Ad Kolen
Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien. |
Matkop - Poecile montanus
Typische nasale roep
De matkop is
een kleine soort mees. De lengte is gelijk aan die van de pimpelmees (12 cm).
Het vogeltje heeft een dikke nek die hem samen met de grotere kinvlek visueel onderscheidt
van de op hem lijkende glanskop. De witte wangen doen hem bij slecht zicht wel
wat op de koolmees lijken. Die is echter een stuk groter (15 cm). De kop van de
matkop is matzwart. De bovendelen zijn bruingrijs met op de vleugels een uit
het oog springende lichte vlek. Bij de glanskop ontbreekt deze vlek. De roep is
het beste kenmerk: het zeurderige ‘zi-zi-peeh-peeh-peeh’ is laag en kinkt
nasaal. Deze klanken zijn typerend voor de matkop en hierdoor wordt hij
gewoonlijk opgemerkt. De zang, het meertonige melancholisch klinkende ‘tiuu-tiuu-tiuu’,
is ook kenmerkend voor deze vogelsoort.
Standvogel
Voor
1900 zijn matkop en glanskop als één soort gezien. Het is voor veel vogelaars
nog steeds moeilijk om beide soorten uit elkaar te houden. In grote delen van
Europa overlappen de verspreidingsgebieden elkaar. De matkop geeft meer de voorkeur
aan vochtige terreinen. De matkop maakt zijn nestholte zelf door hem uit te
hakken in half vermolmd hout van liefst els, berk of wilg. De glanskop broedt
het liefst in natuurlijke holtes in oude loofbossen. De matkop is een echte
standvogel: hij blijft het gehele jaar in het broedgebied. Zwerfgedrag is
zeldzaam en aanvulling van vogels vanuit andere landen in de winter is er niet.
Het zwaartepunt van de verspreiding verschuift zich naar het noordoosten van
Nederland. Dat komt overeen met de vaststelling dat deze soort zich terugtrekt
uit Nederland door klimaatopwarming. Verdroging van bossen vormt een probleem
voor de matkop. Ze trekken zich terug uit de droge naaldbossen in Brabant en
weten zich plaatselijk alleen nog te handhaven in broekbossen bij waterlopen en
vennen. De huidige (2013-2015) populatie matkoppen bestaat uit 10.000-15.000
broedparen. (bron: Sovon.nl.)
Figuur 1.
Figuur 1
laat zien dat de matkop tijdens de gehele tellingenreeks aanwezig is in het Noorderbos.
Geen hoge aantallen en soms maar 1 of 2 exemplaren in een heel jaar. De top in
de aantallen komt niet hoger dan 11 exemplaren in 2008. Het totaal aantal
waargenomen matkoppen gedurende alle tellingen is 78. De grafiek geeft geen gelijkmatige
daling of stijging aan: de trend is onregelmatig. De matkop is wel steeds
aanwezig en naar verwachting ook blijvend. Het gebied is niet ideaal, gezien het
beperkte aantal waarnemingen, maar wel constant geschikt. Vaak is de matkop aan
de randen of in buurt van oudere bossen aangetroffen. Met de vele vertakkingen van
de Zandley en de oude sloten is ook steeds water in de buurt. Deze populatie
matkoppen staat niet op zichzelf. Van het noordelijk, op enkele kilometers
afstand gelegen uitgestrekte natte natuur gebied ’De Brand’ is bekend dat de
matkop het daar goed doet. In de buurt van het Noorderbos is meer voor de
matkop geschikte biotoop aanwezig. Hier is echter geen verder onderzoek naar
gedaan.
Figuur
2.
In één van de teljaren, in 2007, zijn 2 territoria vastgesteld. Zie figuur 2. Deze beide mogelijke broedgevallen zijn gevestigd op vaste waarnemingsplaatsen aan de rand van een oud gemengd bosperceel met water in de buurt. In 2009 is op een van deze plekken een vogel met nestmateriaal gezien, een serieuze kans dat er echt gebroed is.
Reacties naar adkolen@kpnmail.nl