zondag 14 november 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Kneu

 


   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen

Kneu
Linaria cannabina - broedvogel



Kleurrijk ’kneutje’

De kneu is een kleine vinkachtige (13 cm) met een lange gevorkte staart. Hoewel meerdere ’vinken’ een gevorkte staart hebben is de inkeping bij de kneu beduidend opvallender. Als hij hoog zit, is dat een belangrijk determinatiekenmerk naast de geluiden en het verenkleed. In zijn eerste uitgave van ’Het Vogelboekje’ uit 1912 beschrijft Jac. P. Thijsse het ’kneutje’ als erg kleurrijk. Met enig voorstellingsvermogen compenseert de volgende beschrijving de toen nog te dure kleurenplaten: “Het mannetje heeft een prachtig karmijnrood voorhoofd en ook de borst is heel mooi rood. De rug is bruin, de onderzijde heel licht bruin, de vleugels donker met witte randen aan de handpennen, ook de staart is zwart met wit.

Het wijfje heeft geen rood, haar borst is bruingeel met donkere lengtestreepjes. In de winter hebben de veren brede grijze randen, zodat dan van het rood bij het mannetje niet veel te zien is. De snavel is loodkleurig.” In het verleden is de kneu veel gehouden als kooivogel vanwege het fraaie uiterlijk en de zang. De naam ‘kneu’ is klanknabootsend (onomatopee): de vogel is vernoemd naar zijn roep. Het ’kneuteren’ is een lang aanhoudend, stotterend liedje. Het is een snel mengsel van gevarieerdere rateltjes, trillers en heldere hoge fluittoontjes.


Afnemende Europese populaties

De kneu is een karakteristieke broedvogel van kleinschalige landbouw-, heide- en duingebieden. Ook dichtbegroeide moerasgebieden, jonge aanplanten en struikgewas in bebouwde omgevingen hebben zijn voorkeur. In zijn geschikte biotoop eet de - niet kieskeurige - kneu graag onkruidzaden. Om te nestelen moeten er ook struwelen of hagen zijn of dichte, liefst doornige, struiken. De kneu gaat in heel Europa in aantal achteruit, met Denemarken, Duitsland en Oostenrijk als koplopers. In Nederland is de populatie kneuen sinds 1990 met meer dan 60% gedaald. De laatste tien jaren treedt stabilisering of een licht herstel op. Het merendeel van de Nederlandse broedpopulatie trekt weg naar Zuidwest-Europa om te overwinteren. Naast de kleine aantallen inlandse broedvogels wordt de winterpopulatie gewoonlijk aangevuld door vogels uit Noord- en Oost-Europa. De huidige (2013-2015) broedpopulatie bestaat uit 30.000-50.000 broedparen. In de winter verblijven er 25.000-40.000 kneuen in Nederland. (bron: sovon.nl)









Figuur 154: alle waarnemingen (149) van kneuen per jaar met het totaal boven de kolom.


Dongevallei niet meer geschikt

De grafiek in figuur 154 laat een duidelijk dalende trend zien. Aanvankelijk was de Dongevallei een geschikte biotoop voor de kneu. Hij profiteerde tijdelijk van pioniersvegetatie en struikvorming, zoals vaak in natuurontwikkelingsgebieden. De openheid van zowel de bodem als van de gehele omgeving is sterk verminderd. Veel bomen, bosvorming en een dicht begroeide bodem heeft niet de voorkeur van de kneu. Daar vindt hij niet de onkruidzaden die hij voornamelijk eet. De redelijke aantallen in de eerste 2 teljaren nemen dan ook snel af. In de tweede helft van de reeks zijn er nog maar enkele schaarse waarnemingen geregistreerd. Ook met de vastgesteld territoria gaat het bergafwaarts. In totaal zijn in vijf jaren 9 territoria vastgesteld van de kneu: in 2004 (2), 2005 (3), 2006 (1), 2007 (2) en 2010 (1). Na 2010 komt de kneu als broedvogel niet meer voor in de Dongevallei.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl