maandag 1 maart 2021

De Beuk



Bomen en struiken in Tilburg-Noord



Drie beuken uit 1990 in de Offenbachstraat, aan de rand van het kerkhof.




























Ad Kolen


In de winter, de periode dat er geen bladeren aan loofbomen zitten, is de beuk goed te herkennen aan diverse andere typische kenmerken. De schors op de stam en op de dikke takken is glad en heeft een metaalachtige glans. De spitse, dunne bleekbruine knoppen staan los van elkaar langs de twijgen. Het blad vind je in de winter vaak nog onder de boom en is ovaal met een zwak gegolfde rand. Het blad heeft 5-9 paar nerven en is maximaal 10 cm lang en 7 cm breed. In het voorjaar verschijnt het blad heldergroen en kleurt met de seizoenen via verschillende tinten groen tot geel om als roestbruin herfstblad af te vallen. Het jonge blad van de beuk is zacht behaard.

Bladeren van de beuk.

Beuken kennen we van bossen en in majestueuze vormen langs brede lanen op landgoederen. Het is een inlandse boomsoort die ook in Brabant van nature voorkomt op de wat rijkere, minder natte gronden. Aangeplant tref je ze overal aan, ook op schrale droge gronden. Beuken kunnen wel 40 meter hoog worden. Ze vormen een dichte brede kroon en een wortelstelsel dat dicht aan de oppervlakte groeit en bij de stam vaak daarboven. Er zijn dan ook weinig beuken als straatboom aangeplant in Tilburg-Noord. In 1990 zijn aan de Heikantlaan wel elf beuken op een geschikte plek aangeplant: in de middenberm, ter hoogte van het Brucknerpark. Daar is voldoende ruimte beschikbaar om uit te groeien tot mooie kolossen.


In het Quirijnstokpark zijn bij de aanleg in 1973-1975 vele beuken neergezet. De tientallen nog resterende bomen zijn nu van een mooi formaat. Bij elkaar staande exemplaren vormen een herkenbaar beukenbosje met weinig ondergroei. De manier van vertakken van beuken is gelijkmatig. De dunne takken vormen een opvallend contrast met de dikke stam. De bladeren zijn zo gerangschikt op de takken dat ze allemaal wat licht krijgen, een dichte kroon vormen en weinig licht door laten. Samen met het looizuurrijke blad is dat de oorzaak voor maar weinig plantengroei in een beukenbos. Hooguit staan er wat voorjaarsbloeiers als bosanemoon en speenkruid.


Zaailing van de beuk.


Tilburg-Noord herbergt ook een aantal mooie monumentale beuken. Aan de Centaurusweg, tussen de vijver en het Wilhelminakanaal, prijken zes beuken uit begin 1900. Meer noordelijk, grenzende aan dezelfde weg, waar ooit Café Kluijtmans werd uitgebaat, staan acht exemplaren uit 1920-1930. Op de hoek van de Zellerstraat en de Offenbachtstraat, tegen de rand van het kerkhof, een beetje verborgen tussen andere bomen, groeien drie gezonde exemplaren uit 1900. Een rode beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) in de tuin van de pastorie van de Heikantse kerk uit 1850 was er slecht aan toe. Na wat boomchirurgische ingrepen is hij weer in redelijke staat. Helaas is hij vanaf de straat niet zichtbaar!


Beuk is afgeleid van beoce of bos, een woord uit het Sanskriet, een oud Indiaanse taal. Het betekent zowel boek als boom. Het oudst bekende schrift dat in de Germaanse landen werd gebruikt, ook run genoemd, zijn lettertekens bestaande uit rechte en hoekige lijnen. Het runenschrift werd in de oudheid vaak ik beukenschors gekerfd. De wetenschappelijke naam van de beuk ‘Fagus sylvatica’ is als volgt te verklaren: het woord ‘fagus’ (Latijn) is verwant aan ‘phagein’ (Grieks) dat ‘eten’ betekent en heeft te maken met de eetbare vruchten. ‘Sylvatica’ betekent ‘van de bossen’.


‘Boeke’ is een volksnaam voor de beuk, vandaar o.a. Boekel (N.Br.) en Boekelo (Ov). In Roemenië, waar veel beukenbossen te vinden zijn, hebben plaatsnamen als Boekowina en Boekarest met beuken te maken.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl