Ad Kolen
Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien. |
Waterhoen -
Gallinula chloropus
Kleurige details
Het
waterhoen is iets kleiner dan de minder schuwe meerkoet. De rug is olijfbruin
en de onderdelen zijn blauwgrijs. Op de flanken loopt een onderbroken witte
lijn naar boven. Het rood van het schild op het voorhoofd loopt door tot op de
snavel, waarvan de punt geel is. De lange poten met flinke tenen zijn gelig
groen, met een rode vlek aan het bovenste gewricht. Bij het spreiden van de
staart worden de witte onderstaart dekveren als een halve cirkel op de staart geprojecteerd.
Dit teken is in gebruik onder mannetjes om rivalen af te schrikken. Ook bij de
balts speelt het een rol. Het jonge waterhoen is meer bruin en duidelijk te
herkennen aan het wat vale uiterlijk. Het volwassen waterhoen heeft meer
kleurige details.
Landelijk geleidelijke afname
Het
waterhoen ontbreekt alleen in streken waar het erg droog is. De dichtheden zijn
het hoogst in het westen van het land. Vaak is het waterhoen schuw en leeft
verborgen, maar een aangepaste levensvorm aan menselijke activiteiten komt ook
voor. In kleine plassen en moerassen in bebouwde omgevingen komt de soort nu
ook tot broeden. Droogte in het voorjaar en koude in de winter zijn nadelige
factoren voor het waterhoen en dragen mogelijk bij aan de schommelingen in de
jaarlijkse aantallen in het Noorderbos. Om onduidelijk redenen nemen de
landelijke aantallen al enkele tientallen jaren geleidelijk af. Verdroging van
moerassen en intensief beheer van sloten worden wel genoemd als mogelijke
oorzaken. De geschatte aantallen in de eerste en de laatste broedvogelatlas
laten een daling zien: van 45.000-75.000 broedparen in 1973-1977 naar
25.000-35.000 broedparen in 2013-2015. Lokale broedvogels blijven gewoonlijk
hier, als het niet hard vriest. De populatie wordt in de winter aangevuld met
gasten uit Duitsland en Scandinavië tot 50.000-90.0000 (bron: sovon.nl).Het waterhoen is tijdens alle teljaren aangetroffen in het Noorderbos. In figuur 1 staan de aantallen waargenomen waterhoentjes per jaar: in totaal 501 exemplaren gedurende de telperiode. De grafiek laat ook de opmerkelijk grote verschillen in de aantallen per jaar zien. Deze zijn niet echt te verklaren. Het schuwe waterhoen is mogelijk menigmaal aan de aandacht van de teller ontsnapt. Hoewel het waterhoen gevoelig is voor strenge winters is dat niet altijd het gevolg van lage waarnemingen zoals in 2005. De winter van 2004-2005 was vrij zacht vrij droog en zeer zonnig (bron: KNMI.)
Een overzicht van alle maand (figuur 2) laat zien dat
de waarnemingen in het voorjaar en in de zomer het hoogst zijn.
Broedactiviteiten en jonge vogels doen de aantallen wat hoger uitkomen.
Verhoogde concentraties door overwinteraars is nauwelijks vastgesteld. Het
totaal van de januari-tellingen geeft een wat hoger aantal aan, maar dat zakt
weer in de maand erna.
Niet alleen op en langs de Noorderplas, maar ook op verschillende
plaatsen langs de Zandley en de vertakkingen daarvan is het waterhoen
waargenomen. Het is een schuwe vogel, vooral buiten de winterperiode. Toch kunnen
we, voornamelijk in het broedseizoen, een patroon waarnemen van de plekken waar
het waterhoen zich vaak ophoudt. Ook het gedrag is in de jaren steeds
duidelijker geworden. Regelmatig heb ik bij onraad het onderduiken van een
waterhoen gezien: via een ’duiker’ onder water zwemt het naar een ander deel
van de Zandley. Om zich ongezien voort te bewegen verplaatst het waterhoen zich
onder overhangende oeverbegroeiing.
Figuur 3.
Weinig broedresultaat gezien
Elk jaar, ook in het jaar met zeer lage presentie van het waterhoen, zijn één of meer territoria vastgesteld. In totaal betreft het 44 territoria (zie figuur 3.) Het lage aantal waargenomen broedsels heeft voor een deel te maken met het verborgen leven van het waterhoen. De jongen zijn waarschijnlijk vaak al gewaarschuwd door de ouders als ik als teller in de buurt kom en drukken of verstoppen ze zich. In de gehele telperiode heb ik slechts zevenmaal resultaat van het broeden gezien: steeds in lage aantallen, niet meer dan 3 stuks. 11 van de 44 vastgestelde territoria zijn gevestigd aan de rand van de plas. Alle overige territoria liggen ergens langs de Zandley of aan één van de vertakkingen.
De lage opbrengst van de broedsels van waterhoentjes langs de Zandley en de vertakkingen is voor een belangrijk deel ook te wijten aan de locatie die oudervogels kiezen. De oevers van deze strakke waterlopen lopen tamelijk schuin op naar boven. Plantengroei is daar heel goed mogelijk maar dat is niet de wens van het waterschap. Om een snelle afvoer van het water van de waterzuiveringsinstallatie Tilburg-Noord te garanderen worden de taluds tot aan de voet tweemaal per jaar gemaaid. Daarnaast wordt ook de bodem jaarlijks geschoond. Als het waterhoen er al een gelegenheid vindt om een nest te bouwen, wordt dat ook nog verstoord. Er valt altijd een maaibeurt midden in het broedseizoen, vaak aan het einde van de maand juni.
Reacties naar adkolen@kpnmail.nl