Met hangende pootjes opzitten wordt honden geleerd om iets eetbaars af te dwingen. Het spreekwoord; ”Met hangende pootjes terug komen.” Heeft de betekenis, zich nederig opstellen als iemand gedwongen is zijn tegenstand op te geven. Hoewel hiervan synoniemen bestaan, zoals met ’hangende oortjes’ en met ’hangende wieken’, stellen vogels die vliegen met hangende poten zich gewoonlijk niet nederig op.
Uitzondering:
Een uitzondering is misschien de Boompieper (Anthus trivialis) die met stijve vleugels en hangende pootjes zijn parachuteachtige baltsvlucht uitvoert. Met als 1e opzet een vrouwtje te verleiden met hem te paren. Grauwe gorzen (Miliaria calandra) worden ook vaker met hangende pootjes gezien. De Kwartelkoning (Crex crex) heeft een fladderende vlucht met bengelende poten, staat in de vogelgidsen. Over langere afstanden vliegen ze echter met opgetrokken poten en recht vooruit. Roofvogels als Bruine kiekendief (Circus aeruginosus) en Slangenarend (Circaetus gallicus) laten de poten hangen tijdens hun jachtvluchten. Zo hangen hun vangwerktuigen gereed voor gebruik. Ook Visarend (Pandion haliaetus) en Zeearend (Haliaeetus albicilla) steken de klauwen al vooruit als ze aan een duikvlucht naar vis of een andere prooi beginnen. Verder zie je niet zo vaak vogels met hangende poten.
Grutto heeft erg lange poten:
Meestal steken de poten van vogels tijdens het vliegen onder de staart naar achter. Pas juist voor het landen worden ze uitgestrekt, vaak naar voren gericht. Eenden gebruiken hun vooruitgestoken poten met zwemvliezen als waterskiën om op te landen. Soms zijn vogels aan de lengte van hun poten te herkennen. Bij de meeste stellopers liggen die tijdens het vliegen onder de staart verborgen. De oplettende vogelaar weet dat bij de Bosruiter (Tringa glareola) de poten duidelijk buiten de staart uitsteken en bij het Witgatje (Tringa ochropus) nauwelijks. Beide vogelsoorten hebben een wit gatje (stuit) en lijken bij slecht zicht erg op elkaar. Kemphanen (Philomachus pugnax) vliegen met ver achter de staart uitstekende poten en die van Grutto’s (Limosa limosa) zijn zo lang dat ze een duidelijk herkenbaar onderdeel van het vliegbeeld vormen.
Zwarte poten met gele tenen:
Ook aan de kleur van de poten zijn vogels soms te herkennen. Solitaire vliegende zilverreigers zijn niet altijd op naam te brengen. De poten kunnen echter uitsluitsel geven. Zowel Grote- als Kleine Zilverreigers (Egretta garzetta & Casmerodius albus) hebben donkere poten. Van de Kleine zijn de tenen echter opvallend geel. Tijdens de vlucht is dat meestal wel te zien. Het verschil van donkere en lichte gekleurde poten bij de sterk gelijkende soorten Tjiftjaf (Phylloscopus collybita) en Fitis (Phylloscopus trochilus) is vaak niet zo goed te zien. Deze vogeltjes zijn erg bewegelijk en de kleuren van de poten wijken soms af. Afgaan op de zang is hier een betere manier om te determineren.
Vogelpoten zijn anders:
Vogelpoten zijn heel anders gebouwd dan mensenbenen, ze bestaan uit 3 belangrijke delen. Het korte dijbeen is vrijwel onzichtbaar tussen al de veren. Dit bovenste deel is geheel omgeven door spieren. Het zwaartepunt concentreert zich zo op het midden van het lichaam, belangrijk i.v.m. het vliegen. Het middelste deel heeft enige gelijkenis met ons kuitbeen, maar is toch heel anders. Het onderste deel tarsus, loopbeen of poot genoemd is eigenlijk een beenstuk dat gevormd wordt door de bovenste voetbeenderen. In werkelijkheid is het dus te vergelijken met delen van onze enkel. Het zichtbare naar achteren buigend gewricht is dus niet de knie. Tussen het dijbeen en het middelste deel van het vogelbeen vinden we, bedekt met veren dus de knie.
Bijzondere eigenschap:
Het onderste deel van het been heeft bij veel vogelsoorten een bijzondere eigenschap. Vanwege het efficiënter vliegen zijn de spieren van het onderste pootdeel gereduceerd. De kracht wordt uit de spieren boven in de poot gehaald via een ingenieus systeem van pezen en katrollen. Om veilig te kunnen landen hoeven ze alleen de poten te buigen. De buigpezen spannen zich en de tenen klemmen muurvast om een tak. De gespannen pezen houden de tenen om de tak geklemd en de vogel blijft op zijn plaats, zelfs tijdens het slapen. Ze moeten dan ook eerst rechtop gaan staan, om de spieren te ontspannen, voor ze weer weg kunnen vliegen.
4, 3 of 2 tenen:
Vogels hebben 4 tenen, de 5e is in de loop van de evolutie verdwenen. De achterteen is bij veel vogels afwijkend en daardoor een bijzonder kenmerken. Bij sommige soorten is deze hoger geplaatst (bij de reigers) of ontbreekt helemaal (Drieteenspecht -Picoides tridactylus-.) De echte loopvogel, de Struisvogel (Struthio camelus) heeft nog maar 2 tenen, waarvan er een kleiner is dan de andere. De tenen en de loopbenen van vogels bevatten schubben, overblijfsels van hun verre voorouders, de dinosauriërs.
Aangepaste poten:
Vogelpoten zijn aangepast aan de leefwijzen van de verschillende vogels. De meeste zangvogels hebben pootjes die aangepast zijn om de tenen om een tak te krullen. Roofvogels hebben klauwen met sterke nagels om een prooi te grijpen. Vogels die in moerassen leven hebben lange poten met lange gespreide tenen om over de waterplanten te lopen. Eenden hebben vliezen tussen de tenen, echte zwemvoeten. Een tussenvorm om te zowel goed te kunnen lopen als te zwemmen hebben Meerkoeten met hun gelobde tenen. Veel op de grond verblijvende hoenderachtige vogels zoals Fazanten- en Patrijzensoorten leven van zaden en hebben sterke poten, geschikt om het voedsel van de bodem te krabben.
Met wat fantasie zie je de krielkippen van de kinderboerderij aan voor Bankiva-hoenders (Gallus gallus) die al krabbende naar zaden zoeken aan de bosranden van Zuid-Oost Azië. Onze krielkip heeft gelijkenis met dit kleurige kleine hoen, de wilde voorouder van gedomesticeerde kippen.