dinsdag 9 april 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Pimpelmees



 
 


 
Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 

 


Pimpelmees - Cyanistes caeruleus



Vlinderachtige baltsvluchten
De pimpelmees is met een lengte van 12 cm een van de kleinere mezensoorten. Zijn behendigheid onderscheidt hem van de koolmees. De grotere en zwaardere koolmees is minder in staat acrobatische bewegingen uit te voeren. De pimpelmees foerageert vaak ondersteboven aan het einde van de dunste twijgen.


Aan de hemelsblauwe kleur van de kop heeft de vogel zijn naam te danken. Dit komt in verschillende talen naar voren: Blaumeise (D), blue tit (E) en mésange bleue (F). Het witte voorhoofd en de witte wangen zijn met zwart omzoomd. Ook de streep op de kin en de smalle streep op de gele borst zijn zwart. De bovenzijde is geelgroen met blauwe vleugels waarover dwars een witte lijn loopt. Het mannetje pimpelmees maakt met gespreide vleugels vlinderachtige baltsvluchten. Hij duikt daarbij vanaf een zitplaats om vervolgens omhoog naar de nestholte te vliegen. De zang van de pimpelmees bestaat voornamelijk uit trillers aangevuld met andere korte hoge geluidjes, alles vrij zacht. Het geluid is te omschrijven als vriendelijk, als een belletje of als een zilveren lachje. Een deel van het liedje bestaat uit dezelfde korte strofen, die lijken op de zang van de koolmees maar korter en zachter. Ook de alarmroepen van beide soorten komen deels overeen en zijn niet altijd van elkaar te onderscheiden.


Toename door meer en oudere bomen
Pimpelmezen broeden in geheel Europa, met uitzondering van het uiterste noorden. In Nederland broeden ze overal, behalve in geheel boomloze omgevingen. De Nederlands broedvogels overwinteren voornamelijk in eigen land. Doortrekkers en overwinteraars komen uit het Oosten tot uit Rusland. Pimpelmezen broeden bij voorkeur in oude loofbossen. Verder bereiken ze hoge dichtheden in bosrijke streken op de hoge gronden. De binnenduinranden en kleinschalig boerenland met veel loofbosjes en singels zijn eveneens geliefd. Ook in stedelijk gebied met veel groen zijn pimpelmezen talrijk. Door de uitbreiding en veroudering van de beplantingen (bomen) is de Nederlandse populatie pimpelmezen in de periode 1990-2015 met 50% gestegen. De laatste tien jaren daarvan is het bestand gestabiliseerd. De laatste verzamelde gegevens (2013-2015) geven 250.000-400.000 broedparen aan en in de winters bereikt het aantal 500.000-2.000.000 exemplaren. (bron: sovon.nl)

  




 Figuur 1.

Licht stijgende trend in het Noorderbos
Pimpelmezen zijn in alle jaren van de tellingenreeks aanwezig in het telgebied. In totaal gaat het om 1238 stuks. Tijdens 55 van de in totaal 360 uitgevoerde tellingen zijn ze niet gezien. Het meest ontbreken ze in het broedseizoen, in de maanden mei, juni en juli. Dan zijn de maandelijkse aantallen jaarlijks sowieso het laagst. De pieken liggen vooral gedurende de trektijd in september en oktober. Daarna dalen de aantallen om in februari weer te stijgen. Na een voorzichtig begin bij de start van de tellingenreeks stijgen de aantallen per jaar. Daarna volgt een redelijk stabiele periode met wat lagere aantallen in het midden van de tellingenreeks. De laatste teljaren is een licht stijgende trend vastgesteld. Zie figuur 1.








Figuur 2.

Concurrentie in nestholten
Het merendeel van de waargenomen pimpelmezen in het gebied zijn wintergasten of tijdelijke bezoekers tijdens de trekperiodes. Het aantal broedvogels is laag, zie figuur 2. De pimpelmees is een holenbroeder en moet het in het Noorderbos van natuurlijke nestholten hebben. Daarin is hevige concurrentie met de veel talrijkere en dominante koolmees. Ook de boomklever, kuifmees, zwarte mees en matkop broeden in holtes in bomen. Ondanks het ouder worden van de bomen, waardoor het aantal natuurlijke nestholten toeneemt, is het aantal vastgestelde territoria van pimpelmezen maar heel licht gestegen. De concurrentie met andere holenbroeders wordt als oorzaak gezien. Tot en met 2014 zijn alle van pimpelmezen vastgestelde territoria gevestigd in of aan de randen van oudere bossen. Vanaf 2015 zijn enkele territoria in de jongere aanplanten vastgesteld.

 

Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl