donderdag 18 november 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Naschrift



Naschrift

Nieuwsgierigheid

’Leuke’ niet algemene vogelsoorten, zoals de kleine plevier, de ijsvogel en de watersnip, trekken al gauw je aandacht als vogelaar, zeker als het in een geheel nieuw gevormde omgeving is. Enkele bezoeken in de jaren 2001 en 2002 zijn de aanleiding geweest om de Dongevallei nader te gaan bekijken. Een eerste wandeling binnen de omheiningen in het voorjaar van 2003 geeft al een beeld van het gebied. De plassen en moerassen, diep en ondiep, opkomende en plaatselijk nog ontbrekende begroeiingen garanderen een grote diversiteit aan vogelsoorten. Deze eerste kennismaking wekte mijn nieuwsgierigheid op. Welke vogelsoorten komen er nog meer voor gedurende het jaar? Welke komen er tot broeden? Welke soorten komen er bij als het gebied zich verder ontwikkelt? Welke vallen er af? Hoe zullen de verhoudingen in aantallen gaan verlopen? En nog tal van andere vragen kwamen bij me op. De manier om er achter te komen is zelf op onderzoek uitgaan. Dus: een plan opgezet, de route bepaald, een telmaat gezocht en aan de slag.




Veel gebeurtenissen en veranderingen

Terugkijkende vanaf de eerste prille stappen is er veel gebeurd in de Dongevallei. Hoewel de telronden gericht zijn op het waarnemen van de aantallen en het gedrag van vogels, heb ik ook oog gekregen voor het wel en wee van de overige flora en fauna en de ontwikkelingen van het landschap. Vooral in de zuidelijke delen is bij aanvang van de tellingenreeks de bodem op veel plaatsen nog kaal of schaars begroeid. Deze voedselarme situatie is tijdens de inrichting van het gebied door het afgraven van de bodem ontstaan. De pionierssituatie staat alleen al door natuurlijke successie onder druk. Vele soorten mossen en korstmossen vormen als eerste een prachtige afwisseling in vorm en kleur op de veelal onbegroeide bodems. Het inventarisatieonderzoek ‘De mossenflora van de Dongevallei Tilburg’ (C. Buter, 2009) geeft aan: “De mossenflora in de Dongevallei kan en zal veranderingen ondergaan, zulks alleen al vanwege de successie. Daarnaast kunnen ook onvoorziene meteorologische en/of milieueffecten hierbij een grote of zelfs bepalende rol spelen.” De wereld van de planten is niet mijn expertise maar met mijn bescheiden kennis op dat gebied zie ik wel dat voornoemde feiten invloed hebben op de plantenwereld in de Dongevallei. De effecten van voedselarme pionierssituaties, zoals het verschijnen van moeraswolfsklauw, kleine zonnedauw, tormentil, blauwe zegge en grote ratelaar heb ik zien afnemen of verdwijnen (de plantengroei in de vroege jaren van de Dongevallei is vastgelegd in ”Monitoring Dongevallei 2003-2006 IVN-I. Radstake”). Ook de gevlekte orchis komt door het op betreffende groeiplaatsen uitblijven van beheersmaatregelen nog nauwelijks voor. 



Gevlekte orchis.


Ondanks mijn beperkte aandacht voor de flora (tussen de vogeltellingen door) heb ik ook verheugende feiten vastgesteld, zoals de - tot zover - enige waarneming (2012) van de rietorchis in de Dongevallei. Leuke ervaringen zijn de opkomst van schrale ogentroost en echt duizendguldenkruid. Hoewel het duizendguldenkruid met zijn prachtige losse schermachtige bloeiwijze iets lijkt af te nemen, kunnen beide soorten zich goed handhaven. Ze zijn als typische soorten van de Dongevallei te bestempelen. Sinds 2015 heeft zich een - aanvankelijke onbekende - exoot gevestigd: de gele bieslelie. Vanuit lage natte delen heeft het invasieve plantje zich over grote delen van de Dongevallei verspreid, waarschijnlijk vooral via de maaimachines. Ook op hogere iets droge delen komt de soort nu voor.




Bij de aanvang van de tellingenreeks is de bodem in het zuidelijk deel nog grotendeels kaal,
 ruighaarmos is een van de eerste bodembedekkers.


