zondag 9 april 2017

Soepeendpullen en ander 'jong spul'







Ad Kolen

 
Een mooie voorjaarsdag, zo maar tussendoor. Zondagmiddag, dus veel mensen genieten van ’buiten’. De temperatuur loopt op tot ruim 20°C. Terug fietsende van een ochtend ’in het bos’, zie ik een eend met jongen dobberen op het Wilhelminakanaal bij de brug aan de Oude Lind. De Aaa’s en de ooh’s klinken uit de monden van passerende fietsers. Sommigen, zoals ik, staan even stil. Het is een bont gekleurde eend, een vrouwtje ’soepeend’ met 12 jongen. De jongen zijn nog pril. Amper een dag oud, een riskante situaties zo op het open water. Meeuwen van een flink formaat, zoal de zilvermeeuw of de kleine mantelmeeuw, pikken ze zo uit het water.


 

Dat zag ik vorige jaar gebeuren op zelfde plek.
 

 Soepeenden zijn afstammelingen van gewoonlijk wilde eenden met een afwijkend verenkleed. Meer wit maar soms ook zwart maakt ze afwijkend. Het zijn nakomeling van gemengde paren van wilde eenden en witte boeren eenden of andere gedomesticeerde rassen afkomstig van wilde eenden of soms van andere eendensoorten. Eenden gelijkende op wilde eenden maar met een afwijkende lichaamsvorm, langer meestal, behoren ook tot de soepeenden. Jongen van soepeenden, zoals ik vandaag zag, zijn meestal ook herkenbaar. Jongen wilde eenden hebben allemaal een gelijk verenkleed. Geel van onder en bruin boven om met enige lichte tekening op de kop en de vleugels. Bij soepeenden zijn de jongen van een legsel verschillend, sommige zijn geel, sommige zijn donker.


 
 
Een mannetje Wilde eend met afwijkend verenkleed, een Soepeend dus.


Al een week eerder, op zondag 2 april, zag ik ook jong spul. Op de vijver aan de Centaurusweg verbleef een paar nijlganzen met 6 jongen. Nijlganzen zijn wat men noemt exoten. Exoten zijn dieren- en plantensoorten die niet van oorsprong tot de plaatselijke flora en fauna behoren. Ze zijn hier door bewust of onbewust handelen van mensen terecht gekomen. Veel ’vreemde’ soorten redden het hier vaak niet. Andere juist wel, zoals de Nijlgans.
 
 
 
 
 
 
 
Nijlganzen worden al sinds de 17e eeuw als siervogel gehouden in West-Europa. Ontsnappingen uit een park en een dierpark in Zuid-Holland zijn de basis van de huidige populatie Nijlganzen. In die omgeving was in 1967 dan ook het eerste broedgeval van Nederland. Ook broedgevallen in andere delen van het land in die periode zijn terug te voeren naar ontsnapte parkvogels. Nijlganzen zijn nauw verwant aan grotere eendensoorten, zoals de Bergeenden en zijn eigenlijk geen echte ganzen. Het oorspronkelijke broedgebied van Nijganzen ligt ten zuiden van de Sahara, het Nijldal en noordelijk daarvan.


 




 
In de nieuwsbrief ’vogelsenzo’ staan de artikelen uitgebreider.
Abonneer je door een e-mail te sturen aan: adkolen@kpnmail.nl