maandag 27 november 2017

Meer Mandarijneenden


 
 
Een mannelijke Mandarijneend in eclipskleed.
 
 
Ad Kolen
 
Eenden in een boom zijn een opmerkelijke verschijning. We kijken op als vogels met zwemvliezen op een tak zitten of staan. Mandarijneenden (Aix galericulata) maar ook Aalscholvers (Phalacrocorax carbo) verwachten we niet boven in een boom. Toch doen ze dat vaak. De zwemvliezen van vogels zijn soepel. Het zijn beweegbare verbindingen tussen de tenen. De vliezen buigen mee met de tenen en maken vastklemmen aan een tak mogelijk, zoals bij de meeste andere vogels.
 
 
Mandarijneenden worden wel gerekend tot de roestende eenden (Cairiniae.) Een groep met weinig genetische verwantschap. Het roesten, rusten in bomen, is de overeenkomst. Vaak broeden ze er ook in bomen. Carolina-eend (Aix sponsa), Muskuseend (Cairina moschata), Witvleugelboseend (Cairina scutulata) en Braziliaanse taling (Amazonetta brasiliensis) zijn soorten die behoren o.a. tot de roestende eenden. Allemaal vogelsoorten die niet van nature in onze omgeving leven. Het nestelen in bomen is van de bij ons talrijk voorkomende Wilde eend (Anas platyrhynchos) ook bekend. Wilde eenden broeden wel eens in een vork van een boom, in een boomholte of in een knotwilg.


 
 
 
Nog meer opvallend zijn de helder oranje vlaggen op de vleugels bij het Mannetje Mandarijneend.
 
 
 
Mandarijneenden zijn inheems in Japan, China en Oost-Siberië. In de 18e eeuw werden Mandarijneenden in West-Europa ingevoerd als siervogel voor parken en watervogelcollecties. In de vorige eeuw was in Zuidoost-Engeland uit ontsnapte en vrijgelaten dieren een stabiele, zelfstandige populatie van 300-400 paren ontstaan. Een paar Mandarijneenden blijft jaren bij elkaar. Het vrouwtje legt 9 tot 12 bijna ronde bruine crème-achtige eieren. Die ze alleen bebroedt, ruim 4 weken. Als de jongen uitkomen, laat het mannetjes zich wel zien. De jongen fladderen na de geboorte, vaak van grote hoogte, uit het nest. Moeder leidt ze dan naar het water en verzorgt ze daar verder alleen. De jongen zijn al snel actief en zelfstandig, zoeken voedsel en duiken onder bij gevaar.
 


 
Ontsnapte Mandarijneenden en hun nazaten broeden in Nederland vanaf 1968. De aantallen stegen van een tiental broedparen rond 1980 naar rond 250 in het jaar 2000. Toename zette zich door, gezien de stippen op de verspreidingskaart van SOVON. Aantallen geven ze daarbij echter niet aan. De soort concentreert zich het meest in het midden van het land, de bosrijke omgevingen. Limburg en Brabant worden ook steeds dichter bezet. Naar het noorden nemen de dichtheden af tot ze helemaal ontbreken op de Waddeneilanden. Zeeland is schaars bezet. In en rondom Tilburg zijn de laatste jaren zichtbaar meer Madarijneenden verschenen. Aanvankelijk meest in het najaar maar later ook in het voorjaar. Vorig jaar werd een territorium vastgesteld in het Quirijnstokpark in Tilburg Noord. Dit jaar broedde ze er opnieuw met 6 pullen als zichtbaar resultaat. Slechts één exemplaar overleefde het, de rest viel ten prooi aan rovers als meeuwen en de snoek. In het Noorderbos was dit jaar ook een territorium.
 
 
 
 
In het Quirijnstokpark 'roesten' de Mandarijneenden op takken boven de vijver.
 
 
 
Mandarijneenden hebben naar verhouding lange vleugels en staart en zijn daardoor goede en erg wendbare vliegers. Uit eigen waarnemingen weet ik dat ze zich uitstekend tussen bomen en ook gebouwen door kunnen verplaatsen. De oorspronkelijke biotoop ligt dan ook in de gematigde loofboszone met voorkeur voor open loofbossen met water. In het herkomst gebied was het eind vorige eeuw een bedreigde vogelsoort. In China werd een uitvoerverbod in gesteld. In Japan zette men in Nederland gekweekte Mandarijneenden uit.
 
Het mannetje Mandarijneend heeft een prachtig broedkleed met kleurige sierveren. De kop is opvallend gevormd, lijkt op een helm. Een brede lichte wenkbrauwstreep loopt tot een punt uit in de hals. Blauwe, groene en rode vlakken sieren de kop en de hals verder. De hals is als een grote baard bedekt met fraai gevormde roze veren. De borst is paarsbruin en de vleugels zacht bruin met een witte rand en zwarte zoom. De buik en het kontje zijn wit. De staart is olijfbruin en spits toelopend. Uit het water vallen de oranje poten op. Nog meer opvallend zijn de helder oranje vlaggen op de vleugels. Hij zet ze op bij opwinding en tijdens de balts.
 
 
 
 
 
 
De ogen zijn van beide geslachten donkerbruin. Het verenkleed van het vrouwtje is weliswaar minder kleurig maar zeker niet minder fraai. Vele groene, bruine en witte details vallen op. De vleugels zijn wat lichter. De kop is bruin en wordt gesierd met een witte oogring en een fijn naar achter lopende wit lijntje. Daar ze gedurende de ruiperiode enkele weken niet kunnen vliegen nemen de mannetjes het eclipskleed aan. Door deze onopvallende uitrusting lijken mannetjes en vrouwtje erg op elkaar. De rode snavel met wit-roze tip blijft een zichtbaar kenmerk van het mannetje.
 
 

Slechts één van de zes jonge Mandarijneenden kreeg de kans groot te worden!
 
 
De Mandarijneend is een exoot en hoort hier eigenlijk niet thuis. Exoten overspoelen als het ware onze oorspronkelijke natuur in allerlei vormen en formaten. Er zijn soorten die onze plaatselijke flora en fauna verdringen. Mandarijneenden zijn vooralsnog een kleurige aanvulling. Maar je weet maar nooit of ze over tientallen jaren de huidige aantallen van Grote Canadese ganzen en Nijlganzen evenaren.  
 
 



 
 
 
In de nieuwsbrief ’vogelsenzo’ staan de artikelen uitgebreider.
Abonneer je op de nieuwsbrief door een e-mail te sturen aan: adkolen@kpnmail.nl
 
 
 
 
 
Het vrouwtje Mandarijneend met het overgebleven jong in het Quirijnstokpark!