zaterdag 24 december 2011

De Sombere honingzwam



Ad Kolen

Natuur beleven is genieten van opvallende soms onbekende schoonheden. Paddenstoelen horen daar voor mij ook bij. Mijn paddenstoelenkennis is niet zo uitgebreid. Dus soms leg ik iets fotografisch vast om later uit te zoeken om welke soort het gaat. Tijdens een wandeling op 12 november, langs oude vestigingswerken om de oude stadskern van Den Bosch; De Bastions, trof ik een grote hoeveelheid flinke paddenstoelen aan om en rond boomstronken van enkele forse gekapte populieren. Ze stonden langs de plaats waar de Dommel overloopt in het Drongelse kanaal aan de rand van het Bossche Broek. De ver uitgegroeide staat waarin de meeste exemplaren zich bevonden maakte het me moeilijk. Met de gedachte aan krulzomen zat ik er ver naast.

Inschakelen van mensen die er meer verstand van hebben is op zo’n moment de beste oplossing. Via Gerdien de Kock kreeg ik gisteren het verlossende antwoord van Ger Bogaers; Sombere honingzwammen.

De Sombere honingzwam (Armillaria ostoyae) komt van september tot in november voor op dood en levend hout van loof- en naaldbomen. Vaak op en rond boomstronken en op de ondergrondse wortels.
Het is
een algemene soort paddenstoel, maar ook een van de meest gevreesde parasieten in de bosbouw.


De vorm en de grootte zijn zeer variabelen en ze groeien vaak met tientallen in dichte bundels, soms ook enkele meters hoog op stammen van afstervende bomen. De nog jonge halfbolvormige vruchtlichamen zijn honinggeel met bruine tinten.

Het hoedoppervlak is schubbig vanuit het midden uitdeinend tot de rand. Bij jonge exemplaren zijn de plaatjes bedekt met een vlies of velum, dat bij ouder worden aan de hoedrand afscheurt en als een manchet of ring op de steel achterblijft. Het zwarte randje op de ring is een veldkenmerk van de Sombere honingzwam.

Via massa’s witte sporen die door de wind verspreidt worden, kunnen zij zich met hun karakteristieke myceliumdraden in de bodem ook verplaatsen naar een nieuwe voedingsbron! Dit geeft hen het vermogen een groot aantal bomen te infecteren. De schimmel komt binnen via de wortels of beschadiging aan de stamvoet.  Hun “prooien” zijn meestal minder vitale bomen of struiken, waarop de honingzwam zich ontpopt als een gevaarlijke zwakteparasiet. Het mycelium, de zogenaamde rhizomorfen, vormt dikke zwarte strengen tussen hout en schors en dringt binnen in het sapvervoerende cambiumweefsel van de stam.


In het geslacht Armillaria wordt er een groepje van nauw verwante soorten gerekend die sterk op elkaar lijken. De Echte honingzwam (Armillaria mellea) en de Sombere honingzwam (Armillaria ostoyae) behoren tot de parasitaire schimmels. De Knolhoningzwam vindt men verspreidt in kleine groepjes of zelfs alleenstaand als opruimer van dood begraven hout, en in die hoedanigheid meestal erkent als saprofiet.

(Bron: Frank Vandendriessche -Mycologica zuid-west-Vlaanderen-)