donderdag 25 september 2025

De roodborsttapuit, een favoriet

 






























Ad Kolen




De roodborsttapuit, een favoriet



Op de vraag welke vogel ik het mooist vind, kan ik niet echt een uitsluitsel geven. Het uiterlijk van vogels in het algemeen, hun verenkleed, hoe het lichaam in elkaar zit, wat ze eten en hun gedrag zijn zaken die me interesseren. Dat is vooral te ervaren door het observeren van algemene, veelvoorkomende vogelsoorten. Bijvoorbeeld de verschillende soorten duiven, meeuwen en kraaiachtigen zijn prachtige studieobjecten; die kom je overal tegen. Het zelf ontdekken en ervaren wat het leven van een vogel inhoudt, is iets waar ik vaak mee bezig ben. Er zijn natuurlijk talloze vogelgidsen en monografieën van veel soorten vogels geschreven die de meest boeiende informatie bevatten. Ik verdiep me dan ook zo veel mogelijk in allerlei vogelliteratuur. Wat me vele mooie en boeiende momenten oplevert. Het zien en het beleven van bijeengebrachte vogelinformatie is nog mooier, maar niet altijd mogelijk natuurlijk. En soms ontdek je iets wat je niet direct in de literatuur terugvindt. Bijzondere ervaringen en belevenissen maken van een aantal vogelsoorten een favoriet. De roodborsttapuit is zo’n favoriet voor mij.


Ook zaden en bessen op het menu van de roodborsttapuit

Niet zozeer de zang, maar de alarmroepjes (trèk-trèk) van de roodborsttapuit doen me de oren spitsen. Bij deze inmiddels zeer bekende geluiden kijk ik snel om me heen in alle richtingen. Gewoonlijk zit hij dan op ongeveer een meter hoogte in een plantenstengel of lage struik. Als er een boom staat in het open landschap, laat hij zich vandaaruit horen. Vaak komt het geluid uit meerdere richtingen; dan is het vaak een paar dat zich dan ook nog eens in de buurt verplaatst. In het voorjaar of de zomer maakt een paar met 4 tot soms 6 jongen erg veel geluid. Het is een hectisch gebeuren; soms in paniek vliegen ze om de ouders heen en weer. Al broeden ze gewoonlijk op de bodem, een nestje heb ik nooit gevonden; het is dan ook goed verstopt. Na ruim 14 dagen op het nest worden de uitgevlogen jongen nog 1 tot 2 weken gevoederd met vooral insecten, maar ook wormen, spinnen, vlinders en slakken. Roodborsttapuiten eten ook wel zaden en bessen.


Patatvogel

Uit gesprekken met oudere Tilburgse vogelaars blijkt dat de roodborsttapuit in het verleden (tot ongeveer 1960) in Tilburg en omgeving in veel hogere aantallen voorkwam dan we ons nu kunnen voorstellen. De vele volksnamen die aan de vogel zijn gegeven, zijn daar één bewijs van. De roodborsttapuit kreeg in Tilburg en andere delen van Brabant de naam tèèrpötje, naar het vele zwart in zijn verenkleed. De roodborsttapuit is juist iets kleiner (12,5 cm) dan de vink (15 cm). Met de zwarte kop en het overwegend zwarte verenkleed in contrast met de witte halsvlekken, zwarte poten en snavel, en de oranjerode borst, is de roodborsttapuit een kleurrijke verschijning. Het feit dat de vogel vaak op akkers en aardappelvelden zijn voedsel zoekt, leverde in Vlaanderen (B) de naam patatvogel op. Het is vooral een broedvogel van de hoge zandgronden. De wetenschappelijke naam Saxicola torquata (ingedeeld bij de lijsters) is naar inzichten van deze tijd gewijzigd in Saxicola rubicola en valt onder de Muscicapidae, de vliegenvangers, met als nauw familielid het paapje.


Maaiselhopen als centrum

Mijn eerste toch wel verrassende ervaringen met de roodborsttapuit dateren uit de laatste jaren van de vorige eeuw (1997-1999). Tijdens een reeks tellingen (VWG-KNNV) in de Kaaistoep aan de zuidwestrand van Tilburg, de natuurontwikkelingsgebieden van de Tilburgse Waterleiding Maatschappij. Natuurontwikkelingsgebieden zijn vele jaren de hotspots van de roodborsttapuit geweest. Tijdens de 3 teljaren zijn steeds 3 broedparen vastgesteld in de Kaaistoep-West en mogelijk 2, maar zeker één overwinterend paar. Bijzonder was de vaststelling dat 3 maaiselhopen elk als het centrum van een territorium in gebruik waren. Ook in de winter zijn deze locaties vastgesteld als verblijfsplaats. De rottende grassen en planten (broei) zijn ook voor insecten aantrekkelijk.


5 Territoria op een 18-holse golfbaan

Een broedvogelinventarisatie (VWG KNNV) in 2000 op de golfbaan van de Efteling leverde ons 5 broedparen van de roodborsttapuit op. Tijdens de broedvogelinventarisatie van 2004 (VWG KNNV) wordt maar 1 territorium vastgesteld. Door het verdwijnen van ruigtes door successie (struikontwikkeling) en het onjuiste maaibeheer van 2003 en voorjaar van 2004 is de soort teruggedrongen tot een uiterst hoekje langs een zandpad. Wijzigingen in het leefgebied zijn hier de oorzaak van het afnemen van het aantal broedende roodborsttapuiten. In 1998 werden door RBOI-Rotterdam tijdens een broedvogelinventarisatie ook 6 broedparen vastgesteld.


4-6 overwinterende roodborsttapuiten

Het langdurige project (plan Lobelia) van herstel van de natte natuur van Huis ter Heide (Natuurmonumenten) is in 2010 afgerond. Huis ter Heide is het gebied tussen industrieterreinen in het noorden van Tilburg en het dorp De Moer, met onder andere het Leike- en het Plakkeven. Het bood, al tijdens de uitvoeringsfase, mogelijkheden voor tal van vogelsoorten en andere flora en fauna en zeker ook voor de roodborsttapuit. Door de voortdurende uitbreiding van het gebied nam het aantal territoria roodborsttapuiten toe tot 14 in 2005 en 11 in 2006. Van 2001 tot 2007 zijn jaarlijks 2-4 overwinterende roodborsttapuiten vastgesteld (W. Appels). Met zijn vraag of wel steeds dezelfde roodborsttapuiten zijn waargenomen. Mogelijk hebben zuidwaarts afzakkende soortgenoten soms een plaats ingenomen. De Roodborsttapuiten op het Leikeven waren in de meeste gevallen steeds op vaste plaatsen te vinden, vaak paarsgewijs in de nabijheid van allerhande ruigtekruiden en pitrus.


5 Ondersoorten in Europa


Mijn gedachte is dat roodborsttapuiten alleen overwinteren in zeer geschikte gebieden om hun territorium met zekerheid het volgende broedseizoen te kunnen gebruiken. Volgens de Vogelatlas van Nederland (Sovon-2018) is het aannemelijk dat de kleine aantallen overwinterende roodborsttapuiten in Nederland grotendeels lokale broedvogels betreft. De roodborsttapuit is een wijdverspreide broedvogel in Europa met 5 ondersoorten. Verder komt hij voor in het grootste deel van Eurazië tot aan China en voorbij de savannen van Afrika. De soort ontbreekt in een groot deel van Europees Rusland en Scandinavië. Ten oosten van Duitsland is de roodborsttapuit alleen broedvogel. Overwinteren doen ze in West- en Zuid-Europa en Noord-Afrika.



















Aan het einde van dit pad in het Noorderbos had in 2023 paar roodborsttapuiten een territorium.



Slechts enkele winterwaarnemingen in het Noorderbos


In 2 van mijn BMP-gebieden, waar ik ook de rest van het jaar alle vogels tweemaal per maand vastleg, zijn nauwelijks winterwaarnemingen van de roodborsttapuit aangetroffen. Het Noorderbos aan de noordrand van Tilburg, een gevarieerd gebied (110 ha) met jonge en oude aanplanten, open delen en veel water, is vanaf het begin in trek geweest bij de roodborsttapuit. Van 2003 tot en met 2014 zijn jaarlijks tussen 2 en 8 territoria vastgesteld, daarna niet meer ieder jaar. De laatste jaren alleen als er delen openvallen door kap of sterfte van bomen. Winterwaarnemingen zijn in het Noorderbos alleen in 2006 gedaan: 2 keer, 1 in januari en 2 in november.


Afname door toenemende begroeiingen


De Dongevallei is aangelegd (1996-2000) als ecologische verbindingszone langs het riviertje de Donge. Dwars door het stadsdeel de Reeshof zijn meanders, plassen, nevenstromen en bloemenweides gerealiseerd. De aanvankelijk nagenoeg kale omgeving boeide de roodborsttapuit in beperkte mate. Van 2004 tot 2010 broedde 1 of 2 paren in het gebied. In 2008 ontbrak de roodborsttapuit en na 2011 liet hij zich niet meer zien. Toenemende begroeiingen, vooral opgaande bomen en bebouwingen tot aan de rand van het gebied, maakten het onaantrekkelijk voor de roodborsttapuit. Zoals eerder beschreven, verdwijnt de roodborsttapuit als broedvogel uit een aanvankelijk geschikt biotoop door sterke wijzigingen van de omgeving.



Een ruige strook langs de Burg. Bechtweg in de Nieuwe Warande, 
een vaste verblijf- en ook broedplaats voor de roodborsttapuit.



Nieuwe kansen in agrarische gebieden

Het tegenovergestelde, het verschijnen van roodborsttapuiten als de omstandigheden in het leefgebied beter worden, heb ik ook ervaren. Op verzoek van de Stichting Nieuwe Warande bekijk ik sinds 2018 in dit grootschalige agrarische gebied ten noordoosten van Tilburg de vogels. Een gebied met veel maïsvelden en boomkwekerijen is in eerste instantie niet aantrekkelijk om te vogelen. Het merendeel van het gebied is in handen van de gemeente Tilburg. Die heeft de pachters de verplichting opgelegd bloemenranden aan te leggen. Samen met verruigde hoeken, minder intensief gebruikte graslanden en andere kleine landschapselementen als hagen en wisselende teelten maakt het voor een aantal vogelsoorten toch wel aantrekkelijk. Vanaf 2020 stel ik op 3 tot 6 uiteenlopende locaties concentraties van één of meerdere roodborsttapuiten vast. Jonge, juist uitgevlogen roodborsttapuiten zijn op enkele plaatsen in het gebied gezien. Ook op meerdere andere, vaak grootschalige, agrarische locaties in de omgeving zag ik tot mijn verrassing de roodborsttapuit.


Ook een stadsvogel


Uiteindelijk heeft dit als kort anekdote-begonnen verhaal een flinke staart gekregen. Met dit laatste item ga ik het afronden. Buiten in de Dongevallei heb ik nooit een roodborsttapuit in de stad gezien. Toch is het niet vreemd dat de soort in de stad voorkomt. Wel wat langer geleden zijn in het Leypark op de weilanden aan de Leyparkweg (nu van Buchemlaan) in maart 1976 en 11 augustus 1979 een pleisterende roodborsttapuit gezien. Later ook in oktober 1992. In 2011 en 2012 was er een territorium op de nabijgelegen bult, met waarschijnlijk jongen in 2011. Door het schaarser worden van de soort in Noord-Brabant en herinrichting van het terrein was de kans klein de roodborsttapuit weer te zien (H. Moller Pillot). Ook in Breda, vooral aan de randen, zijn in 2002-2008 5 territoria vastgesteld (uit: Vogels van Breda-2009). Hoewel het een lang verhaal is geworden, is er zeker nog meer te schrijven over deze favoriete vogel, waarvan zeker nog veel meer gegevens zijn verzameld.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl




woensdag 17 september 2025

Texel, altijd boeiend





























Ad Kolen


Texel, altijd boeiend

2-4 september 2025

Het Noord-Hollandse eiland Texel is voor een vogelaar in alle seizoenen boeiend. Al sinds 1987 bezoek ik Texel, niet jaarlijks, maar bij elkaar meerdere tientallen malen; de tel ben ik kwijt. Vaak met groepen, met mijn gezin en soms alleen. Zelfs midden in de vakantieperiode juli en augustus zijn er interessante vogels te zien voor een Brabander, zoals groenpootruiter, rosse grutto en kluut. En in betere tijden ook blauwe kiekendief en velduil.


Flitsbezoek

Het voordeel van Texel, ten opzichte van de andere Nederlandse Waddeneilanden, is dat de reis en ook de overtocht kort zijn vanuit Brabant. Het is zelfs in één dag te doen. Mijn eerste bezoek was dan ook een eendagstrip, per auto met 3 andere enthousiaste vogelaars. Een flinke rit op en neer, maar met toch voldoende ruimte om 7 uur (10.00 u. – 17.00 u.) te vogelen op het eiland. Nog tweemaal herhaalde ik dit flitsbezoek, maar dan met het openbaar vervoer; ook dat ging goed. De meeste bezoeken aan Texel duurden langer: een lang weekend, 1 of 2 weken en een enkele keer zelfs 3 weken.


Weer en tijd bepalend

Zeker op een Waddeneiland is het weer en de tijd van het jaar bepalend welke en hoeveel vogelsoorten je kunt waarnemen. Dat is zeker het geval tijdens mijn laatste bezoek in de eerste week van september dit jaar. De zangertjes zijn nauwelijks weer op gang gekomen en de wind, tot 6 beaufort, heeft duidelijk invloed. Met trein, bus en boot arriveer ik op een dinsdag, wat later dan gepland, in de Koog. Mijn bagage achterlatende in het hotel, ga ik direct op pad, met een flink deel van de middag nog voor me.

























De Muy.



Zwarte rozenbottels

Over een bekende zandweg loop ik in noordelijke richting door de Nederland en de Muy. Op de plas in de Muy bevinden zich tientallen grauwe ganzen, aalscholvers, wilde eenden en ook nog lepelaars. Aan de rand van het uitkijkpunt over de plas staan talrijke duinrozen. Die zijn nu maar half zo opvallend als in het voorjaar door de zwarte rozenbottels en de bruine stengels met doornen. De struiken blijven laag, tot hoogtes van 90 cm. Ze bloeien in mei en juni met crèmekleurige tot soms lichtroze bloemen. Vandaag zie ik ook enkele struiken met één bloeiende roos.


























De duinenrij van de Muy.


Drieteenstrandloper in beeld

Aan het einde van de plas buigt het pad af richting de kustlijn. Door de duinen bereik ik de Noordzee en loop ik langs de branding verder. Niet onverwacht komt een bekende gast in beeld, de drieteenstrandloper. Tientallen van deze kleine, maar bijzondere steltlopers foerageren op bijna speelse wijze in de vloedlijn waar water op komt en weer wegvloeit. Ze rennen als kleine speelgoedkipjes op en neer. Dit zijn voor drieteenstrandlopers de ideale omstandigheden om aan voedsel te komen. Ook bij een straffe wind zoeken ze op deze manier naar garnaaltjes, slakjes en ander klein grut dat met de golven aanspoelt. Drieteenstrandlopers bevolken in de winter de stranden van West-Europa en West-Afrika in een opvallend licht verenkleed, wat nu als overgangskleed contrastrijker zwart-wit is. Gekleed met een roodbruine kop, borst en bovendelen in sterk contrast met de witte buik, broeden ze in hoogarctische gebieden (Groenland).

























Drieteenstrandloper.



De Slufter

Al genietend van deze miraculeuze vogeltjes loop ik langs een afbuigende waterlijn de Slufter in. De Slufter staat in een permanente verbinding met de zee. De in 1885 aangelegde ”Lange Dam” was bedoeld om de zee buiten te sluiten. Tijdens een hevige storm brak de Lange Dam in 1858 op drie plaatsen door. De afsluiting van de Slufter brak nog 3 keer door. Aan het begin van de twintigste eeuw werd besloten dit gat in de duinen open te laten. Het is nu een uniek natuurgebied met een grote verscheidenheid en bij springtij met heel veel water.



























Bonte strandloper.


Het grootste deel van De Slufter is afgesloten en wordt als broedgebied beheerd en de rest van het jaar als rustgebied. Alleen het zuidelijke gedeelte is vrij toegankelijk. Aan de afsluiting grenst een uitgestrekte watervlakte van enkele centimeters diepte. Hier ontdek ik een feest, zowel voor de vogels als voor mij. Zover als ik kijken kan, zie ik ontelbare aantallen foeragerende drieteenstrandlopers, bontbekplevieren en bonte strandlopers, en hier en daar een groenpootruiter en enkele grote sterns.


























Bonte strandloper.


De bonte strandloper

De bonte strandloper was een broedvogel in ons land en broedde ook in het binnenland. In de 20e eeuw is de soort zeldzamer geworden. Nu wordt nog één (mogelijk) broedpaar vastgesteld. Het broedkleed is van boven roodbruin gevlekt met een zwarte onderbuik. De bonte strandloper is een kleine strandloper die vrij goed te herkennen is. In de winter met een grijs verenkleed en vaak ook een kleine donkere vlek op de onderbuik. Op afstand is ook te zien dat de punt van de navel iets naar beneden gebogen is. De snavel en de poten zijn zwart. De bonte strandloper kent meerdere ondersoorten. De meeste in Nederland in grote aantallen (van een kwart tot bijna een half miljoen) overwinterende exemplaren zijn van de ondersoort alpina. Die heeft zijn broedgebied in Noord-Scandinavië en Noordwest-Rusland.



























Bonte strandlopers.



Na een Texels biertje op het terras van Restaurant De Slufter laat ik me ophalen door de Texel Hopper, een prima systeem. Snel ben ik weer terug in de Koog. Nagenietend van een prima zonnige middag met enkele mooie foto-opnames als bonus.





















Zicht op de Waddenzee vanaf de Prins Hendrik zanddijk.


Veel wind 

De woensdag start met bewolking en regen. Pas na enkele uren is het droog en ga ik met een gehuurde elektrische fiets op pad. In zuidelijke richting door de aan de Koog grenzende bossen. De bossen op Waddeneilanden hebben iets bijzonders, vind ik. Naast de openheid van het eiland, met vaak veel wind, bieden de bossen geborgenheid aan kleine vogels. Als ik even stilsta, hoor en zie ik boomkruiper, goudhaan, koolmees, pimpelmees, roodborst, tjiftjaf en vink. Het waait inmiddels stevig, maar het blijft meest droog. De tocht gaat verder; bij Hoorn staan 3 kleine zilverreigers aan de rand van een plasje. Langs bekende natuurgebieden rijdende zoals De Petten, De Geul en de Mokbaai, leveren leuke waarnemingen op, zoals een bruine kiekendief die tientallen wilde eenden opjaagt. Enkele rosse grutto’s en zilverplevieren in de Mokbaai dragen nog het zomerkleed. Op de achtergrond verblijven honderden scholeksters, kleine mantelmeeuwen en grauwe ganzen. De verdere tocht over de andere zijde van het eiland, langs de Waddenzee, komt voornamelijk neer op het bekijken van het landschap. De toegenomen wind tot 6 beaufort beperkt het aantal vogelwaarnemingen. Op tijd via Oudenschild terug naar de Koog gereden om de vele regen die nog valt in de avond te ontwijken.


De Stormmeeuw

Donderdag, de laatste dag van mijn verblijf op het eiland, huur ik opnieuw een elektrische fiets; het waait me toch nog te hard. Het begin van de tocht gaat vandaag opnieuw door de bossen. In een open gebied tussen bossen gelegen, laat bij Het Alloo een groene specht zich horen, een vrij zeldzame vogel voor het eiland. Daarna rij ik vrij snel Den Burg voorbij en de Hoge Berg op richting de Waddenzee. Op een recent bewerkte akker op de Hoge Berg lopen vele tientallen meeuwen. Ze zijn allemaal van dezelfde soort, de stormmeeuw. Ze zoeken op gepaste afstand van elkaar naar voedsel. Hun middelmatige formaat ligt tussen dat van de kokmeeuw en de zilvermeeuw. De vleugels zijn een tintje grijzer dan die van deze 2 andere meeuwensoorten. Het is een vriendelijk ogende meeuw die in de winter soms ook in Brabant zijn kostje bij elkaar scharrelt.



























Stormmeeuwen op de Hoge Berg.



Na 2 koppen koffie weer droog

In het havenplaatsje Oude Schild valt de regen met bakken uit de lucht. Gelukkig is het na 2 koppen koffie in Café De Kombuis weer droog. Na een blik in de haven gaat het verder naar de noordpunt van het eiland via Utopia en langs De Schorren. Juist buiten Oudenschild door De Zandekes, een nat gebied tussen een oude en een nieuwe dijk, wat ze in Zeeland een inlaag noemen. Hier vraagt een paar kluten mijn aandacht, een van de 47 vogelsoorten die ik vandaag ondanks de stevige wind toch nog heb kunnen waarnemen. Waaronder natuurlijk talrijke lepelaars en steenlopers, en ook bijvoorbeeld oeverlopers, bruine kiekendieven, tapuiten en één cetti’s zanger.




























De Cocksdorp.



In de Cocksdorp neem ik een korte pauze om een ijsje te eten. Daarna brengt de rit over het fietspad door de duinenrij aan de westkant van het eiland me terug naar De Koog. Dan wordt het tijd om de terugreis te aanvaarden. Met de boot van 17.00 u. en een lange, doch voorspoedige treinreis ben ik laat in de avond weer thuis. Het einde van een mooi kort verblijf op het altijd boeiende Texel, met 69 verschillende vogelsoorten en de verrassende waarneming van 2 kruisbekken aan de rand van een duingebied.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl
















Ook Den Helder is druk bezocht, sommige gasten moeten buiten slapen!






zondag 14 september 2025

Vogelteller in de kijker - Ad Kolen

 


Vogelteller in de kijker - Ad Kolen




Uit Sovon Nieuwsbrief 1 september 2025




Mijn naam is Ad Kolen, het merendeel van mijn leven woon ik in Tilburg. Geboren in het midden van de vorige eeuw, speelde, zoals bij de meeste jongeren in die periode, een groot gedeelte van mijn jeugd zich buitenshuis af. Niet zozeer met de natuur bezig zijnde, maar na de schooluren wel veel buiten actief geweest.


Vissen en zwemmen in het kanaal en in diverse buitenbaden. Kamperen, wandelen, spelen en fietsen in de bossen, zandverstuivingen en heidevelden rondom de stad. Ergens tussen mijn 30e en 35e levensjaar bloeit de interesse in de natuur op. Ontdekken dat er meer soorten vogels zijn dan koolmezen en duiven en met IVN-wandelingen meelopen zijn de eerste stappen in die richting. Na een cursus en aansluiting bij een vereniging die zich met natuurstudie bezighoudt, richt ik me steeds meer op vogels.



De  kramsvogel een van de eerste vogels die ik zelfstandig ontdekte, ik weet nog waar!


Vogels tellen

In het laatste decennium van de vorige eeuw bekwaam ik me met leden van de vogelwerkgroep van de lokale afdeling van de KNNV in het tellen van vogels. We zoeken een beetje onze eigen weg. We tellen meerdere gebieden rondom Tilburg en voeren een stadsinventarisatie uit. Alles nog erg vrijblijvend met niet erg strakke regels. Nog voor de eeuwwisseling komt Sovon in beeld en leer ik hoe het BMP werkt. Inmiddels ben ik goed thuis in de Nederlandse vogels. Steeds vogelgidsen bestuderen, leren van collega-vogelaars, maar vooral op mijzelf de vogelwereld onderzoeken en me eigen maken, is het fundament van mijn vogelkennis. Hoewel ik met veel plezier vogelexcursies leid en beginners voor het vogelen tracht te enthousiasmeren door ze onder andere mee te nemen op een van mijn tellingen, ga ik nog steeds graag alleen op pad.


Geen soortenjager

Hoewel ik als gepassioneerde vogelaar geniet van niet-alledaagse vogels, ben ik geen soortenjager. Ik rijd niet speciaal naar het noorden van het land om een terekruiter te zien. Die en andere bijzondere soorten zie ik liever in het eigen leefgebied. Tijdens een van de vele vogelreizen; in onder andere Nederland, Oost-Europa, Frankrijk en Engeland, zag ik bijvoorbeeld de Terekruiter op haar nest in de Prypyatmoerassen in Wit-Rusland en de Zwartkopgors in de Donaudelta in Roemenië, naast talrijke vogelsoorten die ik hier niet iedere week tegenkom. Daarnaast is het gedrag van de meest algemene vogelsoorten iets wat me bijzonder bezighoudt. De Houtduif is er een van. De Houtduif is een echte planteneter. Iedere week eet hij wel andere zaden, vruchten, knoppen of kiemplanten. Als in een groep op een groot gazon in Breda foeragerende houtduiven, één exemplaar op zijn eentje meerdere regenwormen naar binnen werkt, is dat iets wat ik niet in mijn vogelgids terugvind en als bijzonder ervaar. Ook na meer dan 40 jaren vogelen ontdek je soms nog bijzondere nieuwe zaken.























Zwartkopgors in de Donau delta in Roemenië.


BMP & jaartellingen

Na enkele proefprojecten start ik in 2002 officieel met een BMP (Broedvogel Monitoring Project) in twee kleine parken in het stadsdeel Tilburg-Noord. Bruckner- & Hoffmanpark (plot 4515), kleine groene oases in een drukke wijk, en doe dat in 2008 nog één keer. Daar ik ook buiten het broedseizoen actief vogel en graag wil weten welke soorten er dan voorkomen, heb ik een mij passende formule bedacht. In drie gebieden in en om Tilburg tel ik tweemaal per maand en in het broedseizoen volgens de regels van het BMP. Dus 24 tellingen per jaar, waarvan acht in het broedseizoen (van 15 maart tot 15 juli). 


Noorderbos

In 2003 start ik het BMP in het Noorderbos (plot 3665), juist buiten Tilburg Noord, op vijf minuten fietsen van mijn woning. Een nieuw aangelegd bos, met al bestaande oudere bosfragmenten op de voormalige vloeivelden van de stad. Een gevarieerd gebied met veel water, waaronder een grote zandwinplas.
























De Dongevallei in het begin, 2004.

Dongevallei

In 2004 begin ik aan een BMP-reeks in een grote nieuwbouwwijk aan de westrand van Tilburg, de Dongevallei (plot 3664). Die bevindt zich in het midden van het stadsdeel Reeshof. Het gebied is oorspronkelijk ontworpen als ecologische verbindingszone. De gekanaliseerde beek de Donge is voor dat doel heringericht over een lengte van 2,5 km en breedtes van 100-150 meter aan beide zijden van de beek. Laagtes, meanders, nevenstromen, grote en kleine plassen, één groot en meerdere kleine eilanden en bloemenweides vormen het ontwerp van een laaglandbeek. Het gebied is geheel omheind om de grote grazers binnen en de wandelaars buiten te houden. Een klein deel in het noorden van de Dongevallei is buiten het broedseizoen wel toegankelijk voor wandelaars.


Quirijnstokpark

Mijn derde project ligt in het oosten van Tilburg Noord, het Quirijnstokpark (plot 4438). Toentertijd, naast het park wonende, ben ik er al in 1986 met tellingen begonnen. In deze voor mij nog leerfase heb ik tientallen jaren geteld, me nog niet bewust zijnde van alle regels. Pas in 2001 en in 2003 inventariseer ik er volgens de BMP-regels. Vanaf 2007 tel ik volgens de formule die ik ook in de andere twee gebieden uitvoer, jaarrond tellen met en in het broedseizoen volgens de BMP-regels. Met een onderbreking van enkele jaren (2010 & 211) loopt deze reeks tellingen en ook die van de andere 2 gebieden door tot aan de dag van vandaag. Vanaf 2019 maak ik gebruik van Avimap van Sovon om de BMP-gegevens in te voeren. Om uiteindelijk op de Sovon-website met autoclustering de aantallen territoria vast te stellen. Veel administratief werk wordt me zo bespaard. Jarenlang handmatig soortenlijsten invullen en territoria berekenen is toch wel heel veel werk.


























Een nestkastproject een van mijn mooiste belevenissen.


Kolonievogels tellen & nestkastproject

Naast de grote lijnen, BMP en jaartellingen waar ik me mee bezighoud, is ook het tellen van kolonievogels een jaarlijks terugkomend gebeuren. Waarbij het ontdekken, drie jaar geleden, van een nieuwe roekenkolonie midden in Tilburg Noord een hoogtepunt is. Het 3-jarige onderzoek met 60 nestkasten in het Noorderbos is een van mijn mooiste belevenissen op vogelgebied. De fysieke ervaringen van de wekelijkse nestkastcontroles, 10 tot 13 keer per jaar vanaf begin april tot in juni, zijn bijzonder. Ze hebben veel indruk op me gemaakt. Deze en vele van mijn andere activiteiten staan vermeld op mijn weblog: vogelsenzo


Vele vogelreizen

Ook van de vele buitenlandse reizen genoot ik enorm, niet alleen van de vogels, maar ook van de landschappen. Reizen met gezelschappen met gemengde interesses zet me aan om ook meer naar andere fauna en ook flora te kijken dan alleen naar vogels. In Nederland voer ik, naast al het voorgaande, in meerdere gebieden via vaste routes één of meerdere tellingen per jaar uit. Gewoonlijk in en om Tilburg, maar ook in Breda, Den Bosch en Zeeland. Kortom, vogelen is mijn passie en steeds meer alles wat ik buiten tegenkom.

 




















Kraanvogels kijken in Frankrijk.


Reacties naar adkolen@knpmail.nl