woensdag 3 april 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Matkop







Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 

 

 
Matkop - Poecile montanus
 
  

Typische nasale roep
De matkop is een kleine soort mees. De lengte is gelijk aan die van de pimpelmees (12 cm). Het vogeltje heeft een dikke nek die hem samen met de grotere kinvlek visueel onderscheidt van de op hem lijkende glanskop. De witte wangen doen hem bij slecht zicht wel wat op de koolmees lijken. Die is echter een stuk groter (15 cm). De kop van de matkop is matzwart. De bovendelen zijn bruingrijs met op de vleugels een uit het oog springende lichte vlek. Bij de glanskop ontbreekt deze vlek. De roep is het beste kenmerk: het zeurderige ‘zi-zi-peeh-peeh-peeh’ is laag en kinkt nasaal. Deze klanken zijn typerend voor de matkop en hierdoor wordt hij gewoonlijk opgemerkt. De zang, het meertonige melancholisch klinkende ‘tiuu-tiuu-tiuu’, is ook kenmerkend voor deze vogelsoort.

 
 
Standvogel
Voor 1900 zijn matkop en glanskop als één soort gezien. Het is voor veel vogelaars nog steeds moeilijk om beide soorten uit elkaar te houden. In grote delen van Europa overlappen de verspreidingsgebieden elkaar. De matkop geeft meer de voorkeur aan vochtige terreinen. De matkop maakt zijn nestholte zelf door hem uit te hakken in half vermolmd hout van liefst els, berk of wilg. De glanskop broedt het liefst in natuurlijke holtes in oude loofbossen. De matkop is een echte standvogel: hij blijft het gehele jaar in het broedgebied. Zwerfgedrag is zeldzaam en aanvulling van vogels vanuit andere landen in de winter is er niet. Het zwaartepunt van de verspreiding verschuift zich naar het noordoosten van Nederland. Dat komt overeen met de vaststelling dat deze soort zich terugtrekt uit Nederland door klimaatopwarming. Verdroging van bossen vormt een probleem voor de matkop. Ze trekken zich terug uit de droge naaldbossen in Brabant en weten zich plaatselijk alleen nog te handhaven in broekbossen bij waterlopen en vennen. De huidige (2013-2015) populatie matkoppen bestaat uit 10.000-15.000 broedparen. (bron: Sovon.nl.)
 
 

 Figuur 1.
 
 
Figuur 1 laat zien dat de matkop tijdens de gehele tellingenreeks aanwezig is in het Noorderbos. Geen hoge aantallen en soms maar 1 of 2 exemplaren in een heel jaar. De top in de aantallen komt niet hoger dan 11 exemplaren in 2008. Het totaal aantal waargenomen matkoppen gedurende alle tellingen is 78. De grafiek geeft geen gelijkmatige daling of stijging aan: de trend is onregelmatig. De matkop is wel steeds aanwezig en naar verwachting ook blijvend. Het gebied is niet ideaal, gezien het beperkte aantal waarnemingen, maar wel constant geschikt. Vaak is de matkop aan de randen of in buurt van oudere bossen aangetroffen. Met de vele vertakkingen van de Zandley en de oude sloten is ook steeds water in de buurt. Deze populatie matkoppen staat niet op zichzelf. Van het noordelijk, op enkele kilometers afstand gelegen uitgestrekte natte natuur gebied ’De Brand’ is bekend dat de matkop het daar goed doet. In de buurt van het Noorderbos is meer voor de matkop geschikte biotoop aanwezig. Hier is echter geen verder onderzoek naar gedaan.




Figuur 2.  



In één van de teljaren, in 2007, zijn 2 territoria vastgesteld. Zie figuur 2. Deze beide mogelijke broedgevallen zijn gevestigd op vaste waarnemingsplaatsen aan de rand van een oud gemengd bosperceel met water in de buurt. In 2009 is op een van deze plekken een vogel met nestmateriaal gezien, een serieuze kans dat er echt gebroed is.



Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl