maandag 26 juli 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Kokmeeuw



   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen


Kokmeeuw in zomerkleed.


Kokmeeuw 
Chroicocephalus ridibundus


Lachende meeuw

In de winter heeft de kokmeeuw een witte kop met alleen wat donkere vlekken aan de zijkant. Al vroeg in het voorjaar neemt de vogel het broedkleed aan en krijgt een donkere kop. Door het scherpe contrast met de spierwitte nek valt dit kenmerk op. Die donkerbruine hoofdbedekking loopt als een kap van onder de snavel schuin omhoog naar achteren; vandaar de vroeger meer gebruikte naam ‘kapmeeuw'. Tijdens de zomer zijn de rode poten donkerder en is de snavel bijna zwart. Het woord ‘kok’ in de naam is een onomatopee. Het verwijst naar het geluid dat de kokmeeuw maakt: het kokkeren of kakelen. Vaak maakt hij in de lucht ook spottende, lachende geluiden en wordt daarom ook wel ’lachmeeuw’ genoemd. In het Duits heet de vogel dan ook ‘Lachmöwe’. Ook de Fransen hebben het over een lacher: mouette rieuse. Het tweede deel van de wetenschappelijke naam, ridibundus, staat ook voor ‘lachende’ meeuw. Op grond van nieuwe onderzoeksgegevens werden in 2005 de geslachten van meeuwen verder opgedeeld. ‘Kokmeeuw’ veranderde van Larus ridibundus naar Chroicocephalus ridibundus. De kokmeeuw lacht dus nog steeds!


Trekgedrag

Bij vogeltrek denk je niet direct aan meeuwen. Maar de Nederlandse kokmeeuwen verplaatsen zich naar een gunstigere omgeving om de winter door te brengen. Onze broedvogels trekken in de winter voornamelijk naar België, Frankrijk, Spanje en Groot-Brittannië. In de winter verblijven hier hoofdzakelijk kokmeeuwen uit de Oostzeelanden. Deze gaan in de lente terug naar hun broedgebieden. Kokmeeuwen zijn in de vorige eeuw van ’zeemeeuwen’ tot 'landmeeuwen’ geworden en zijn zeer talrijk in aantal. In de jaren tachtig van de 20e eeuw lag de piek op 225.000 broedparen. Bemeste graslanden en een groot voedselaanbod door de groeiende landbouwactiviteiten en niet afgedekte stortplaatsen waren als gedekte tafels voor verschillende soorten meeuwen. Later optredend voedselgebrek deed het tij echter weer keren. Het afdekken van stortplaatsen, nog intensiever grondgebruik, verdroging en verdergaande vermesting pakten ongunstig uit. Veel broedkolonies in het binnenland, vooral ook in Noord-Brabant, verdwenen. De aantallen zijn ondertussen gehalveerd. In het Waddengebied vergaat het de soort beter en ook langs de kust zijn er diverse broedkolonies. De huidige (gegevens 2013-2015) broedpopulatie kokmeeuwen bestaat uit 102.000-106.000 paren. In de winter liggen de aantallen op 380.000-420.000 exemplaren. (bron: sovon.nl)



Kokmeeuw in winterkleed op het ijs.


Vooral wintergast in de Dongevallei

Kokmeeuwen broeden in kolonies maar doen dat in deze tijd nauwelijks nog in Noord-Brabant, en ook niet in de Dongevallei. Gedurende het broedseizoen worden er In Tilburg en omgeving slechts een beperkt aantal kokmeeuwen gezien. De grafiek in figuur 61 laat de schaarse waarnemingen in maart, april en mei in de Dongevallei zien. Juli en augustus blijven ook laag bevolkt. Pas aan het einde van de zomer, vanaf september, nemen de waarnemingen toe. De piek ligt in de winter. Vanaf november tot en met februari verblijven er flinke aantallen. De kokmeeuw is vooral een wintergast in de Dongevallei.




     Figuur 61: alle waarnemingen van kokmeeuwen per maand met het totaal boven de kolom.


Onregelmatig aanwezig met een dalende trend

Sterke schommelingen van de aantallen overheersen de gehele tellingenreeks. Zie figuur 62. Een extreem hoog aantal zien we in 2005 waarna de aantallen met een derde en later nog meer kelderen. De kokmeeuw op zoek naar voedsel wordt in klein aantal (10-20) in de Dongevallei aangetroffen. Het merendeel wordt rustend op het water of langs een open oeverrand gezien. Deze groepen variëren van enkele tientallen tot meer dan honderd (308 in feb 2005 / 138 in nov 2005 / 140 in okt 2007 & 242 in dec 2013). Veel kokmeeuwen zwerven boven de stad en het buitengebied tot aan de rivieren voorbij Waalwijk.

De wisselende aantallen die per jaar in de Dongevallei gezien worden, wijzen op toevallige aanwezigheid. Het zijn meestal vogels die de Reeshof en omgeving afstruinen naar iets eetbaars en even rusten in de Dongevallei. Of ze onderbreken hun tocht naar andere voedselgebieden in de buurt. Een bekende slaapplaats van meerdere soorten meeuwen, met vooral veel kokmeeuwen, is al tientallen jaren op het industrieterrein Loven in het oosten van Tilburg gevestigd. Daar overnachten dagelijks duizenden meeuwen. Ook in de omgeving van Waalwijk zijn slaapplaatsen bekend.


      Figuur 62: alle waarnemingen (12.365) van kokmeeuwen per jaar met het totaal boven de kolom.





Reacties naar adkolen@kpnmail.nl