maandag 15 oktober 2018

Slechtvalk op de Heuvelse kerk in Tilburg






Ad Kolen

Slechtvalken broeden al meerdere jaren in Tilburg, op een hoge woontoren in het centrum; De Westpoint. Ook even buiten de stad richting Loon op Zand, op de TV-toren zijn al enkele malen jonge slechtvalken uitgevlogen. Op beide plaatsen zijn special nestkasten voor deze soort geplaatst. Deze snelle roofvogels worden regelmatig binnen en buiten de stadsgrenzen aangetroffen.

Midden in het centrum, op de kerk aan het heuvelplein, zat er vanmiddag één. Op de dwarsbalk van het kruis (rechter toren) met daar bovenop de gouden haan, met goed zicht over de stad! De slechtvalk, een jonge vogel zo te zien, zat er duidelijk op de uitkijk. De kop ging voortdurend op en neer, waarbij de kop- en halsveren soms opwaaide door de wind. De vogel was zeer alert en maakte enkele malen aanstalten om op te vliegen. Wachtende op de zon om achter de wolken vandaan te komen (voor een betere foto) zag ik de vogel opvliegen en rustig over de binnenstad verdwijnen. Een mooi, onverwacht moment!


Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


dinsdag 2 oktober 2018

Het Noorderbos en de Vogels 3002 - 2017 Kolgans








 
 
Ad Kolen
 
 


Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 
 


 Kolgans - Anser albifrons

 Van overwinteraar naar broedvogel
Kolganzen kennen we in ons land aanvankelijk alleen als gasten in de winter. Grote aantallen, vaak in strenge winters, zijn in de vorige eeuw de moeite waard om er excursies voor naar Zeeland te ondernemen. Later worden ze steeds talrijker en zien we ze ook langs de rivieren aan de bovenrand van Noord-Brabant. Sinds 1980 broeden kolganzen ook in ons land. In het westen en noorden ontstaan populaties uit ontsnapte lokvogels voor de jacht. In Noord-Brabant, in de Biesbosch bijvoorbeeld (uit eigen waarnemingen), blijven door jacht gewonde kolganzen achter, vaak met partner. Soms overleven ze de verwondingen en komen ze tot broeden. In 2000 broeden 250 paren kolganzen in Nederland. Na minder dan 10 jaar is dit aantal verdrievoudigd (bron: Sovon.nl).


Alleen in strenge winters
Kolganzen worden maar in beperkte aantallen waargenomen in het midden van Noord-Brabant, zeker in de omgeving van Tilburg. Broeden doen ze hier niet. In de buurt van Tilburg verschijnen kolganzen vooral in strenge winters. Bij langere periodes van vorst en bedekking met sneeuw zoeken de overwinteraars meer en meer de binnenlanden op. Groepen kolganzen en ook rietganzen tussen Tilburg en Udenhout herinner ik me van strenge winters in de vorige eeuw. De waarneming van kolganzen in het Noorderbos beperkt zich tot eenmaal. Tijdens de allereerste telronde in het Noorderbos, op 11 januari 2003 worden 17 Kolganzen waargenomen. Dit was in een koude periode waarbij de Noorderplas gedeeltelijk was dicht gevroren.

 Reactie naar adkolen@kpnmail.nl


maandag 1 oktober 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Knobbelzwaan





  

Ad Kolen

 
 

 Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken worden het totaal aantal waargenomen vogels per jaar of per maand uitgebeeld. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 
 

 
Knobbelzwaan -   Cygnus olor
 
 
Je hoort ze vliegen
De knobbelzwaan is de grootste hier voorkomende zwanensoort. De andere twee soorten witte zwanen die in ons land voorkomen, de wilde en de kleine zwaan, zijn hier voornamelijk overwinteraars. Zijn naam dankt de knobbelzwaan aan de zwarte knobbel boven de oranjerode snavel. Bij de mannelijke exemplaren is deze het meest opvallend. Naast de snorkende, snuivende en sissende geluiden in bedreigende situaties is de knobbelzwaan vrij stil. Wel is de knobbelzwaan de enige van de drie die bij het vliegen geluid maakt. Tijdens de vlucht produceren de vleugels een gonzend geluid dat, vooral als het meer vogels betreft, al op flinke afstand te horen is. Het menu bestaat uit waterplanten en soms enkele lagere diersoorten. In de winter schakelt hij vaak over op grassen.



Veel overwinteraars uit het oosten
Vanouds werd de knobbelzwaan in ons land in grote aantallen in gevangenschap gehouden en gefokt, vooral voor het dons. Vaak in ‘zwanendriften’ in weidegebieden. De Nederlandse populatie knobbelzwanen bestaat grotendeels uit nazaten van ontsnapte of losgelaten tamme exemplaren. Door gebrek aan informatie uit vorige eeuwen is onduidelijk in hoeverre in West-Europa nog wilde knobbelzwanen voorkwamen en of ze zich vermengden met gefokte vogels. De Nederlandse knobbelzwanen zijn voornamelijk standvogels, in de winter aangevuld met vogels uit het oosten. In het midden van de winter verblijven minstens 40.000 knobbelzwanen in Nederland. De landelijke aantallen knobbelzwanen namen lange tijd toe met het groeien van de eigen broedpopulatie. Sinds 2000 stabiliseren de aantallen zich. (bron: Sovon.nl)



 

Figuur 1.


 Één broedgeval met goed gevolg
Knobbelzwanen zijn vaak een toevallige verschijning in het Noorderbos. Ze zijn zelfs enkele jaren in het geheel niet waargenomen (zie figuur 1). Soms vliegen ze tijdens de telling alweer weg. Naast op de Noorderplas worden ze ook vaak op de Zandley, parallel aan de Kalverstraat gezien. In de maand juli werden in geen van alle teljaren ooit knobbelzwanen waargenomen.

De waarnemingen betreffen vaak onvolwassen vogels of soms paren op zoek naar een territorium. Knobbelzwanen zijn pas vanaf het 3e of 4e jaar geslachtsrijp. Gezien de lage aantallen zijn er nauwelijks periodes vast te stellen dat ze vaker gezien werden. Slechts in enkele jaren zijn er wat meer waarnemingen in de winter, voornamelijk aan het begin van het jaar.


In 2015 waren er meer waarnemingen, 40 in totaal, vanaf het vroege voorjaar. Dat was het gevolg van een broedgeval, het enige in de gehele telperiode. De telroute doorkruist het hele Noorderbos. Er is echter niet op alle gebiedsdelen goed zicht. Het Noordelijk gelegen deel van de Zandley, parallel aan de Udenhoutse weg, valt buiten het gezichtsveld. Ergens aan de oevers van deze stroom had het paar een nest, met de 4 jongen knobbelzwanen worden ze nog enkele malen gezien op de Zandley. Na de zomer verdwijnen ze definitief uit het gebied.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl


 




maandag 24 september 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Ooievaar







Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 
 



 

Ad Kolen


Ooievaar - Ciconia ciconia

Een ooievaar beschrijven is eigenlijk overbodig. De soort is onmiskenbaar door zijn lichaamslengte van circa 100 cm en een spanwijdte van de vleugels van ongeveer 200 cm. Een zwart-wit verenkleed met een lange rode snavel en ook lange rode poten en een flinke nek.


Populatie hersteld
Rond 1900 waren er nog vele honderden paren ooievaars in Nederland. Intensivering van de landbouw deed het aantal broedparen slinken tot ongeveer 10 broedparen in 1990. De dreigende uitsterving werd gekeerd door de start van een herintroductieprogramma in 1969. Door het fokken, uitzetten en voederen van ooievaars herstelde de stand zich. Het aantal groeide tot meer dan 800 broedparen. Nagenoeg alle in ons land geboren ooievaars gaan het eerste jaar naar Afrika om te overwinteren. Van de oudervogels blijft in de winter een deel in Nederland. Het bijvoederen in het verleden tijdens de herintroductie is wellicht nog steeds een reden om hier te blijven. Wintertellingen in Nederland geven aan dat het er nogal wat zijn: 750, 553 en 583 in resp. 2016, 2017 en 2018.



   Jonge ooievaars op een nest bovenop een volière in Safaripark Beekse Bergen.


Half wild
Een half wilde en vrij rond vliegende populatie ooievaars leeft in het Safaripark van de Beekse Bergen. Ze pikken her en der wat voedsel mee in het Safaripark en scharrelen verder hun eigen kostje bij elkaar. Op hoge steunpalen aan de buitenzijde van enkele grote vogelvolières bouwen ruim 10 paren jaarlijks een nest en brengen er jongen groot. De groep foerageert af en toe, en de laatste jaren in toenemende mate, aan de noordzijde van Tilburg. Nabij het Noorderbos, en ook verder richting Loon op Zand en in de buurt van Udenhout, vinden ze enkele weilanden met voldoende voedsel. Ze keren soms naar dezelfde plekken terug.


Korte bezoekjes
Gedurende de 15-jarige telperiode heb ik in het Noorderbos vijfmaal ooievaars gezien. Het hoogste aantal was 13 op 15 augustus 2009. Hoewel er maar eenmaal een waarneming in de winter was, ben ik er van uitgegaan dat ze allemaal van de Beekse Bergen afkomstig waren. Op 4 mei 2012 worden 2 ooievaars gezien op de westelijke zandstortwal in de Noorderplas. Op 8 juni van hetzelfde jaar vliegen 7 ooievaars op vanuit het Noorderbos richting het noorden. Op 11 maart 2016 foerageren er 3, en op 6 december 2017 strijken 9 ooievaars neer op een hoogspanningsmast. Tweemaal heb ik een groep van meer dan 50 ooievaars in de buurt van het Noorderbos gezien. Dat was in de nazomer, de trektijd van ooievaars. Waarschijnlijk hebben zich trekkende vogels bij de groep gevoegd. Of het waren alleen ooievaars die op weg waren naar Afrika!
 

 Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



vrijdag 21 september 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Blauwe reiger






Ad Kolen



Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 


  


Blauwe reiger - Ardea cinerea


Deftige jachtvogel
Op zijn mooist in het vroege voorjaar met oranjegele snavel en lange sierveren op de kop en de vleugels!

Jac. P. Thijsse schreef in 1935:
”In vroeger eeuwen was de reiger een deftige jachtvogel en in onze verbeelding zien we hem nog wel – al is het dan flauwtjes - omstraald met de bonte praal van de prachtlievende riddertijd. We vergeten misschien te gemakkelijk, dat hij daarbij fungeerde als slachtoffer. Toch strekte dat de reigers in het algemeen ten voordeel, want ze genoten nu de bescherming van de destijds zeer strenge jachtwetten. Toen later de valkenjacht in verval kwam en eigenlijk helemaal niet meer in ons land beoefend werd, brak er voor het reigerdom een heel andere periode aan. Zij vangen vis in het openbaar, en heel dikwijls zelfs heel goeie, door de mens begeerde vis. En daarmee was zijn positie bezegeld als schadelijk ‘gedierte’ en kreeg hij de visserman als onverzoenlijke vijand. Op menige plaats werd een prijs op zijn hoofd (of zijn poten) uitgeloofd en in alle ernst werd geredeneerd over het uitroeien der reigers. ”

Vrij schaars toentertijd
Geboren in 1950 te Tilburg, kwam ik de blauwe reiger in mijn jeugd niet vaak tegen. De verbazing was groot tijdens een dagje ’grote stad’. De grote grijze vogels stapten tussen de bezoekers rond in Artis. In het Vondelpark trachtten ze een vis te scoren bij hengelaars. Dat was ergens rond de overgang van de 50’er naar de 60’er jaren in de vorige eeuw. Volgens de Avifauna van Noord-Brabant (1967) was de blauwe reiger in Noord-Brabant vrij schaars. Aangenomen werd dat het aantal in 1965 tussen de 300 en 400 broedparen lag. De zes volgende broedplaatsen waren bekend: Landgoed Eikelenberg bij Steenbergen, de Biesbosch, het Liesbos bij Breda, Den Dulver bij Waspik, Kasteel Maurick in Vught en de golfbaan bij Valkenswaard. In de Avifauna van Nederland (1962) staat de blauwe reiger als een talrijke kolonie-broedvogel beschreven. Het is dan een doortrekker in vrij groot aantal en een wintervogel in vrij klein aantal.








Risico in de winter
De blauwe reiger broedt gewoonlijk in kolonies; solitaire nesten worden soms ook vastgesteld. De meeste van de ongeveer 500 bekende kolonies liggen in de lage delen van Nederland. Stedelijke gebieden worden daarbij niet gemeden. Er is wel een tendens om meer verspreid te broeden; grotere kolonies worden schaarser, kleinere kolonies worden talrijker. Blauwe reigers werden in het verleden sterk vervolgd. Met de verontreiniging van oppervlaktewater en strenge winters daalde de landelijke populatie tot 3500 broedparen in 1963. Door allerlei verbeteringen herstelden de aantallen zich na 1970. Na 1990 namen ze niet verder toe. Opeenvolgende zachte winters doen de aantallen broedparen stijgen tot 13.000. Na enkele winters met stevige vorstperioden daalt het aantal broedparen met meer dan 30%. Door niet weg te trekken kan de blauwe reiger snel de broedkolonies bezetten, bij zacht weer al in januari. Er bestaat wel steeds het risico op vorst. Een deel trekt wel weg naar het zuiden.



Figuur 1.


Broedende blauwe reigers nemen vanaf 1990 af in Noord-Brabant, zie figuur 1. Bij de het gehele jaar in Noord-Brabant verblijvende aantallen blauwe reigers is een stijging van 5% per jaar te zien vanaf 1980. Met wat schommelingen stabiliseren de aantallen de laatste 10 seizoenen. Zie figuur 2.



 
Figuur 2.


Schommelingen na stabiele periode in het Noorderbos
Blauwe reigers broeden niet in het Noorderbos. Ook niet in de directe omgeving van Tilburg. Ten zuiden van Tilburg is geen enkele reigerkolonie bekend. De dichtstbijzijnde flinke broedkolonie is in Vught bij Kasteel Maurick. Waspik herbergt een kleine kolonie bij eendenkooi Den Dulver. Meer naar het westen (Breda) zijn verschillende kolonies. Noordwestelijk, in de Biesbosch, is de blauwe reiger een talrijke broedvogel. In dit Nationale Park broeden ze in meerdere kolonies en ook solitaire paren komen er tot broeden.





Figuur 3.



Tot aan het begin van de grootschalige zandstortingen in 2008 is de populatie behoorlijk stabiel in het Noorderbos. Zie figuur 3. Daarna, in 2009, daalt het aantal tot nagenoeg de helft, om vervolgens weer te stijgen en opnieuw fors te dalen in 2014 en 2015. Het laatste teljaar herstelt het zich weer. Dus flinke schommelingen in de aantallen na 2008. De aanwezigheid van blauwe reigers strekt zich uit over het gehele gebied: bij de plas, langs de Zandley en ook in het veld. De open delen, vooral aan de noordzijde, zijn geliefde foerageergebieden. Gedurende de 2e helft van de serie tellingen leek dat minder het geval. Het totaal per jaar lag dan vaak ook lager!



Figuur 4.


In maart en april alleen jonge blauwe reigers
In bijna alle kolonies broeden jaarlijks blauwe reigers die het voorgaande jaar pas geboren zijn (Blok & Dybbro, 1980). Observaties wijzen uit dat ook subadulte vogels (2e & 3e jaars) dat doen. Meestal broeden de hele jonge vogels, vaak vrouwtjes, met een oudere partner. Meer dan de helft tot tweederde van de broedvogels bestaat echter uit 4e jaars vogels of oudere. Het aantal blauwe reigers in het Noorderbos is laag in de maanden maart en april (zie figuur 4) en bestaat uit jonge vogels die niet broeden De totalen per maand zijn het laagst in de maand april. In mei stijgen de aantallen en de pieken liggen in de zomermaanden. Dan bevolken adulte en ook juveniele blauwe reigers uit andere gebieden het Noorderbos.





Reacties naar adkolen@kpnmail.nl
 

zaterdag 8 september 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Grote zilverreiger






































Ad Kolen





Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken worden het totaal aantal waargenomen vogels per jaar of per maand uitgebeeld. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 

 



Grote zilverreiger - Casmerodius albus


Ratelreiger
De grote zilverreiger valt in het veld al van verre op. Pas met de verrekijker zie je bijvoorbeeld dat er ook nog 3 blauwe reigers in de buurt staan. Een zeer opvallende vogel door zijn uiterlijk. Een grote witte reiger, nagenoeg even groot als de blauwe reiger maar met een slanker postuur. Vooral de hals en de poten zijn langer. Zwarte poten en een gele snavel zijn het kenmerk. Een korte tijd van het jaar, in de paartijd, is de snavel merendeels zwart en het tibia (scheenbeen) kleurt roodachtig. Typerend voor de grote zilverreiger zijn ook de sierveren op hals en lijf en de groene washuid tussen ogen en snavel. Bij het wegvliegen laat hij vaak een ratelend geluid horen. Zoals andere reigers vliegt de grote zilverreiger met een ingetrokken hals.
 

Meer broedvogels
Vanaf 1976 wordt de grote zilverreiger elk jaar in Nederland aangetroffen. Broeden doet hij hier ook steeds sinds 1978. De enige grote broedkolonie ligt in de Oostvaardersplassen. In goede jaren broeden er meer dan 150 paren, in droge tijden minder dan de helft. Elders broeden soms enkele paren. Alleen de kleine vestiging in De Wieden lijkt vooralsnog bestendig. In Noord-Brabant zijn slechts enkele broedgevallen bekend. In het oosten van de provincie broedde er in 2012 en 2014 enkele paren. De vestiging en toename in Nederland gaan gelijk op met een sterke toename in de Neusiedlersee (Oostenrijk) en Oost-Europa, naast het ontstaan van een kolonie in West-Frankrijk. In Oost-Europa zijn grote zilverreigers vooral talrijk in de landen rond de Zwarte zee. Veruit de meeste grote zilverreigers broeden in Oekraïne, gevolgd door Hongarije en Roemenië.
 
 
Meer overwinteraars
Het aantal overwinterende grote zilverreigers blijft ook elk jaar stijgen. De landelijke aantallen zijn het hoogst in oktober maar blijven de hele winter op een hoog peil. Tellingen op gemeenschappelijke slaapplaatsen geven aan dat er landelijk meer dan 2500 exemplaren overwinteren. De overwinteraars nemen fors toe met 5% per jaar. In het noorden van Noord-Brabant zijn grote slaapplaatsen bekend in zowel de Biesbosch als elders langs de rivieren.
 
 


  

Alleen als het koud is
Grote zilverreigers werden maar een beperkt aantal teljaren waargenomen in het Noorderbos. Zie figuur 1. Broeden doen ze er niet, ook niet in de buurt. Nagenoeg alleen in de winterperiode is het Noorderbos interessant voor deze vogelsoort. Wat de Zandley wordt genoemd, is in feite de afvoer van de waterzuiveringsinstallatie in Tilburg-Noord. Deze watergang transporteert het effluent van de waterzuivering. Het gezuiverde afvalwater is steeds enkele graden verhoogd en bevriest niet, voor zover ik heb waargenomen in de 15 jaren dat ik de vogels volg in het Noorderbos. Ook de plas blijft lang gevrijwaard van ijs. Aan nagenoeg alle waarnemingen ging een periode van vorst van enkele dagen vooraf. De grote zilverreigers werden meestal met meerdere exemplaren tegelijk tijdens een telling waargenomen, ten hoogste 10 exemplaren. Het water van de Zandley bevat behoorlijk wat vis en ook rode Amerikaanse rivierkreeften nemen in aantal toe de laatste jaren. Voor grote zilverreigers die vooral vis eten, is het Noorderbos een belangrijke plek om strenge winterse periodes te overleven. Ook andere visetende vogelsoorten profiteren daarvan, als de omstandigheden zich voordoen.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl

 

zaterdag 1 september 2018

Zwaluwen op bovenleidingen spoorlijnen

 
 
 






Ad Kolen


Wandelend in de omgeving van het Markizaatsmeer bij Bergen op Zoom vallen de vele boerenzwaluwen op.


 




 

 Op allerlei objecten strijken ze neer om te rusten en te ’kwetteren’ met elkaar! Het gaat om in totaal om vele honderden exemplaren. Soms samen met andere zwaluwsoorten zoals oeverzwaluwen en huiszwaluwen.


Boerenzwaluwen zijn in de vlucht gewoonlijk goed te herkennen aan de 2 lange staartpunten aan beide zijden van de staart. Nu is het even op letten echter! Bij jonge boerenzwaluwen, wat de meeste in aantal zijn nu, ontbreken die lange slierten. Bij de vrouwtjes zijn ze ook iets korter. Boerenzwaluwen verzamelen zich in deze tijd om binnen enkele weken de tocht naar hun overwinteringsgebieden te aanvaarden.


 
 
Het beeld van zwaluwen op bovengrondse elektriciteit- en telegraafkabels is ondertussen naar de geschiedenisboekjes verhuisd. Hoewel het er wat onstuimiger is rusten ze nu soms op de bovenleidingen van spoorlijnen. Hier zo’n plek op de lijn naar Zeeland bij het dal van de Molenbeek. Tussen de jongen boerenzwaluwen zitten ook 2, juist uitgevlogen oeverzwaluwen.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl



 

woensdag 29 augustus 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Kleine zilverreiger




 
 
 

Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 


 

 
 
Ad Kolen




 Kleine zilverreiger - Egretta garzetta

Echt klein
De geheel witte, kleine zilverreiger is echt klein! Met een lengte van 55 tot 65 cm is hij aanzienlijk kleiner dan de grote zilverreiger. Het is een fijne, elegante vogel met een lange slanke nek. De zwarte snavel en zwarte poten vormen een geweldig contrast met het witte verenkleed. Als je de groengele tenen dan ook nog kunt zien, gewoonlijk alleen in de vlucht, is het prachtige plaatje rond! Bij jonge vogels ontbreken de gele tenen en de elegante verlengde sierveren op de achterkop, borst en rug.

 

Terug in Nederland
Vermoedelijk verdwenen de kolonies kleine zilverreigers eeuwen geleden al uit Nederland. Een incidenteel broedgeval was er in 1979. Vanaf 1994 nestelen kleine zilverreigers zich jaarlijks in toenemende mate in Nederland. Deze ontwikkeling loopt gelijk aan toename in Frankrijk en uitbreiding daarvan naar het noorden. Tevens ontstaat er een omvangrijke broedpopulatie in Engeland. De meeste  Nederlandse broedparen huizen in het Deltagebied, gevolgd door de Waddeneilanden. Soms broeden ze in de Oostvaardersplassen. Onze broedvogels overwinteren in eigen land of niet ver weg en blijken gevoelig te zijn voor strenge vorst. Tot 1979 was de kleine zilverreiger een dwaalgast, tegenwoordig een normale verschijning in met name de Wadden en het Deltagebied, ook buiten de broedtijd. In het diepe binnenland blijft de soort schaars.

 

Uitzonderlijk
Op 11 augustus 2005 werd eenmalig een kleine zilverreiger in het Noorderbos waargenomen. Deze zekere waarneming is uitzonderlijk maar strookt wel met de gegevens van de watervogeltellingen van Sovon in die periode.  De waarneming valt in een periode met een opvallende piek van waarnemingen van kleine zilverreigers in Midden-Brabant. In voorgaande en ook in latere periodes werd de soort nagenoeg alleen in het westen van de provincie waargenomen.

Reacties : adkolen@kpnmail.nl

 

 

maandag 27 augustus 2018

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Aalscholver




 
Jonge aalscholver.
 



Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 



Ad Kolen


Aalscholver - Phalacrocorax carbo



Ondersoort
De aalscholver is overwegend donker van kleur en met een lengte van 80 tot 100 cm. is het een vrij forse vogel. Het lijf en vooral de hals zijn lang en slank. Ook de staart heeft een behoorlijke lengte. Afwijkend van kleur is de gele snavelbasis. Jonge vogels hebben een lichte borst. Pas na 4 of 5 jaar broeden aalscholvers de eerste keer. Al vroeg in het jaar krijgen volwassen aalscholvers witte broedvlekken op kop en dijen. De ook in ons land broedende ondersoort Phalacrocorax carbo sinesis heeft tijdens het broedseizoen witte veren op oorstreek en de achterkop.

 



Gezamenlijk op jacht
Aalscholvers vliegen met een gestrekte nek maar vaak is ook een knik daarin te zien. Ze zwemmen met een diepgelegen lichaam en omhoog geheven snavel. Aalscholvers maken een sprongetje voor ze onder duiken om te jagen. Ze eten uitsluitend vis, van verschillende soorten. Ze zijn niet kieskeurig, het aanbod is vooral bepalend. Het zijn kundige vissers en gaan wel tot 8 meter diep om vissen te achtervolgen. Met gesloten vleugels bewegen ze zich voort door de krachtige poten, met zwemvliezen tussen de tenen. Beide ouders voeren de jongen met opgebraakte vis. In kleine wateren zoals vaak in Noord-Brabant vissen aalscholvers gewoonlijk solitair. Op grote wateren, zoals het IJsselmeer bijvoorbeeld, gaan ze vaak in grote groepen op jacht. Door eigen waarneming heb ik ervaren hoe ze steeds over elkaar heen vliegen en duiken en zo de vissen voor zich uit jagen. In sterk contrast staan daarop de waarnemingen van vissende aalscholvers in de Zandley. In deze gekanaliseerde beek in het Noorderbos is het water vaak maar enkele decimeters diep en vissen aalscholvers alleen. Op de plas zijn soms meerdere exemplaren te gelijk op jacht.


