vrijdag 19 april 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Gaai






Ad Kolen



Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 


 

 
Gaai - Garrulus glandarius

 

’Vlaamse gaai’ nu gaai
De gaai heeft een bont verenkleed met wit, zwart, blauw en bruin in verschillende nuances. De brede vleugels, de ronde kop en de soms opgerichte kruin zijn typerende voor deze vogelsoort. Ook de vlucht is kenmerkend. Aan de manier van vliegen is de gaai vaak al op enige afstand te herkennen. De gaai vliegt onregelmatig met korte series vleugelslagen, maar altijd in een rechte lijn zonder golven. Al twee decennia is de officiële naam ’gaai’, volgens ’De lijst van de Nederlandse vogels’ (Van de Berg en Bosman, 1999). Toch hebben veel mensen het nog steeds over de ’Vlaamse gaai’ als ze deze kleurrijke vogel bedoelen. Waarom stond er ‘Vlaamse’ voor de naam? De naam zou ontstaan zijn uit de woorden ’in het Vlaams gaai’. In België werd de vogel namelijk voor het eerst beschreven in het Franstalige Wallonië onder de naam ‘Gay’. Volgens andere bronnen wijst ‘Vlaamse’ op het roodbruine in het verenkleed van de gaai. Het zou ontleend zijn aan het Franse ‘flambant’, wat ‘vlammend’ betekent. De wetenschappelijke naam ‘Garrulus glandarius’ betekent ‘voortdurend krassende eikelzoeker’. In het najaar zie je de gaai steeds met eikels in de weer. Hij legt voorraden aan in de bodem voor slechtere tijden. Soms is er genoeg ander voedsel of worden ze niet teruggevonden. Er is dan ook vastgesteld dat mede door de verstopactiviteiten van gaaien nieuwe eikenbomen opkomen. Eigen waarnemingen in het Noorderbos bevestigen dat.


Variabele wintergast
In de vorige eeuw heeft de gaai zijn broedgebied in Nederland geleidelijk uitgebreid. Aan het einde van de eeuw blijkt dat ook veel open omgevingen op kleigebieden en in riviergebieden gekoloniseerd zijn. Ten gevolge van diverse aanplantingen en het volgroeien daarvan zijn gebieden voor het eerst bezet. De landelijke populatie is sinds 1990 min of meer stabiel. Verschuivingen door lokale af- en toenames blijven zich tot op heden voordoen. Voorheen geschikte gebieden lopen leeg en dichtheden in laag bezette gebieden nemen lokaal toe. In Midden-Brabant is de soort de laatste twee decennia duidelijk toegenomen. Mijn beeld, uit eigen waarnemingen, is dat ze steeds meer gezien worden. De toename is het hoogst in de laatste 10 jaren, waarbij het minder schuw worden een rol speelt. Ook kleine invasies uit onder meer Oost-Europa dragen bij aan de toename. In de periode 1973-1977 schatte men de populatie op ongeveer 40.000 broedparen. De laatste schattingen (2013-2015) komen uit op 45.000-65.000 broedparen. Dat er in de winter soms flinke aantallen gaaien uit oostelijke streken in Nederland verblijven, blijkt uit de variabele wintercijfers 150.000-250.000. (bron: sovon.nl)


Raadselachtige invasies
In sommige jaren verschijnen plots grote hoeveelheden vogels van een soort in ons land. De pestvogel, de notenkraker en ook de gaai behoren tot de bekende ’invasievogels’. Binnen de grenzen van de tellingenreeks zijn er landelijk twee grote invasies van gaaien vastgesteld: in 2004 en in 2010. In grote delen van Nederland zijn toen duizenden extra gaaien gezien. In jaren met veel eikels en beukennootjes in Oost-Europa (of nog verder oostelijk) worden veel jonge gaaien groot. Als daarop een slecht jaar met weinig eikels volgt, zwermen gaaien uit naar het zuidwesten op zoek naar voedsel. Dit wordt als vermoedelijke verklaring gezien, maar zeker weten doen we het niet, schrijft Sovon op 25 oktober 2010. Midden-Brabant en ook het Noorderbos zijn in deze twee jaren niet bereikt door de invasiegolven van gaaien.



 Figuur 1.

Laag begin
Het aantal per jaar waargenomen gaaien is aanvankelijk erg laag in het Noorderbos. Dat laat de grafiek in figuur 1 duidelijk zien. Hoewel de gaai in toenemende mate een minder verborgen leven leidt, laat hij zich toch niet zo vaak zien. In de beginperiode van de tellingenreeks was de gaai schuwer dan nu, 15 jaar later. De gaai wordt meestal opgemerkt door zijn rauwe kreten. Soms misleidt hij ons door miauwende klanken te laten horen, die sterk lijken op de roep van de buizerd. Nabootsingen van geluiden van havik, groene specht, grote bonte specht en andere kraaiachtigen zijn eerder gehoord uit de bek van de gaai.


De voornaamste oorzaak van de lage presentie in het begin is de openheid van het nog jonge bos. De beplanting groeit snel en ook de jaarlijks waargenomen aantallen gaaien. De middenperiode van de tellingenreeks verloopt redelijk stabiel. Daarna zet de stijgende lijn zich voort.

  

 Figuur 2.

Grillig verloop
Ook het aantal per jaar vastgestelde territoria stijgt, geeft de grafiek in figuur 2 aan. Het verloop is aanvankelijk laag en stabiel maar stijgt daarna in een grillig patroon. In de eerste zes teljaren zijn de territoria gevestigd in of aan de randen van de oude bosdelen en oude houtsingels. Later zijn ook in de delen met jongere beplantingen territoria gevestigd, maar wel steeds grenzend aan delen met oudere bomen. In 2014 zijn 5 territoria vastgesteld. Het overzicht daarvan laat een ruime verspreiding beeld over het telgebied zien.



 Figuur 3.
Groepsvorming
Het Noorderbos is voor de gaai vooral buiten het broedseizoen aantrekkelijk. Het aantal broedparen blijft laag (zie figuur 2). Het overzicht van de opgetelde aantallen waarnemingen per maand laat hetzelfde beeld zien (zie figuur 3). De totaalaantallen zijn in het broedseizoen laag. Ze stijgen aan het einde van het broedseizoen om in de trekperiode flink toe te nemen. In de opvolgende winterperiode zijn de aantallen hoog, maar lager dan in de herfst. Vooral in de tweede helft van de tellingenreeks worden in toenemende mate aantallen van meer dan 10 gaaien per telling aangetroffen, tijdens de trektijd en in mindere mate in de winter. Groepen van 6 tot 8 exemplaren zijn dan geen uitzondering. Het hoogste aantal van 13 gaaien is op 22 februari 2014 en op 11 december 2016 aangetroffen.

 

Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl