zondag 7 maart 2021

Haagbeuk


Bomen en struiken in Tilburg-Noord


De schors is in het begin grijs en glad; later vormen zich diepe groeven en verticale richels, die er uit zien als onderhuidse spieren.
De schors is in het begin grijs en glad; later vormen zich diepe groeven en verticale richels, 
die er uit zien als onderhuidse spieren. 

Ad Kolen


Een reeks artikelen over de verschillende soorten bomen en struiken die groeien in Tilburg-Noord.

Beukenhagen zijn veel gebruikte afscheidingen van allerlei, vaak groene terreinen in Tilburg-Noord. Voor het planten van een beukenhaag zijn twee verschillende boomsoorten in gebruik: de beuk en de haagbeuk. Beide hebben de daarvoor belangrijke eigenschappen. Ze zijn bestand tegen veelvuldig snoeien en ze houden na de zomer een groot deel van het blad vast, totdat het nieuwe blad in het voorjaar verschijnt. De beuk doet dat meer dan de haagbeuk.


De bladeren van beide soorten hebben duidelijke kenmerken die ze van elkaar onderscheiden. Ook in de winter is het verschil nog te zien. Het blad van de haagbeuk heeft een opgelegde nerventekening en een gezaagde rand. Het beukenblad daarentegen kenmerkt zich door zijn gladheid, gave randen en veel minder opgelegde nerven. De bladeren van de haagbeuk zijn gewoonlijk wat smaller en meer toegespitst en hebben meer nerven. De zaden zijn heel verschillend. Anders dan de bekende beukennootjes zijn de zaden van de haagbeuk kleine driehoekige geribde nootjes. Ze staan in trosjes van circa acht stuks bij elkaar en zijn meestal nauwelijks zichtbaar door de omringende drielobbige schutbladeren. Ook het herfstblad toont herkenbare verschillen. De beuk heeft verkleurend blad - van geel naar warm rood. Het blad van de haagbeuk wordt in de herfst erg geel en valt na de eerste nachtvorst direct af.


Een haagbeuk in de Offenbachstraat.

Net zoals van de veldesdoorn zijn in Tilburg-Noord zowel de haagvorm als de boomvorm van de haagbeuk te zien. Haagbeukbomen staan gewoonlijk op gazons tussen woningen of flats, of in hofjes zoals dat op de hoek van de Beethovenlaan en de Haendellaan. Verder zijn ze bijvoorbeeld aangeplant in de Griegstraat, de Locatellistraat, de Offenbachstraat, de Perosistraat, de Heikantlaan en de Componistenlaan.


De haagbeuk is een inlandse boom die van nature wijdverbreid voorkomt in heel Europa en in West-Azië. Naast de haag- en struikvorm kan de haagbeuk als boom wel een hoogte van 25 meter bereiken en heeft dan een dicht vertakte brede kroon. Omdat de haagbeuk schaduw verdraagt, komt hij van oorsprong voor in eiken- en beukenbossen. De schors is in het begin grijs en glad; later vormen zich diepe groeven en verticale richels, die er uit zien als onderhuidse spieren. Het hout van de haagbeuk is heel hard en slijtvast, een geliefd materiaal voor stelen van hamers, bijlen, schoppen, dorsvlegels en het hakblok van de slager. Vóór de opkomst van goedkoop staal werden er ook spaken van wielen en tandwielen van gemaakt.


De haagbeuk werd in ons land tot in de twintigste eeuw als hakhout gebruikt voor allerlei doeleinden. Voor brandhout en houtskool werden de bomen tot op de bodem afgehakt (afgezet). Voor takkenbossen voor ovens was het op manshoogte knotten gebruikelijk om de jonge scheuten buiten het bereik van het vee te houden.


Hakhout was verreweg het belangrijkste bostype in Nederland tot het begin van de vorige eeuw. Door de regelmatige oogst was het de meest rendabele vorm van houtteelt. Gebruikt werden loofboomsoorten met een groot uitstoelingsvermogen. Het meest bekend zijn de wilgengrienden, zoals in de Biesbosch en elders langs de grote rivieren, maar ook haagbeuk, eik, els, iep en es werden voor divers gebruik geknot. Uit de uitgestrekte bossen met veel haagbeuken in Frankrijk wordt tot op de dag van vandaag hout van haagbeuken gehaald voor de vele houtkachels die men er in landelijke gebieden stookt. Ook in het landelijk gebied van oostelijk landen zoals Roemenië, Bulgarije en Wit-Rusland is hout stoken vaak nog een algemeen gebruik.

Bladeren en zaden van de haagbeuk.





Reacties: adkolen@kpnmail.nl