Ad Kolen
Texel, altijd boeiend
Het Noord-Hollandse eiland Texel is voor een vogelaar in alle seizoenen boeiend. Al sinds 1987 bezoek ik Texel, niet jaarlijks, maar bij elkaar meerdere tientallen malen; de tel ben ik kwijt. Vaak met groepen, met mijn gezin en soms alleen. Zelfs midden in de vakantieperiode juli en augustus zijn er interessante vogels te zien voor een Brabander, zoals groenpootruiter, rosse grutto en kluut. En in betere tijden ook blauwe kiekendief en velduil.
Het voordeel van Texel, ten opzichte van de andere Nederlandse Waddeneilanden, is dat de reis en ook de overtocht kort zijn vanuit Brabant. Het is zelfs in één dag te doen. Mijn eerste bezoek was dan ook een eendagstrip, per auto met 3 andere enthousiaste vogelaars. Een flinke rit op en neer, maar met toch voldoende ruimte om 7 uur (10.00 u. – 17.00 u.) te vogelen op het eiland. Nog tweemaal herhaalde ik deze flitstrip, maar dan met het openbaar vervoer; ook dat ging goed. De meeste bezoeken aan Texel duurden langer: een lang weekend, 1 of 2 weken en een enkele keer zelfs 3 weken.
Zeker op een Waddeneiland is het weer en de tijd van het jaar bepalend welke en hoeveel vogelsoorten je kunt waarnemen. Dat is zeker het geval tijdens mijn laatste bezoek in de eerste week van september dit jaar. De zangertjes zijn nauwelijks weer op gang gekomen en de wind, tot 6 beaufort, heeft duidelijk invloed. Met trein, bus en boot arriveer ik op een dinsdag, wat later dan gepland, in de Koog. Mijn bagage achterlatende in het hotel, ga ik direct op pad, met een flink deel van de middag nog voor me.
De Muy.
Over een bekende zandweg loop ik in noordelijke richting door de Nederland en de Muy. Op de plas in de Muy bevinden zich tientallen grauwe ganzen, aalscholvers, wilde eenden en ook nog lepelaars. Aan de rand van het uitkijkpunt over de plas staan talrijke duinrozen. Die zijn nu maar half zo opvallend als in het voorjaar door de zwarte rozenbottels en de bruine stengels met doornen. De struiken blijven laag, tot hoogtes van 90 cm. Ze bloeien in mei en juni met crèmekleurige tot soms lichtroze bloemen. Vandaag zie ik ook enkele struiken met één bloeiende roos.
De duinenrij van de Muy.
Aan het einde van de plas buigt het pad af richting de kustlijn. Door de duinen bereik ik de Noordzee en loop ik langs de branding verder. Niet onverwacht komt een bekende gast in beeld, de drieteenstrandloper. Tientallen van deze kleine, maar bijzondere steltlopers foerageren op bijna speelse wijze in de vloedlijn waar water op komt en weer wegvloeit. Ze rennen als kleine speelgoedkipjes op en neer. Dit zijn voor drieteenstrandlopers de ideale omstandigheden om aan voedsel te komen. Ook bij een straffe wind zoeken ze op deze manier naar garnaaltjes, slakjes en ander klein grut dat met de golven aanspoelt. Drieteenstrandlopers bevolken in de winter de stranden van West-Europa en West-Afrika in een opvallend licht verenkleed, wat nu als overgangskleed contrastrijker zwart-wit is. Gekleed met een roodbruine kop, borst en bovendelen in sterk contrast met de witte buik, broeden ze in hoogarctische gebieden (Groenland).
Drieteenstrandloper.
Al genietend van deze miraculeuze vogeltjes loop ik langs een afbuigende waterlijn de Slufter in. De Slufter staat in een permanente verbinding met de zee. De in 1885 aangelegde ”Lange Dam” was bedoeld om de zee buiten te sluiten. Tijdens een hevige storm brak de Lange Dam in 1858 op drie plaatsen door. De afsluiting van de Slufter brak nog 3 keer door. Aan het begin van de twintigste eeuw werd besloten dit gat in de duinen open te laten. Het is nu een uniek natuurgebied met een grote verscheidenheid en bij springtij met heel veel water.
Bonte strandloper.
Het grootste deel van De Slufter is afgesloten en wordt als broedgebied beheerd en de rest van het jaar als rustgebied. Alleen het zuidelijke gedeelte is vrij toegankelijk. Aan de afsluiting grenst een uitgestrekte watervlakte van enkele centimeters diepte. Hier ontdek ik een feest, zowel voor de vogels als voor mij. Zover als ik kijken kan, zie ik ontelbare aantallen foeragerende drieteenstrandlopers, bontbekplevieren en bonte strandlopers, en hier en daar een groenpootruiter en enkele grote sterns.
Bonte strandloper.
De bonte strandloper was een broedvogel in ons land en broedde ook in het binnenland. In de 20e eeuw is de soort zeldzamer geworden. Nu wordt nog één (mogelijk) broedpaar vastgesteld. Het broedkleed is van boven roodbruin gevlekt met een zwarte onderbuik. De bonte strandloper is een kleine strandloper die vrij goed te herkennen is. In de winter met een grijs verenkleed en vaak ook een kleine donkere vlek op de onderbuik. Op afstand is ook te zien dat de punt van de navel iets naar beneden gebogen is. De snavel en de poten zijn zwart. De bonte strandloper kent meerdere ondersoorten. De meeste in Nederland in grote aantallen (van een kwart tot bijna een half miljoen) overwinterende exemplaren zijn van de ondersoort alpina. Die heeft zijn broedgebied in Noord-Scandinavië en Noordwest-Rusland.
Bonte strandlopers.
Na een Texels biertje op het terras van Restaurant De Slufter laat ik me ophalen door de Texel Hopper, een prima systeem. Snel ben ik weer terug in de Koog. Nagenietend van een prima zonnige middag met enkele mooie foto-opnames als bonus.
Zicht op de Waddenzee vanaf de Prins Hendrik zanddijk.
De woensdag start met bewolking en regen. Pas na enkele uren is het droog en ga ik met een gehuurde elektrische fiets op pad. In zuidelijke richting door de aan de Koog grenzende bossen. De bossen op Waddeneilanden hebben iets bijzonders, vind ik. Naast de openheid van het eiland, met vaak veel wind, bieden de bossen geborgenheid aan kleine vogels. Als ik even stilsta, hoor en zie ik boomkruiper, goudhaan, koolmees, pimpelmees, roodborst, tjiftjaf en vink. Het waait inmiddels stevig, maar het blijft meest droog. De tocht gaat verder; bij Hoorn staan 3 kleine zilverreigers aan de rand van een plasje. Langs bekende natuurgebieden rijdende zoals De Petten, De Geul en de Mokbaai, leveren leuke waarnemingen op, zoals een bruine kiekendief die tientallen wilde eenden opjaagt. Enkele rosse grutto’s en zilverplevieren in de Mokbaai dragen nog het zomerkleed. Op de achtergrond verblijven honderden scholeksters, kleine mantelmeeuwen en grauwe ganzen. De verdere tocht over de andere zijde van het eiland, langs de Waddenzee, komt voornamelijk neer op het bekijken van het landschap. De toegenomen wind tot 6 beaufort beperkt het aantal vogelwaarnemingen. Op tijd via Oudenschild terug naar de Koog gereden om de vele regen die nog valt in de avond te ontwijken.
Donderdag, de laatste dag van mijn verblijf op het eiland, huur ik opnieuw een elektrische fiets; het waait me toch nog te hard. Het begin van de tocht gaat vandaag opnieuw door de bossen. In een open gebied tussen bossen gelegen, laat bij Het Alloo een groene specht zich horen, een vrij zeldzame vogel voor het eiland. Daarna rij ik vrij snel Den Burg voorbij en de Hoge Berg op richting de Waddenzee. Op een recent bewerkte akker op de Hoge Berg lopen vele tientallen meeuwen. Ze zijn allemaal van dezelfde soort, de stormmeeuw. Ze zoeken op gepaste afstand van elkaar naar voedsel. Hun middelmatige formaat ligt tussen dat van de kokmeeuw en de zilvermeeuw. De vleugels zijn een tintje grijzer dan die van deze 2 andere meeuwensoorten. Het is een vriendelijk ogende meeuw die in de winter soms ook in Brabant zijn kostje bij elkaar scharrelt.
Donderdag, de laatste dag van mijn verblijf op het eiland, huur ik opnieuw een elektrische fiets; het waait me toch nog te hard. Het begin van de tocht gaat vandaag opnieuw door de bossen. In een open gebied tussen bossen gelegen, laat bij Het Alloo een groene specht zich horen, een vrij zeldzame vogel voor het eiland. Daarna rij ik vrij snel Den Burg voorbij en de Hoge Berg op richting de Waddenzee. Op een recent bewerkte akker op de Hoge Berg lopen vele tientallen meeuwen. Ze zijn allemaal van dezelfde soort, de stormmeeuw. Ze zoeken op gepaste afstand van elkaar naar voedsel. Hun middelmatige formaat ligt tussen dat van de kokmeeuw en de zilvermeeuw. De vleugels zijn een tintje grijzer dan die van deze 2 andere meeuwensoorten. Het is een vriendelijk ogende meeuw die in de winter soms ook in Brabant zijn kostje bij elkaar scharrelt.
Stormmeeuwen op de Hoge Berg.
In het havenplaatsje Oude Schild valt de regen met bakken uit de lucht. Gelukkig is het na 2 koppen koffie in Café De Kombuis weer droog. Na een blik in de haven gaat het verder naar de noordpunt van het eiland via Utopia en langs De Schorren. Juist buiten Oudenschild door De Zandekes, een nat gebied tussen een oude en een nieuwe dijk, wat ze in Zeeland een inlaag noemen. Hier vraagt een paar kluten mijn aandacht, een van de 47 vogelsoorten die ik vandaag ondanks de stevige wind toch nog heb kunnen waarnemen. Waaronder natuurlijk talrijke lepelaars en steenlopers, en ook bijvoorbeeld oeverlopers, bruine kiekendieven, tapuiten en één cetti’s zanger.
De Cocksdorp.
In de Cocksdorp neem ik een korte pauze om een ijsje te eten. Daarna brengt de rit over het fietspad door de duinenrij aan de westkant van het eiland me terug naar De Koog. Dan wordt het tijd om de terugreis te aanvaarden. Met de boot van 17.00 u. en een lange, doch voorspoedige treinreis ben ik laat in de avond weer thuis. Het einde van een mooi kort verblijf op het altijd boeiende Texel, met 69 verschillende vogelsoorten en de verrassende waarneming van 2 kruisbekken aan de rand van een duingebied.
Reacties naar adkolen@kpnmail.nl
Ook Den Helder is druk bezocht, sommige gasten moeten buiten slapen!