dinsdag 20 september 2011

De vogels van de Dongevallei; Broedseizoen 2011

Een hoog aantal territoria door veel vogelsoorten.


Ad Kolen

Sinds januari 2004 worden de ontwikkelingen van de vogelstand in de Dongevallei gevolgd door 2 leden van de Vogelwerkgroep KNNV Tilburg. Met een frequentie van 2 tellingen per maand tellen ze alle vogels, en noteren hun gedragingen vanaf een vaste route. In de periode dat de meeste vogels tot broeden overgaan, van half maart tot half juli, gebeurd dat volgens de richtlijnen van het BMP Broedvogel Monitoring Project van SOVON (= een vereniging bestaande uit beroepskrachten en vrijwilligers die landelijk vogeltellingen organiseert en onderzoek uitvoert ten behoeve van beheer, beleid en wetenschap.)
Het doel van het BMP project is het vaststellen van de aantalsontwikkelingen van alle broedvogels in ons land. Hiervoor maakt men gebruik van een gestandaardiseerde werkwijze om vaste gebieden jaar op jaar te tellen. Het SOVON broedvogelonderzoek loopt vanaf 1984 en in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek worden de telgegevens verwerkt, gecontroleerd en gepubliceerd.
De tellers in de Dongevallei doen dit onderzoek mede om de Gemeente Tilburg te informeren over de broedvogelstand maar vooral om dat het leuk is. Een langlopend vogelonderzoek in een vast gebied is uitermate boeiend.

           De Knobbelzwaan (Cygnus olor), een min of meer stabiele broedvogel met 3 territoria in 2011.

 Tijdens de 8 tellingen in het broedseizoen worden gegevens verzameld voor het vaststellen van de territoria van de verschillende vogels. Per vogelsoort zijn aanwijzingen tot broeden zoals zang en nestbouw, in de juiste biotoop en binnen datumgrenzen bepalend voor het vaststellen van een territorium.
De Knobbelzwaan (Cygnus olor), een min of meer stabiele broedvogel met 3 territoria in 2011. 
Voor het bepalen van de aantallen zijn uitsluitende waarnemingen en fusieafstanden van belang. Nestvondsten tellen altijd mee maar bij de meeste vogelsoorten wordt daar niet naar gezocht, meestal zijn een aantal zangwaarnemingen binnen een bepaalde tijdspanne voldoende.

In 2011 werden van 41 verschillende vogelsoorten in totaal 173 territoria vastgesteld. Het hoogste aantal tot nu toe. Het gemiddelde aantal, over alle teljaren, staat op 39 territoria. Sinds het begin van de broedvogelinventarisaties werd van 57 vogelsoorten vastgesteld dat ze er broeden. Minder dan de helft (25) deed dat ieder jaar; Fuut, Knobbelzwaan, Soepgans, Wilde eend, Soepeend, Waterhoen, Meerkoet, Scholekster, Houtduif, Turkse tortel, Witte kwikstaart, Winterkoning, Heggenmus, Merel, Kleine karekiet, Grasmus, Tjiftjaf, Fitis, Pimpelmees, Koolmees, Zwarte kraai, Vink, Groenling, Putter en Rietgors.
Door de voortschrijdende natuurlijke successie maar ook door beheer en andere wijzigingen in het gebied verdwenen en verschenen meerdere vogelsoorten als broedvogel. Landelijke fluctuaties in vogelpopulaties zijn ook in de Dongevallei waar te nemen. Zo hebben we een toenemende eendensoort, de Krakeend dit jaar voor het eerst als broedvogel kunnen benoemen. Naast andere waarnemingen die wijzen op broeden van deze soort werd op 18 juni een vrouwtje met 8 juist uitgekomen jongen gezien.

Een eenvoudig rekensommetje leert dat naast een nieuwe broedvogelsoort, 16 eerder vastgestelde broedvogels dit jaar niet op de lijst voorkomen; Torenvalk, Fazant, Kievit, Watersnip, Groene specht, Grote bonte specht, Kuifleeuwerik, Blauwborst, Roodborsttapuit, Zanglijster, Bonte vliegenvanger, Staartmees, Boomkruiper, Kauw, Ringmus een Kneu.

Het record aantal vastgestelde territoria in dit broedseizoen werd vooral veroorzaakt door hoog scorende soorten. Nog niet eerder werden zoveel territoria van Soepeenden(11) vastgesteld. Het aantal jongen varieerde van 2 tot 5 met een gemiddelde van 3,7. In dit lange smalle gebied is het tellen van eenden niet eenvoudig. Ze worden vrij snel opgestoten, de route loopt op meerdere plaatsen dicht langs het water. Vooral in de broedtijd, als uitsluitende waarnemingen vereist worden, volgens de BMP-richtlijnen geeft dat problemen. Door bij Soep- en Wilde eenden alleen vrouwtjes met juist uitgekomen pullen te tellen zit je aan de lage kant maar speel je wel op zeker!
Meerkoeten weten met 23 vastgestelde territoria ook niet van ophouden. Ze bestrijden elkaar fel om een stukje oever voor een eigen broedplekje. Met 16, 17, 18 territoria was de top wel bereikt was de gedacht lange tijd. Dit teljaar steekt daar echter flink bovenuit. De territoria liggen over het hele gebied verspreid, van het uiterste noordpunt tot aan de rand in het zuiden.
De aantallen Turkse tortels tonen meer dan eens pieken buiten het broedseizoen. Nu werd een concentratie van 6 broedende paren vastgesteld in de smalle noordelijk gelegen teldelen, die dicht tussen bebouwingen liggen.
Ook de Merel(9) bereikte in 2011 het hoogste punt. Grote delen van het gebied worden open en kort gehouden door de beheerders. Daarnaast neemt echter plaatselijke het aandeel groen(biomassa) toe en biedt voedsel en broedgelegenheid aan de Merel en andere vogelsoorten; Houtduif(7), Tjiftjaf(5), Zwarte kraai(2), Putter(1) en Groenling(3.)
Het hoge aantal broedende Fitissen(14) wordt eveneens mede bepaald door het uitgevoerde beheer. In dit, in stand gehouden halfopen landschap floreert de soort enorm. Fitissen broeden op de grond (bij voorkeur tussen grassen,) maar hebben enkele bomen nodig als zang- en uitkijkpost. Hun voedsel, dat voornamelijk bestaat uit insecten zoals muggen, rupsen en andere ongewervelde, wordt vooral in struwelen gezocht.

11 Maart 2011, resultaat van het beheer, gericht op het open houden van delen van de Dongevallei.

De laatste vogelsoort in dit rijtje van hoge scoorders, de Oeverzwaluw, is een verhaal apart. Na wisselende resultaten (3 – 13 broedparen) in de 6 voorgaande jaren werd het stil in 2010. Instortingen en verruigingen hadden de Oeverzwaluwwand aan de Reuverlaan ongeschikt gemaakt om te broeden. Dat bleek na het snel weer verdwijnen van één waargenomen Oeverzwaluw begin juni 2010.
In de winter erna werd met grote hoeveelheden zand de wand opgeknapt. In de 2e helft van april 2011 waren volop(30) Oeverzwaluwen aanwezig en werden nestgangen gegraven. Aanvankelijk 16 maar later(tussen de datumgrenzen) konden 10 bewoonde nestgangen worden vastgesteld. Niet onverwacht, maar wel teleurgesteld, werd op 18 juni totale vernietiging van de broedkolonie geconstateerd.  Door instortingen aan de verticale wand werd de nestlocatie toegankelijk voor de talrijk aanwezige konijnen óf voor predatoren. De nestgangen waren uitgegraven. De oorzaak; er was opnieuw ’laagwaardig zand’ voor de wand gebruikt! Gezien de tijd die tussen het graven van de 1e nesten en het verdwijnen ervan ligt is het mogelijk dat jonge Oeverzwaluwen van enkele broedsels reeds waren uitgevlogen.

Naast van de nieuwkomer, de Krakeend werd een laag aantal, slechts één territorium genoteerd van Zwarte zwaan, Grauwe gans, Nijlgans, Kuifeend, Kleine plevier, IJsvogel, Witte kwikstaart, Winterkoning, Heggenmus, Roodborst, Bosrietzanger, Grasmus, Pimpelmees, Spreeuw, Putter en Rietgors.
Daarvan zijn Zwarte zwaan, Grauwe gans, Kleine plevier en Roodborst incidentele broedvogels (= één paar tijdens ten hoogste 4 van de 8 geïnventariseerde jaren.)
De IJsvogel, waarvan vorig jaar voor het eerste een territorium kon worden vastgesteld, kan ook worden gezien als een nieuwe broedvogel van het gebied. Opmerkelijk; de soort is door enkele wat koudere winters, vooral in het zuiden van ons land, flink in aantallen afgenomen. In heel de Reeshof zijn vele waterrijke plekken die klaarblijkelijk voldoende open blijven voor IJsvogels om er hun kostje (visjes) bij elkaar te scharrelen in barre winterse periodes.
De Nijlgans, een exoot, is eveneens sinds enkele jaren een nieuwe ’aanwinst’.
Kuifeend en Bosrietzanger zijn beide regelmatige broedvogels, met 1 of 2 broedparen, die maar eenmaal ontbraken in deze serie van broedvogelinventarisaties.
De rij van ’één territorium vastgesteld dit jaar’ kent verder; Licht wisselende broedvogels (1 tot 3 territoria), Witte kwikstaart, Winterkoning en Spreeuw. Sterk wisselende broedvogels (1 tot 6 territoria), Heggenmus, Grasmus, Pimpelmees, en Putter. En een afnemende broedvogel, de Rietgors, deze soort had de laatste 4 jaren maar één territorium!

Verder kunnen de resterende vogelsoorten die goed zijn voor één of meerdere territoria in 2011 ingedeeld worden in afnemende broedvogels;  Soepgans(7.)
Sterk wisselende broedvogels; Wilde eend(9) en Spotvogel(3.)
Licht wisselende broedvogels; Koolmees(6.)
Min of meer stabiele broedvogels; Fuut(3), Waterhoen(3), Vink(5), Kleine karekiet(2) en Knobbelzwaan(3) met een uitzonderlijke piek van 6 in 2009.
Licht toenemende broedvogels; Scholekster(3).
Toenemende broedvogels; Canadese gans(12), Tuinfluiter(3), Zwartkop(4) en Ekster(3.)

De broedvogelinventarisatie werd in 2011 uitgevoerd door Ad Kolen en Richard Smulders; Een boeiend broedseizoen met als uitkomst; ´Een hoog aantal territoria door veel vogelsoorten`!