaar maar later ook in het voorjaar. Vorig jaar werd een
territorium vastgesteld in het Quirijnstokpark in Tilburg Noord. Dit jaar
broedde ze er opnieuw met 6 pullen als zichtbaar resultaat. Slechts één
exemplaar overleefde het, de rest viel ten prooi aan rovers als meeuwen en de
snoek. In het Noorderbos was dit jaar ook een territorium.
In het Quirijnstokpark 'roesten' de Mandarijneenden op takken boven de vijver.
Mandarijneenden
hebben naar verhouding lange vleugels en staart en zijn daardoor goede en erg
wendbare vliegers. Uit eigen waarnemingen weet ik dat ze zich uitstekend tussen
bomen en ook gebouwen door kunnen verplaatsen. De oorspronkelijke biotoop ligt
dan ook in de gematigde loofboszone met voorkeur voor open loofbossen met
water. In het herkomst gebied was het eind vorige eeuw een bedreigde
vogelsoort. In China werd een uitvoerverbod in gesteld. In Japan zette men in
Nederland gekweekte Mandarijneenden uit.
Het
mannetje Mandarijneend heeft een prachtig broedkleed met kleurige sierveren. De
kop is opvallend gevormd, lijkt op een helm. Een brede lichte wenkbrauwstreep
loopt tot een punt uit in de hals. Blauwe, groene en rode vlakken sieren de kop
en de hals verder. De hals is als een grote baard bedekt met fraai gevormde
roze veren. De borst is paarsbruin en de vleugels zacht bruin met een witte
rand en zwarte zoom. De buik en het kontje zijn wit. De staart is olijfbruin en
spits toelopend. Uit het water vallen de oranje poten op. Nog meer opvallend
zijn de helder oranje vlaggen op de vleugels. Hij zet ze op bij opwinding en
tijdens de balts.
De
ogen zijn van beide geslachten donkerbruin. Het verenkleed van het vrouwtje is
weliswaar minder kleurig maar zeker niet minder fraai. Vele groene, bruine en
witte details vallen op. De vleugels zijn wat lichter. De kop is bruin en wordt
gesierd met een witte oogring en een fijn naar achter lopende wit lijntje. Daar
ze gedurende de ruiperiode enkele weken niet kunnen vliegen nemen de mannetjes
het eclipskleed aan. Door deze onopvallende uitrusting lijken mannetjes en
vrouwtje erg op elkaar. De rode snavel met wit-roze tip blijft een zichtbaar kenmerk
van het mannetje.
De
Mandarijneend is een exoot en hoort hier eigenlijk niet thuis. Exoten
overspoelen als het ware onze oorspronkelijke natuur in allerlei vormen en
formaten. Er zijn soorten die onze plaatselijke flora en fauna verdringen.
Mandarijneenden zijn vooralsnog een kleurige aanvulling. Maar je weet maar
nooit of ze over tientallen jaren de huidige aantallen van Grote Canadese
ganzen en Nijlganzen evenaren.
In de nieuwsbrief ’vogelsenzo’ staan de
artikelen uitgebreider.
Abonneer je op de nieuwsbrief door een e-mail te
sturen aan: adkolen@kpnmail.nl
|
Het vrouwtje Mandarijneend met het overgebleven jong in het Quirijnstokpark!