Successie en ganzen

Het verdichten en voedselrijker worden van de bodem van de Dongevallei heeft meerdere oorzaken. De successie, de opeenvolging van plantengroei, is er één van. Het beheer is gedeeltelijk gericht op het openhouden van het gebied. De constante door stuwen en pompen geregelde waterstand, ook van de aangrenzende bodems, vormt een goed substraat voor het opschot van talloze berken en zwarte elzen. Bij de zeer noodzakelijke beheersmaatregelen blijft, ondanks het afvoeren, nog veel van de gehakselde begroeiing liggen. Het afzetten van opschot verdicht de plantengroei en de restanten verrijken de bodem in een latere fase. Een belangrijk deel van de verrijking, en lokaal zelfs vermesting, van open gronden is en wordt nog steeds veroorzaakt door ganzen. 



Soepganzen.

De snelgroeiende populatie soepganzen lijkt aanvankelijk hét probleem. De groep soepganzen is ontstaan uit enkel losgelaten tamme ganzen. Voederingen door omwonenden houdt de populatie in stand. De aantallen soepganzen worden snel geëvenaard door de snel toenemende aantallen grote Canadese ganzen. Vanaf 2009 overtreffen deze de aantallen soepganzen en lopen de aantallen op tot meer dan 300 exemplaren tijdens één telling. Ze verblijven niet alleen op het water maar foerageren en rusten ook vaak op de aangrenzende oevers en in open delen. Ook in gebieden buiten de Dongevallei foerageren grote groepen Canadese ganzen en zij brengen van daaruit ook voedingsstoffen (mest) het gebied in. Soms zijn er weinig waarnemingen en een enkele keer ontbreekt de soort zelfs helemaal in de Dongevallei. De populatie is zeer wisselend - zie de verschillende overzichten.






Grote Canadese ganzen met jongen, talrijk uit het ei gekropen in de Dongevallei.


Globaal beeld


Om een globaal beeld te schetsen van de vogeltellingen in de Dongevallei van 2004 tot en met 2019 is het goed eerst wat cijfers op een rij te zetten. In de zestien jaren van de tellingenreeks zijn twee tellingen per maand uitgevoerd. Dat zijn 384 tellingen tijdens de eerste uren van de dag. Vanaf half maart tot half juli (het broedseizoen) is dat vanaf zonsopgang. De meeste tellingen liggen verspreid over de maand met een minimale tussenpose van 10 dagen, maar gewoonlijk liggen er 2 weken tussen. Het startpunt is steeds de brug over de Donge aan de Reuverlaan. Al die wandelingen langs de randen van het gebied leverden in totaal 159.963 waarnemingen van vogels op. Het gaat om 125 verschillende soorten vogels. Dat is gemiddeld bijna 78 vogelsoorten per jaar, variërend van 71 tot 85. Per telling komt dat op gemiddeld 33 vogelsoorten uit. Het hoogste aantal vogelsoorten is in de maanden maart tot en met juni gezien. In die periode, het broedseizoen, zijn alle vogels, dus ook de niet broedvogels, in het totaal meegenomen. Gedurende de tellingenreeks is een duidelijk stijgende lijn van de aantallen vogels vastgesteld. In het eerste teljaar 2004 waren er in totaal 8.165 waarnemingen van vogels; in het laatste teljaar 13.027. In de tussenliggende jaren schommelen de aantallen licht.


Braakliggende gronden grenzende aan de Dongevallei zijn in middels met huizen bebouwd.
Een aantal vogelsoorten is daardoor afgenomen of wordt niet meer waargenomen.

Top 5


Bovenaan de lijst met de meest waargenomen vogels staat de grote Canadese gans. Met in totaal 24.880 waargenomen exemplaren is dat geen verrassing. Hij staat ruim boven de wilde eend met 20.162 en de soepgans met 14.504 exemplaren. Ze komen alle drie uit de familie van de eendachtigen (Anseriformes). Ook op de vierde (kokmeeuw 12.365 ex.) en de vijfde plaats (meerkoet 10.535 ex.) staan vogels die aangetrokken worden door water. Dit is niet vreemd voor een zo waterrijk gebied waar nauwelijks verstoring door mensen plaatsvindt. Het succes van de rijkdom aan flora aan fauna is na de aanleg door mensen vooral te danken aan het ontbreken van mensen. In 2004 is het gehele telgebied met schrikdraad omheind om de grazers binnen te houden. Alleen het meest noordelijke deel vanaf de Mariadevonder is buiten het broedseizoen voor iedereen toegankelijk. Er komen niet heel veel mensen. Alleen als het water bevroren is, ontstaat er drukte. Geen betreding en geen honden betekenen geen verstoringen. De rust trekt allerlei soorten vogels aan en geeft ook de flora meer kansen. De Dongevallei blijft echter door zijn beperkte afmetingen, vooral in de breedte, een zeer kwetsbare omgeving.




Broedvogels

Van de broedvogels is ook een top 5 gemaakt. Bij de aantallen vastgestelde territoria staat de oeverzwaluw bovenaan met in totaal 315 zekere broedgevallen. De aanleg van de kunstmatige oeverzwaluwwand in 2013 bracht niet de verwachte broedzekerheid. Naast jaren met goede resultaten ontbreekt de oeverzwaluw door uiteenlopende oorzaken ook een aantal jaren als broedvogel. Op de tweede plaats staat de grote Canadese gans met 304 vastgestelde territoria gedurende de hele tellingenreeks. De meerkoet is het gehele jaar met flinke aantallen aanwezig en staat met 280 territoria op de derde plaats van de meest vastgestelde broedvogels. De wilde eend en de fitis staan respectievelijk op de vierde en vijfde plaats. Van 60 vogelsoorten is vastgesteld dat ze tot de broedvogels van de Dongevallei behoren. In totaal zijn dat 2.834 territoria. Van meer dan 40 vogelsoorten zijn gedurende de tellingenreeks 10 of meer territoria vastgesteld. Maar één of twee territoria zijn van 10 vogelsoorten bekend, waaronder de inmiddels in Nederland uitgestorven kuifleeuwerik (1) en de wielewaal. De laatste is hier waarschijnlijk niet echt tot broeden gekomen.



Met 315 vastgestelde territoria is de oeverzwaluw de meest voorkomende broedvogel in de Dongevallei.


Externe effecten

De veranderingen in de directe omgeving van de Dongevallei zijn een wezenlijke oorzaak van het afnemen van de aantallen en het verdwijnen van verschillende soorten vogels. Door verdere uitbreiding van de Reeshof met wijken als Koolhoven en Witbrand zijn verbindingen met omringende buitengebieden verbroken. De fazant en de torenvalk zijn mede daardoor uit de Dongevallei verdwenen. Ook bebouwingen op korte afstand, tot direct aan de grenzen van de Dongevallei, hebben een nadelig effect op het voorkomen van vogelsoorten als grasmus, bosrietzanger en spotvogel. Wijzigingen in het klimaat en veranderingen in de grootte van de populatie, zowel op lokaal als op Europees niveau, zijn van invloed en zichtbaar geworden in de Dongevallei.


Landschappelijke veranderingen

De landschappelijke veranderingen in de Dongevallei zijn ondertussen groot en gaan door. Het verdwijnen van pionierssituaties heeft invloed op de flora en fauna. Wat de vogels betreft, is de kleine plevier, een echte pionier, inmiddels uit het gebied verdwenen. Aanleg van een nieuw gebiedsdeel en gerichte beheersmaatregelen leidden even tot een opleving maar konden de soort niet behouden. Ook andere voortrekkers, zoals de roodborsttapuit en de blauwborst, behoren niet meer tot de jaarlijkse vogelpopulatie van de Dongevallei. Het waterniveau in de Dongevallei is sterk gereguleerd en vooral verbonden aan de loop door het woongebied de Reeshof. Kleinere delen zijn afhankelijk van regenval en laten soms fluctuaties in de waterstand zien. In het grootste deel van het telgebied zijn er slechts beperkte schommelingen (10-30 cm) in de waterstand en gewoonlijk wordt de stand weer snel op niveau gebracht. Ingrijpende veranderingen, zoals overstromingen en afkalving van oevers die zich gewoonlijk in natuurlijke situaties voordoen, komen in de Dongevallei niet voor. Door de inrichting en het beheer van het gebied en de omgeving verdwijnen de pionierssituaties langzaam. Ze kunnen alleen met ingrijpende maatregelen hersteld worden.




Blad van de zwarte els (Alnus glutinosa), de meeste talrijke boom in de Dongevallei verschijnt van zelf.


Toename bosvogels

De beheersmaatregelen in de Dongevallei zijn gericht op het openhouden van grote delen van het gebied. Bij het jaarlijkse afzetten zijn kleine delen ontzien en zijn eilandjes met begroeiingen ontstaan. Deze stukken worden weliswaar nu en dan ingeperkt, maar de bomen die er staan nemen in hoogte toe. Samen met andere stroken waar bomen kunnen doorgroeien en de bosvorming op het grote eiland bij de Reuverlaan ontstaan er sterke contrasten tussen hoog en laag. Begroeiingen van tussenliggende hoogtes van 1 tot 3 meter ontbreken in toenemende mate. Daardoor groeien de aantallen van de struweelvogels als roodborsttapuit, grasmus en tuinfluiter niet verder of nemen af. Soorten als kneu en fitis, die toch de voorkeur aan wat meer openheid geven, nemen af. Het aantal broedende fitissen vermindert, terwijl de tjiftjaf, die meer op bomen en bos is gesteld, duidelijk in aantal toeneemt. Ook andere op bomen en bos gerichte soorten als boomkruiper en gaai nemen toe en de grote bonte specht laat zich langzaam maar zeker ook meer zien.


Openheid herstellen en continueren

De bosvorming op het grote eiland noordelijk van de Reuverlaan is vooral voor bosvogels interessant. De in de beginperiode aangeplante bomen en struiken zijn nagenoeg allemaal verdwenen door de permanent hoge waterstand. Aan de oevers staan hier en daar wilgen maar het merendeel van het eiland is bedekt met hoog opgaande zwarte elzen en berken. De doorgroeiende bomen bieden op den duur mogelijk nestgelegenheid aan de aalscholver en/of de blauwe reiger. Beide soorten zijn in de Dongevallei voortdurend aanwezig en er is voldoende voedsel voor ze, dus wie weet. Een deel van de bomen op het eiland door laten groeien voor de vestiging van een broedkolonie is aan te bevelen. Verder zouden meer vogelsoorten van het eiland kunnen profiteren door meer openheid te creëren rondom de plassen en op het middendeel van het eiland, als ook meer geleidelijke overgangen van de begroeiingen vanaf de oevers, bij voorkeur helemaal rondom. Zeer aan te bevelen is meer openheid in het gebied om de grote plas zuidelijk van de Reuverlaan. Daardoor zouden akker- en weidevogels meer kansen kunnen krijgen. Deze soorten hebben het landelijk heel moeilijk. Het opnieuw kaal maken van het eiland in de plas zou scholeksters en kleine plevieren weer kansen geven om er te broeden. Ook het schiereiland kaal houden met zanderige delen zou goed zijn voor diverse vogelsoorten die het moeilijk hebben. Aan de randen van die omgeving rijzen bomen hoog op. Het creëren van geleidelijke overgangen en meer afwisseling is goed voor de struweelvogels. Boom gebonden vogels doen het landelijk goed en in het noordelijk deel van de Dongevallei liggen er al veel kansen voor deze groep vogels.


Conclusie

Een totaalbeeld schetsen van 16 jaar vogels tellen in de Dongevallei is niet eenvoudig. Vele factoren bepalen het beeld. De lange smalle vorm van de Dongevallei beïnvloedt de aanwezigheid van sommige vogelsoorten. De delen waar geen mensen komen, zijn voor een aantal vogelsoorten een veilige haven. Voor andere vogelsoorten liggen de gebieden te dicht bij menselijke invloedssferen. De grote Canadese gans is een soort die zich veilig voelt in de Dongevallei en er in grote aantallen broedt en ook rust. De groei van de broedpopulatie lijkt over de top te zijn. Onder druk gezet door de al jaren in de Dongevallei wonende vossenfamilie verspreiden de Canadese ganzen zich verder over de Reeshof. De ganzen hebben zich in hoge mate aangepast aan mensen en broeden op vele plaatsen in de verschillende wijken in de Reeshof.


Zoals eerder beschreven is het vrijwaren van betreding de bepalende factor in het voorkomen van de rijke flora en fauna in de Dongevallei. Het gevolg daarvan is een unieke situatie: in dit drukke stedelijke gebied zijn 125 verschillende vogelsoorten waargenomen, waaronder 60 soorten broedvogels. Met een doordacht beheer, gericht op een breed scala aan soorten flora en fauna, zal het gebied nog lang zijn waarde behouden. Hoewel de toestand van de Nederlandse en Europese natuur wel lichtpuntjes vertoont, staat het geheel zwaar onder druk. Langzaam maar zeker dringt het maatschappelijk bewustzijn door dat het zo niet verder kan. Nu nog daadwerkelijk er iets aan doen! Ik hoop die kentering in de Dongevallei en zeker ook daarbuiten nog te ervaren.






Hoop is leven !




Reacties naar adkolen@kpmail.nl