Herstel na oplossen watervervuiling en vervolging
De aalscholver is een koloniebroeder die, indien er voldoende isolement is ten opzichte van grondpredatoren, op de bodem broedt. Meestal bouwen ze hun nesten echter in bomen. Buiten in Nederland is de soort ook toegenomen in West- en Oost-Europa. Door het bestrijden van ernstige watervervuiling en het wegvallen van vervolging in de vorige eeuw hebben Aalscholvers zich op vele plaatsen opnieuw kunnen vestigen. Kolonies aalscholvers vind je zowel nabij zoete als zoute wateren. Van de rond de 60 kolonies liggen verreweg de grootste in het IJsselmeergebied, gevolgd door de Waddeneilanden, het Deltagebied en de Hollandse duinen.



De totalen van de getelde landelijke aantallen zijn vertienvoudigd zijn sinds midden jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze positieve tendens vloeit voort uit een sterk toegenomen Nederlandse broedpopulatie, die voor een deel in eigen land overwintert. Ook in het Oostzeegebied en Noord-Duitsland nam de Aalscholver tot voor kort toe. Tellingen op gemeenschappelijke slaapplaatsen geven aan dat in het midden van de winter tot 26.000 aalscholvers in ons land verblijven. Het hele jaar door herbergen IJsselmeer en Markermeer de grootste concentraties, gevolgd door het Deltagebied en de grote rivieren.


Bij het verschijnen van de avifauna van Noord-Brabant 1967 ontbrak de soort sinds 1959 in onze provincie. In de Biesbosch werden ze wel af en toe gezien maar bestreden om het griendhout te beschermen tegen vervuiling door ontlasting. De eerste decennia van 1900 waren wel flinke aalscholverkolonies in Noord-Brabant met name in de Biesbosch en de Langstraat. Vanaf 1980 betreffende de jaarvogels, en sinds 1990 bij de broedvogels stijgen de aantallen jaarlijks met 5%.

 


Figuur 1.


Ook beperkende omstandigheden
Aalscholvers broeden niet in het Noorderbos. Op betrekkelijk korte afstand is wel een aalscholverkolonie gevestigd. Een eiland in de zandwinplas bij de Udenhoutse leemputten is de broedplek van enkele tientallen paren aalscholvers. Deze visrijke plas biedt waarschijnlijk genoeg voedsel voor de kolonie het jaar rond. Er zijn dan ook geen aanwijzigingen dat aalscholvers van de Udenhoutse leemputten regelmatig foerageren in het Noorderbos. De aantallen waargenomen aalscholvers in en om de plas in het Noorderbos liggen sowieso laag. Zie figuur 1. Het hoogste aantal in een jaar, 63 exemplaren, lag in 2013. Toen werden er ook 2 onverklaarbare pieken van 10 aalscholvers aangetroffen. Mogelijk toch vogels van de leemputten bij weinig vis aldaar of andere beperkingen. Ook van 2003 tot en met 2006 werden enkele pieken vastgesteld. Verder waren er de eerste 4 teljaren nauwelijks waarnemingen in het begin van het jaar tot en met maart of april.


Ook in 2015 vielen de eerste waarnemingen pas in april. De bij de andere visetende vogelsoorten beschreven ’beperkende omstandigheden’ als de aanloop periode en verstoringen door de aanhoudende zandstortingen gelden ook duidelijk voor de aalscholvers. Voor de aalscholvers lagen de diepste dalen in 2009 en 2010 met slechts 18 en 19 waargenomen exemplaren. Ze geven aan dat er ook voor de aalscholvers nauwelijks iets te halen viel. Ook 2014 lag met 19 stuks op een gelijkwaardig laag niveau. Na het piekjaar 2013 is de populatie dan ook weer ingestort. Waarnemingen van aalscholvers in het Noorderbos betrof naast de plas ook in een beperkt aantal gevallen de Zandley of aftakkingen daarvan die door en om het gebied stromen.


 Reacties : adkolen@kpnmail.nl