donderdag 30 september 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Blauwborst

 

   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen




Blauwborst
Luscinia svecica - broedvogel



Nauw verwant aan de roodborst

De eens gehoorde uitspraak van een beginnende vogelaar ”De blauwborst is een roodborst met blauw op de borst’’ is wel een héél simpele beschrijving. De verschillen zijn in allerlei aspecten veel groter. Stil zittend op een tak vertonen de silhouetten van beide soorten wel overeenkomsten. Ze zijn nauw verwant aan elkaar, In het rijtje van geslachten uit de lijsterfamilie (Turdidae) staan ze dicht bij elkaar. Hun formaat (13 cm.) is gelijk, maar het lijf van de blauwborst is slanker en de snavel langer. De bovendelen van beide geslachten zijn grijsbruin (zoals bij de roodborst) en ze hebben een grote witte wenkbrauwstreep. De kin, keel en borst van het mannetje zijn blauw met daaronder een dunne zwarte en witte lijn gevolgd door een wat bredere rode band. De verdere onderdelen zijn grijs en wit. Het vrouwtje lijkt erg op het mannetje maar zonder de gekleurde kin, keel en borst.


Kwijnende populatie neemt spectaculair toe

De in Nederland broedende blauwborst is de ondersoort Luscinia svecica cyanecula en heeft een witte vlek in het blauw (witsterblauwborst). Deze ondersoort vormt slechts 5% van de Europese blauwborstenpopulatie en het zwaartepunt van de verspreiding ligt in Nederland en West-Vlaanderen. Hij overwintert in Zuid-West-Europa en West-Afrika. De in Noord-Europa broedende ondersoort Luscinia svecica svecica (roodsterblauwborst) heeft een rode vlek in het blauw. Hij is hier een zeldzame doortrekker in het voorjaar en soms ook in het najaar. De blauwborst heeft zich spectaculair uitgebreid. Tot rond 1970 had hij te lijden van ontginning en ontwatering van de broedgebieden. In de eerste broedvogelatlas uit 1979 staat een populatie van 900-1.200 paren vermeld. De Biesbosch (300-350 paren) en zuidelijk Flevoland staan als gebieden met de grootste concentraties vermeld. Na 1970 nam de stand spectaculair toe. Nieuw ontstane broedbiotoop in de Oostvaardersplassen, de Biesbosch, het Lauwersmeer en verbossende laagveenmoerassen werd massaal gekoloniseerd. Tegelijkertijd breidde de soort zich uit vanuit andere verspreidingskernen in het land. De toename houdt nog steeds aan. De huidige broedpopulatie bestaat uit 11.000-14.000 paren (2013-2015). (bron: sovon.nl)









                Figuur 94: alle waarnemingen (14) van blauwborsten per jaar met het totaal boven de kolom.


Tijdelijk gunstige omstandigheden

De blauwborst foerageert op de bodem of al klauterend door de moerasvegetatie. Hij eet de vele daar voorkomende insecten en ook regenwormen, bessen en zaden. De blauwborst komt vooral voor in moerasvegetaties met opgaande beplanting: riet, wilg, berk en populier, zoals in een natuurontwikkelingsgebied als de Dongevallei. Een gunstig stadium in de vegetatie successie is de reden dat de blauwborst in vier jaren in de eerste helft van de tellingenreeks in de Dongevallei is aangetroffen. Zie figuur 94. Ook buiten de grenzen van de Dongevallei is hij in die periode gezien. Van april tot en met juni (2004-2006 & 2010) zijn in totaal 14 exemplaren waargenomen. In het eerste teljaar (2004) zijn meerdere plekken geschikt voor de soort en hebben 2 paren er een territorium. In zowel 2005 als in 2006 zijn meerdere waarnemingen van een zingend mannetje en een vrouwtje met voedsel voldoende om een territorium vast te stellen. Door werkzaamheden is in 2010 opnieuw een gunstige pionierssituatie ontstaan. Het blijft dan echter bij een eenmalige waarneming.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl