maandag 11 oktober 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Grasmus



   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen



Grasmus
Sylvia communis - broedvogel

’Krasmus’

De wetenschappelijke naam van de grasmus (Sylvia communis) staat voor ’algemene bosvogel’. De Nederlandse naam wijst naar een deel van zijn biotoop: grassen en kruidachtige planten. ‘Mus’ wordt voor diverse vogelsoorten gebruikt die een beetje lijken op een lid uit het geslacht mussen (Passer). Maar de grasmus is er in het geheel niet aan verwant. Hij heeft een bruine bovenzijde die contrasteert met de roestbruine vleugels met zwarte lijnen. Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een witte keel. Het mannetje onderscheidt zich door de grijze kop met witte oogring. Beide hebben vrij stevige geelbruine poten en ook een stevige snavel met een lichte basis. Een ezelsbruggetje om de karakteristieke snelle krassende zang van de grasmus met zijn hese rauwe klanken te onthouden is de fantasienaam ’krasmus’. De lengte van de grasmus (van staart tot snavel) is 13-15 cm, nagenoeg gelijk aan de lengte van de zwartkop.


Forse toename van grasmussen

De grasmus is een actieve vogel die op wisselende plaatsen zijn liedje laat horen. Meestal vanuit een struik voert hij zijn parachute-achtige baltsvluchten uit. Het is een zomervogel, die van april tot september in Nederland verblijft. Hij overwintert in het westelijke deel van de Sahel. De grasmus broedt zowel in natuurterreinen als in het boerenlandschap, als er maar ruigtes en liefst ook struiken aanwezig zijn. De grasmussenpopulatie – kwetsbaar als trekvogels zijn - stortte eind jaren zestig in na grote droogte in het overwinteringsgebied. In de periode 1984-2015 is de stand verviervoudigd en is nu (2013-2015) 120.00-200.000 broedparen. (bron: sovon.nl)




Figuur 111: alle waarnemingen (81) van grasmussen per jaar met het totaal boven de kolom.


Grasmus keert eerder terug

De eerder beschreven zomervogels - bosrietzanger, kleine karekiet en ook de spotvogel – verschijnen over het algemeen pas in mei in de Dongevallei. De grasmus komt gewoonlijk wat eerder terug. Half april arriveren al meerdere grasmussen, maar de meeste worden toch in mei en juni gehoord. Hoewel de grasmus wat meer zichtbaar is door zijn baltsgedrag, zijn de meeste waarnemingen ook bij deze soort op de zang gebaseerd. In juli en augustus zijn beide ouders druk met het grootbrengen van hun jongen en wordt er veel minder gezongen. In augustus is het stil, wat niet altijd wil zeggen dat de grasmus al helemaal verdwenen is. Hun bekende roep hoor je dan nog wel eens.






Figuur 112: alle vastgestelde territoria (34) van grasmussen per jaar met het totaal boven de kolom.


Afname door veranderingen in de Dongevallei

De staat van instandhouding (populatie, verspreiding, leefgebied, en toekomst) van de grasmus in Nederland wordt als gunstig omschreven. Dat de lokale situatie in de Dongevallei er toch anders uitziet, maakt de grafiek in figuur 111 zichtbaar. In het aanvankelijk open gebied met hier en daar wat struiken en jonge bomen doet de grasmus het erg goed. Hoge aantallen waarnemingen gaan gelijk op met hoge aantallen vastgestelde territoria. Zie figuur 112.


Hoewel de begroeiingen van aanzienlijke delen van de Dongevallei jaarlijks worden geklepeld, zijn veel bomen blijven staan. Plaatselijk kunnen die doorgroeien tot flinke hoogten. Bij het huidige beheer zal de grasmus waarschijnlijk niet verdwijnen, maar ook geen hogere aantallen kunnen bereiken. Het verschil tussen hoge en lage begroeiingen loopt steeds verder uiteen. Er zijn nauwelijks nog enkele meters hoge struiken of bomen waar de soort de voorkeur aan geeft. Daarbij is de openheid rondom de Dongevallei nagenoeg geheel verdwenen. De laatste jaren komt de bebouwing tot op heel korte afstand. De staat van instandhouding van de grasmus en andere struweelvogels in de Dongevallei is in de huidige situatie niet gunstig.



In het huidige beheer is er ruimte voor opgaande bomen, minder voor lage begroeiingen (struiken), zoals bovenstaande foto laat zien. Vogels als zwartkop en tjiftjaf profiteren daarvan. Voor struweelvogels, zoals grasmus en tuinfluiter, is het een medeoorzaak van de afname in de Dongevallei. Een tussenvorm in de beheersmaatregelen is voor meerdere vogelsoorten een gunstigere oplossing.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl