Ad Kolen
Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien. |
Bosrietzanger - Acrocephalus palustris
Variabele
imitator
De bosrietzanger is een zomervogel en heeft
het formaat van de kleine karekiet (12,5 cm.) Het verenkleed is vergelijkbaar: beide
vogels hebben egaal bruine bovendelen en crèmekleurige onderdelen. Kleine
onderscheidende details zijn het ontbreken van een oogstreep, een kortere
snavel en een bollere kop bij de bosrietzanger. De zang geeft het meest
duidelijk uitsluitsel. Het liedje is zeer gevarieerd en bevat een groot aantal
imitaties van andere vogels. Hij doet zowel vogels na uit zijn Afrikaanse
overwinteringsgebieden als ook de vogels die hij tijdens zijn zomerverblijf
ontmoet. Het ’karekiet-geroep’ van de kleine karekiet is soms ook in het liedje
van de bosrietzanger te horen. Dan kan wel even tot verwarring leiden. In al
zijn veelzijdigheid is het lied toch een eigen geluid van de bosrietzanger dat
hem van andere vogelsoorten onderscheidt.
Korte
zomergast
Nederland ligt aan de noordwestelijke
verspreidingsgrens van de bosrietzanger. In het Verenigde Koninkrijk broeden
momenteel nog geen 10 paren. De meeste bosrietzangers komen half mei in
Nederland aan en verlaten ons alweer in augustus. Een kort verblijf waarin ze
één legsel grootbrengen. Het grootste deel van het jaar verblijven ze in het overwinteringsgebied
in het oosten van Afrika ten zuiden van de evenaar. Bosrietzangers broeden
vooral in verruigde moerassen, brandnetelvelden en andere dichte ruigtevegetaties.
Vaak op natte kleigronden, maar plaatselijk doen ze het ook goed op de Brabantse
zandgronden. De landelijke stand van de broedvogels in Nederland is sinds 1990
tamelijk stabiel, buiten wat regionale verschillen. De huidige stand (2013-2015)
is 60.000-100.000 broedparen. Tijdens de eerste Atlasperiode (1973-1977) broedden
de meeste bosrietzangers in het oosten en zuiden van het land. Het aantal
broedparen was veel lager: 15.000-22.500. (bron: Sovon.nl.)
Figuur 1.
Pioniers
gedrag
Regionale verschillen van dichtheden van bosrietzangers
ontstaan door hun gedrag als pionier. Vernattingsmaatregelen en
natuurontwikkelingen op voormalige landbouwgronden spelen de soort in de kaart,
bieden ze meer broedgebieden. Ze vestigen zich snel en massaal in geschikte
omgevingen. Die blijven echter vaak maar een beperkt aantal jaren ideaal. Het
verhaal van de bosrietzanger in het Noorderbos is daar een duidelijk voorbeeld
van. De in het Noorderbos voorkomende bosrietzangers worden eigenlijk alleen
herkend door de zang. De cijfers van de jaarlijkse aantallen en de vastgestelde
territoria lopen min of meer parallel, zie de figuren 1 & 2. Vanaf het
begin van de tellingenreeks is de soort aanwezig. Direct al in voldoende
aantallen binnen de BMP-datagrenzen om enkel territoria te kunnen vaststellen.
Al gauw volgt een snelle stijging, gevolgd door een stabiele periode met vrij
hoge aantallen. De territoria zijn vaak dicht bij elkaar gevestigd en er is
zeker sprake van overlap van territoria. Vanaf 2010 groeien de struiken door en
worden de boompjes groter, waardoor het gebied minder geschikt wordt voor de
bosrietzanger. Alhoewel de aantallen daarna lager uitvallen, is de populatie
nog meerdere jaren stabiel. De laatste 2 teljaren ziet het er minder fraai uit.
De soort lijkt te verdwijnen. Het ingezette onderhoud biedt echter wel
perspectieven voor deze en ook andere vogelsoorten.