zaterdag 13 april 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Koolmees

 
 
 



Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 





Koolmees - Parus major



Verticale houding
De koolmees is een bekende en talrijke vogel in Nederland. Hij staat halverwege de top 10 van de Nederlandse broedvogels en in de top 3 van de tuinvogeltellingen. Wie kent hem niet? Op iedere vetbol en ieder netje met nootjes laat hij zich zien. De ‘pink’roep van de koolmees lijkt op die van de vink met toch wel een hoorbaar verschil. Het twee- soms driedelige liedje tietiepu, tietiepu, tietiepu, is het meest bekend. Het bestaat maar uit 2 noten waarmee hij een verassend aantal motieven verzint. Het zijn er meer dan 50 waarvan een flink aantal je verrast als ze uit de bek van een koolmees komen. Het mannetje koolmees draagt een zwarte stropdas. Het is een brede band van zwarte veertjes op de gele borst. De band loopt door tussen de poten en verbreedt daar. Het vrouwtje heeft een smalle stropdas. Het mannetje neemt soms een dreighouding aan, de verticale houding. Hij richt dan de snavel naar boven. Hierdoor worden de buik en de borst met de stropdas goed zichtbaar voor de tegenstander. Het komt heel imponerend over.


Witte buitenste staartpennen uniek
De kop en de hals van de koolmees zijn glanzend zwart en hij heeft witte wangen. De onderdelen zijn geel. De groene rug loopt naar boven uit op een wat lichtere vlek. De vleugels zijn grijsblauw met een witte streep en lichte zomen aan de kleine slagpennen. Van de grijze staart zijn de 2 buitenste staartpennen wit. Dat is uniek voor de mezen in Europa. De koolmees is met een lengte van 15 cm, van snavel tot staart, de grootste mezensoort in Nederland. In stedelijk gebied broeden ze vaak in de vele nestkasten die zijn opgehangen. Maar ook in de meest onverwachte holtes, zoals een afgebroken verkeerspaal of een luchtslang voor een boom, bouwen ze hun nest.


Overleven op beukennootjes
Met uitzondering van enkele boomloze gebieden komen koolmezen overal in Nederland voor. De grootste populaties verblijven op de bosrijke hoge zandgronden, in Zuid-Limburg, de binnenduinrand en in stedelijk gebied. In loofbossen komen meer koolmezen voor dan in naaldbossen. In laag Nederland zijn de stedelijke gebieden het meest in trek. Al heel lang is bekend dat koolmezen veel beukennootjes eten. De wisselende beschikbaarheid van dit voedsel is ook de oorzaak van jaarlijkse aantalsfluctuaties. Als er weinig beukennootjes zijn, overleven veel eerstejaars vogels de winter niet. De in Nederland broedende koolmezen (375.000-625.00 paren in de periode 2013-2015) zijn voornamelijk standvogels. Doortrekkers en overwinteraars (1.000.000-2.000.000) komen uit Oost-Europa. (bron: sovon.nl)




 Figuur 1.

Koolmees ontbreekt slechts tijdens 7 tellingen
Het eerste jaar van de tellingenreeks zijn er weinig koolmezen aangetroffen. Zie figuur 1. Binnen enkele jaren stijgen de aantallen echter snel. Daarna volgen dalingen en stijgingen elkaar op. Pas in het tweede decennium van deze eeuw zijn de aantallen waargenomen koolmezen redelijk stabiel met een lichte daling aan het einde van de reeks. In de top 10 van de meest waargenomen vogelsoorten in het Noorderbos staat de koolmees op de 6e plaats, gelijk aan het landelijke peil. Het totaal van alle tellingen van de tellingenreeks komt op 3.226 koolmezen. Tijdens 7 van de in totaal 360 uitgevoerde tellingen is er geen koolmees waargenomen, vooral in de eerste vijf teljaren in de zomer.

 

 Figuur 2.

Broedareaal verspreidt zich over het Noorderbos
Het gebrek aan natuurlijke nestholtes speelt ook voor de koolmees een belangrijke rol in de voorplanting. De eerste jaren zijn de vastgestelde territoria dan ook erg laag. Met het ouder worden van de bomen stijgen de aantallen vastgestelde territoria. Door het ontstaan van meer nestgelegenheden in de bomen - natuurlijke holtes - stijgen de broedparen geleidelijk met weinig schommelingen. Aan het einde van de reeks is een kleine, onverklaarbare terugval vastgesteld. Tot aan de laatste jaren van de tellingenreeks broedt de koolmees voornamelijk in de oude bossen en oude houtsingels. Het halfopen zuidwestelijk deel raakt na enkele jaren ook langzaam maar zeker bezet door de koolmees. De bezetting van het meer open noordelijke deel vindt pas plaats in de laatste vier jaren van de tellingenreeks.



Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl